Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wonderlijke lotgevallen van Jan zonder Vrees (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wonderlijke lotgevallen van Jan zonder Vrees
Afbeelding van De wonderlijke lotgevallen van Jan zonder VreesToon afbeelding van titelpagina van De wonderlijke lotgevallen van Jan zonder Vrees

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.43 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Illustrator

Emiel Walravens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wonderlijke lotgevallen van Jan zonder Vrees

(1910)–Constant de Kinder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 51]
[p. 51]

[V]



illustratie

Nog vóór den middag bereikten onze twee reisgenooten, Grembergen, een dorp, zoo dicht bij Dendermonde gelegen, dat men vandaar heel wel de torens dier stad kon bemerken.

Beide knapen hadden geweldigen dorst, want zij hadden flink doorgestapt en het weder was zeer warm. Zij traden er de herberg ‘De bonte Os’ binnen. In de ruime gelagkamer zaten er verscheidene klanten, allen in druk gesprek, en voortdurend kwamen er nog meerdere bezoekers.

Jan en Dokus namen plaats in eenen hoek en bestelden drank. De waard, door de andere gasten meester Johan Bylants geheeten, zette hun elk een pot schuimend bier voor. 't Was een groot en dik man met overvloedig kroezelhaar, bolle, blozende wangen, vroolijken oogopslag, en daarbij praatziek, zooals de meeste waards. Na de knapen onderzoekend aangekeken te hebben, vroeg hij:

- Zijt gij van deze streek, jongens?

- Neen, hospes!

- Vanwaar zijt gij?

- Ik ben van Antwerpen, zei Jan, en mijn vriend is niet van Antwerpen. Waarom vraagt gij dat?

- Och, indien ik het u niet vroeg zou mijn vrouw het doen, want die is heel nieuwsgierig, ziet ge! Grooter vraagal bestaat er niet!

- En is uwe nieuwsgierige vrouw nu voldaan?

- Zeker, zeker, lachte meester Bylants. Alleenlijk zou zij u nog vragen wat gij hier komt doen?

- Uwe vrouw is veel te nieuwsgierig, antwoordde Jan, die vermaak

[pagina 52]
[p. 52]

in het gesnap van den waard vond, en om haar daarvoor te straffen zal ik het stillekens in uw oor zeggen! Kom!

Dit zeggende greep hij den man bij den arm, trok hem halverlijve over de tafel en fluisterde hem geheimzinnig toe:

- Ik weet het niet!

De waard spartelde terug af de tafel, keek Jan eenige oogenblikken verbaasd aan, en bromde:

- Dat zijn geen handen! Dat zijn echte nijptangen!

- Heb ik u bezeerd, hospes?

- Zoo'n beetje! Morgen is 't een blauwe plek!

- 't Spijt me zeer! Het was geenszins mijn inzicht!

- Ge zegt dus dat ge het niet weet, jongeling! Dan kan het ook niet voor het gerechtelijk tweegevecht zijn, hetwelk straks hier zal plaats hebben?

- Een gerechtelijk tweegevecht? Ik heb daarover al wel hooren vertellen, doch heb er nooit een bijgewoond.

- 't Is eene zeer treurige historie, zuchtte de waard.

- Treurig! Hoedat?

- Welzeker! Verbeeld u dat Raffel, de kleinzoon van vrouw Vanhulst, moet vechten tegen Balt Korte-nek......

- Wie is dat?

- Een ruiter van den baron.

- En waarom moeten die twee vechten?

- Dat ga ik u zeggen. Verleden week kwamen Raffel en zijne zuster Lena 's avonds van Dendermonde. Onderweg werden zij door dronken wapenknechten aangerand en deerlijk mishandeld. Lena ligt te bed en valt van de eene koorts in de andere. Raffel is zich bij den baron gaan beklagen en heeft stellig verklaard, dat Balt de voornaamste aanrander was. De baron, die op dat punt geen gekscheren verstaat, deed aanstonds Balt ontbieden. Deze loochende natuurlijk het feit en vroeg het gerechtelijk tweegevecht.

- Dus gaan ze er eens voor vechten!

- Ja! Maar Balt is een groote, sterke kerel, en Raffel een tengere, zwakke jongen. Raffel wordt stellig en vast doodgeslagen!

- Dat is geen prettig vooruitzicht voor hem!

- Natuurlijk! Maar 't kan ook niet anders. Balt mag vechten, geheel

[pagina 53]
[p. 53]

geharnast en gewapend met zwaard en bijl, zijn tegenstander mag enkel een stok hebben, daar hij een eenvoudig laat is!

- En zijt gij zeker dat Raffel gelijk heeft?

- Onder ons gezegd en gezwegen, fluisterde de waard, ja! Raffel is een brave jongen! Niemand mag zeggen hem ooit op eene leugen betrapt te hebben! 't Is treurig, treurig! Sterft hij, dan zullen zijne arme zuster en zijne oude grootmoeder ook niet lang meer leven!

- Heeft hij eene grootmoeder? riep Jan. Eene grootmoeder,... een Grootje!......

- Ja!

- Wel hospes, indien de zaken staan, lijk gij zegt, dan is dat gerechtelijk tweegevecht een afschuwelijk, dom ding, daar het slechts bewijst wie de sterkste is van beiden, in plaats van de schuld of de onschuld van den aangeklaagde te doen uitschijnen! En met de vuist op de tafel slaande ging hij met luider stem voort: Gij zegt dus dat Raffel een zwakke jongen is en Balt daarentegen een groote sterke kerel; dat de eerste met een stok moet vechten en de andere, door zijn helm en zijn harnas beschut, het zwaard en de strijdbijl mag gebruiken......

- Om Gods wille, spreekt stiller, knaap, want ginder zitten twee vrienden van Balt te luisteren!

Deze aanmaning had geenszins het uitwerksel dat de hospes er van verwachtte, want Jan rees op, sloeg andermaal met de vuist op de tafel en riep:

- Ik zeg dat dit gerechtelijk tweegevecht tusschen Raffel en Balt eene deugnieterij is, even hatelijk als wraakroepend!

- Die knaap is gek, morde meester Bylants verbleekend. Hadde ik het op voorhand geweten, ik zou hem niet aangesproken hebben!

Dit zeggend ging hij zich terug achter de toonbank plaatsen om iedereen goed te doen zien, dat hij met Jan's drieste woorden niet instemde. Deze deed alsof hij dit niet bemerkte en ging voort, nog luider sprekend:

- Ik zou in Raffels' plaats willen zijn!

De twee vrienden van Balt hadden hunne plaats verlaten en naderden den hoek waar Jan en Dokus zich bevonden.

- Knaap, sprak de eene spottend, zijt gij in het hoofd geraakt?

- Neen, man, en gij?

[pagina 54]
[p. 54]

- Ik ook niet, maar ik zeg dat men stapelgek moet zijn om zulke onvoorzichtige dingen uit te kramen!

- Ben ik onvoorzichtig geweest?

- Ja. En daarom gebied ik u dadelijk uwe beleedigende woorden te herroepen en vervolgens uwe biezen te pakken of......

- Of?

- Voor den duivel! Zoo gij niet oogenblikkelijk gehoorzaamt, grijp ik u bij de ooren, draag u buiten en ransel u daar met het plat van mijn degen......

- Doe het, jongeling! riepen verscheidene der aanwezige boeren door medelijden gedreven. Herroep uwe woorden!

- Menschen, ik heet Jan en ben de kleinzoon van Moeder Neeltje uit het Krabbenstraatje te Antwerpen! Ik groet u allen zeer en houd er aan u te verzekeren, dat ik nooit gek geweest ben, dat ik altijd heel wel weet wat ik doe of zeg! Gehoor gevende aan de bedreiging van dezen dapperen krijgsman en aan uwen goedhartigen raad, verklaar ik dus dat ik met het grootste plezier, in de plaats van Raffel Vanhulst, wiens zaak ik als rechtvaardig aanzie, in het strijdperk wil treden en met den stok kampen tegen den genaamden Balt, soldenier in dienst van den Heer van Grembergen! Is dit duidelijk genoeg, of moet ik er nog bijvoegen, dat ik Balt voor een laffen rekel houd, zoo hij niet aanneemt?

De aanwezige boeren staarden den koenen spreker vol ontzetting aan. De twee soldeniers sloegen de hand aan het zwaard om hem te lijve te gaan, toen zij eensklaps ter zijde gedrongen werden door een reusachtigen kerel, die zich vóór Jan kwam plaatsen.

- Ja, knaap, het is duidelijk genoeg, riep hij met grove stem, en ik, Balt, neem den kamp met u aan. Ge ziet er een beetje sterker uit dan die lummel van een Raffel, die zich als een lam zou laten kelen! Ik zal u eerst met het plat van mijn degen op de billen geven, alvorens u van het scherp te laten proeven!

Jan borst in eene luiden lach los.

- Hebt gij het gehoord, Dokus? riep hij. Die kerels kunnen allen bluffen, bluffen! Dat is nu al de tweede, die mij eene dracht slagen op de billen belooft! Welnu, heeren, ik zal dat goed onthouden!

En de soldeniers ditmaal met vlammenden blik in de oogen kijkend, herhaalde, hij met nadruk:

[pagina 55]
[p. 55]

- Ik zal het goed onthouden!

Hij ging terug op de bank zitten, nam een flinke teug, plaatste zijn beide ellebogen op de tafel, leunde met de kin op de handen en bleef Balt en zijne makkers spottend aankijken. Na eene poos hernam hij:

- Zoodus, ik vecht met u in de plaats van Raffel?

- Ja!

- Zijne zaak wordt dus als rechtvaardig beschouwd als ik u doodsla?

- Ja! Als gij mij... Hahaha!



illustratie
Pejs, Balt, Peis.


- En is het dan de gewoonte niet dat de overwonnene aan den scherprechter overgeleverd wordt?

- Ja zeker! en de overwinnaar wordt zijn erfgenaam... Hahaha!

- Dan is de zaak volkomen in orde, heerschap.

- Een wapenadvokaat zonder baard! 't Is om zich kreupel te lachen, spotte Balt.

- Een melkmuil, een platbeurs, een landlooper, niet goed genoeg om stalveger te spelen...Godesbloed! Wat zullen wij straks pret hebben! riep een der soldeniers.

- Dat meen ik ook, zei Jan droogjes.

[pagina 56]
[p. 56]

- Ik zal op het lemmer van mijn zwaard een kruis krassen, grijnsde Balt, om aan te toonen tot waar het door uwe ribbenkast zal gaan!

- Zoudt ge het niet liever op uwe tong krassen, want ik geloof, dat ge die beter weet te gebruiken dan uw zwaard......

- Vervloekte melkmuil, ik weet niet wat me weerhoudt......

- Ik weet het ook niet, Balt de snoever!

Deze woorden, doodbedaard uitgesproken, deden de woede van den soldaat ten top stijgen. Hij deed een stap vooruit en rukte zijne dagge uit de scheede. Nu kwamen echter eenige boeren tusschenbeide en riepen:

- Peis, Balt, peis! Gij hebt het recht niet dien jongeling te lijve te gaan, daar gij hem als wapenadvokaat van Raffel erkend hebt!

- Gij hebt gelijk, bromde de soldenier en stiet wrevelig zijn wapen terug in de scheede. Een blik vol haat op zijn tegenstander werpende, siste hij:

- Tot straks, melkmuil!

- Tot straks, snoever!

Toen Balt en zijne makkers de herberg verlaten hadden, verdrongen de aanwezigen zich om Jan. Op aller gelaat stond bewondering en medelijden te lezen.

- Nog zóó jong en reeds levensmoede, mompelde er een.

Jan had die woorden gehoord en begon te lachen.

- Jong ben ik, beste man, dat kan ik niet loochenen; maar levensmoede, neen, hoor! Bij de muts van mijn Grootje, ik hoop nog lang te leven!

- Daar legt gij het niet op aan, zei de boer. Balt is een woeste kerel, door iedereen om zijne kracht gevreesd! Geen enkel der krijgslieden van den baron hanteert de wapens zooals hij! Wat de partij nog ongelijker maakt, is dat gij slechts recht hebt op een stok.

- Ik vind dat heel voldoende, man

- Mag ik u een goeden raad geven? vroeg een ander.

- Zeker! ik luister altijd naar goeden raad.

- Welnu, verlaat aanstonds het dorp......

- Man, uw raad is slecht, doorslecht! Ik slik hem niet! De boer hief de armen op en liet ze daarna met een smak neervallen, om te beduiden dat hij afzag van alle verdere pogingen om den stijfkop te overtuigen.

- 't Is boter aan de galg gesmeerd, bromde hij.

[pagina 57]
[p. 57]

- Beste man, vroeg Jan hem, kent ge mij?

- Neen, knaap, ik zag u nooit voordezen!

- Welnu, te Antwerpen, vanwaar ik kom, noemt men mij Jan zonder Vrees. Zoo gij ooit te Antwerpen komt, begeef u dan naar het Schipperskwartier en vraag daar aan den eersten den besten of Jan, de kleinzoon van Moeder Neeltje uit het Krabbenstraatje, dien naam waardig is. Ge hoeft dus niet langer aan te dringen, beste menschen! Het ware veel verstandiger mij een handje te helpen.

- Hoe zoo?

- Wel, ik heb immers recht op een stok? Daar ik een vreemdeling ben, weet ik niet waar ik mij een flinken knuppel kan aanschaffen. Wie uwer kan er mij eenen bezorgen?

- Ik! Ik! klonken verscheidene stemmen.

Nu mengde de waard zich in 't gesprek en ried aan in 't naburig bosch een esschentak te snijden, omdat dit hout, vooral als 't nog groen is, niet gemakkelijk breekt.

- Hij mag echter, volgens de wet, slechts vier voet lang zijn, vervolgde hij. Die lengte is voldoende en laat alle vlugge bewegingen toe. Neemt men hem nochtans te dik, dan verliest men dit voordeel weer.

Jan knipoogde eens tegen zijn gezel en vond het dan ook voldoende, dat de stok niet dikker moest zijn dan zijn pols.

- Niet dikker dan uw pols, knaap? Vraag liever een bakkershout!

- Doet er uwe goesting mede, brave menschen, doch ik zeg u, zoo ik hem te licht vind, dat ik een bakkershout of een tafelpoot eisch. Nu, wat anders! Wie uwer brengt mij bij Raffel? Ik wil hem gaan bezoeken, kennis maken met hem, zijne zuster en zijn grootje, en die brave lieden troosten. Het spijt me zeer dat ik geen arts ben, anders zou ik beproeven zijne zuster te genezen!

Hierop stond hij recht en haalde een zijner zilverstukken te voorschijn om het gelag te betalen. De hospes weigerde het aan te nemen en sprak:

- Ik wil geen geld van iemand, die zoo goedsmoeds zijn leven komt wagen om dat van een onzer dorpsgenooten te redden. Zoo gij als overwinnaar uit het strijdperk treedt, moogt ge mijn ganschen kelder komen leegdrinken.

[pagina 58]
[p. 58]

- Dat zou mij veel meer tijd vragen dan ik noodig heb om dien Balt te straffen, lachte Jan.

Na die woorden verliet hij met zijn makker de herberg, vergezeld van een viertal dorpelingen, die hem den weg wezen naar de woning van zijnen beschermeling.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken