Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Post van den Helicon (1788)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Post van den Helicon
Afbeelding van De Post van den HeliconToon afbeelding van titelpagina van De Post van den Helicon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.82 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

kritiek(en)
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Post van den Helicon

(1788)–Johannes Kinker–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina III]
[p. III]

Eerste deel

Korte inhoud der Nommers uitmakende het eerste deel van den Post van den Helicon.



illustratie

No. I.

Geene Apologie; maar het voornemen van den Schrijver. Zijn qualiteit. Kleine schets van den Hollandschen Helicon. Oproer veroorzaakt op den Helicon door het zingen der Romancen Colma en Alryk en Aspasia. Iets over de Constantia de St. Denis zich een Treurspel noemende. Van pag. 1 tot 8.

 

No. II.

Brief aan Feithophilus, en het antwoord op dezelve. De schim van Bellamy ontrust. Een impost tot goedmaking der kosten voor een Tombe zijne schim toe te heiligen. Plan voor de Rijmelaarshoek, 't een en 't ander slechts ontworpen en niets meer. Van pag. 9 tot 16.

 

No. III.

Verscheiden wegen naar den Zangberg leidende. Visitekaartjen van Apollo aan 't Genootschap Door natuur en kunst. De Bibliotheekschrijvers hebben dat Genootschap met eene Recensie in hun Maandwerk vereerd. Voorloopige aanmerking welke ik zelve maak, insgelijks aan 't voorn. Genootschap vereerd. Vereuil spreek ik op eene vriendelijke wijze aan. Ook heb ik goedgevonden hem de naam van een goed acteur te geven, schoon veelen het kwaad zullen vinden, die niet weeten, dat men met veele fouten groot, en zonder dezelve zeer klein, wezen kan. Een Eereprijs beloofd aan dien, welke de beste allerlei geluid nabaauwende Romance vervaardigt - in 't 5de Nommer te vinden. Van pag. 17 tot 24.

 

No. IV.

't Gemis van de Zangster van J. Nomsz. Een oog in zijn Vaderlandsche Brieven geslagen, die gantsch geen gebrek aan Prosa en stroefheid hebben. Men

[pagina IV]
[p. IV]

mist ook echter niet gaarne een Zangster, zelfs die van De Witte niet; welke misschien in den Duivelshoek lang geen kwaad figuur zou maaken. Orosman de Kleine en De Eigenbaat Parodie zijn hun' oorsprong aan dien hoek verschuldigd. Over de Metamorphosis van de Alryk en Aspasia, iets. 't Genootschap ten Zinspreuk voerende: met een verdronken kalf is goed sollen, wordt dien aangaande verdacht gehouden. Brief van het gemelde Genootschap aan den Schrijver. Zijn antwoord hier op. Negentien Zangers onder geleide van de Zangster van den Heer Pypers maken hun compliment âan Apollo, en bieden hem den Gedenkzuil aan, opgericht bij gelegenheid der Omwenteling. De hier op volgende Zamenspraak. Van pag. 25 tot 32.

 

No. V.

Vervolg der Zamenspraak van 't vorige Nommer. De Romance welke de Eereprijs verdiend heeft: als zijnde de best geluid nabaauwende. Drie zijn er ingekomen; doch slechts deeze eene geplaatst. Indien er een goede Intekening kan geschieden, zullen de twee anderen ook het licht zien. Verbod tegen het navolgen der bovengenoemde Romance. Amnestie voor de geen' welke er zich reeds aan schuldig gemaakt hebben. Octrooy aan den maker verleend om zulke alleen te mogen maken. Weinigen weten wat origineel of copie is. Brief van een Zangster op den Heiligen weg aan Apollo. Het antwoord. De Zangster van den Heer Kasteleyn op het Springpleintjen. Van pag. 33 tot 40.

 

No. VI.

IJsselijke toestand van den Sentimenteelen weg. De Prosaïsmiten doen de Zangster van dezen weg onrecht - willen hen verdelgen. Prosa is geen tegengift tegen de sentimenteele dolheid; maar is doodelijk; blijkende uit het voorgevallene met de werken -De Weegschaal van 't waare en schijnvermaak en de Vriendschap. Mijne gedachten over dit alles. Melpomene ijlt in een heete koorts, uit onvergenoegtheid ontstaan. Billietjen van Thalia. Adriani morientis ad animam suam epigramma op eene geheel vreemde wijze in 't Hollandsch naargevolgd. Van pag. 41 tot 48.

 

[pagina V]
[p. V]

No. VII.

Brief van Philo-musa aan haar' Heer en Meester. Melpomene weder aan 't béteren. 't Voorgevallene in 't IJsselijk Achterom. De Elius, Romance in de Vergadering der Zanggodinnen voorgelezen. Van pag. 49 tot 56.

 

No. VIII.

Erato praesideert in de Vergadering. Propositien gedaan omtrent den Sentimenteelen weg. Bij die gelegenheid komt Fanny te voorschijn. Bericht dienende tot Opheldering van den Elius, Romance Calliope zegt dat de stof een Heldendicht vereischt hadt en geen Romance. Van pag. 57 tot 64.

 

No. IX.

Waarschouwinge ge-affigeerd in De Translateurstuin. Tweede Brief van Philo-musa. Vervolg van 't verhandelde over Fanny en den Elius in de Vergadering. De Minnenijd in Wanhoop, een recitatief. Brief van den Franschen Apollo aan den Nederduitschen. Antwoord van den laatstgenoemden. Van pag. 65 tot 72.

 

No. X.

Iets aangaande den aanleg der Nederduitsche Helicon. Een stranding in de Noordzee. Poëtische Botanisten. Ik begin den aart der Nederduitsche Musen te beschrijven; doch dit bekomt mij kwalijk, gelijk in 't II de No. blijkt. Van pag. 73 tot 80.

 

No. XI.

Het kwalijk bekomen van 't voorgaande. Ik trek het mij zo aan dat ik de spleen krijg. Een Brief van het Genootschap Met een verdronken kalf is goed sollen. Aanspraak aan mijn paard, dat hierop de geelzucht krijgt; en houd dus al zijn gal bij zich. Ik word bang voor een Dormeuse. Apollo valt van den Pegasus, bezeert zich: de Maan geeft haar' broeder een visite. De Zangster van Mr. Rhynvis Feith spreekt de Maan aan. De Maan word nijdig. Brief van den Schrijver van de Edelmoedige, of de waare Voorstander van het Vaderland. Antwoord op dezelve. Ik wil iemand een inpertinentie zeggen. Justus Scherserowits zegt het echte sal atticum uitgevonden hebben. Zeven Prijsvraagen ter beantwoording

[pagina VI]
[p. VI]

door een gezelschap van Zang- en Dichtkundigen opgegeven. Van pag. 81 tot 88.

 

No. XII.

Ik ben beter. Ik wil betaald worden. Bij die gelegenheid neem ik de vrijheid zommige lieden voor zotten uit te schelden. Ik laat bedanken voor 't vragen. Twee schriftelijke rapporten van drie Zanggodinnen. Ten gevalle van Vereuil hebben Calliope en Erato het laatste rapport met haar bloed ondertekend. De Heer Grendel en Boddaert geven Gedichten uit. Van pag. 89 tot 96.

 

No. XIII.

De taal in den toekomenden tijd. Een Ode aan een' heeten Zomerdag, welke in 't jaar 2000 zal gemaakt worden. Een gezicht van Thalia - De eerste April van 't jaar 2188 komt te voorschijn. De Kameniers van Thalia met namen, Epuurde Burleskie, Tweeslag en Doorloop - vertoonen zich. - In 't verschiet Arlequin vernieuwd. Een staaltjen van een doorloop. Derde Brief van Philo-musa, bevattende Tijdingen uit den Sentimenteelen weg. Publicatie tegen het gebruik van, bij plechtigheid gewoone, spreekwijzen. Van pag. 97 tot 104.

 

No. XIV.

Welmeenende Brief van N.N. Ik ontfang veele Brieven. Iets over de Brief van Z. Een Zangster in 't Westen wandelende ontmoet Erato, en maakt een Erotieke Alleenspraak, genaamd - Julia. Een lesjen voor soortgelijke Zangsters. Brief aan mijn' Boek-verkooper. Brief van J. Kinker over de Recensenten. Mijn antwoord hierop. Van pag. 105 tot 112.

 

No. XV.

Het spookt op 't Swanenburger Eiland. De schim van Swanenburg spreekt een Klinkdicht uit, over de inwooners van het Gehucht non sens. 't Geen er verder voervalt. Brief van den Heer W. Bilderdyk. Mijn antwoord. Elize van den Heer Gaignan de l'Ami; 't wil weinig zeggen. Van 113 tot 120.

 

[pagina VII]
[p. VII]

No. XVI.

Gedichten van Proffessor Nieuwland. Swanenburg wordt woedend. Morssige lieden in den Duivelshoek. Een verlooren Boek van Ovidius, namelijk liber in malos poëtas weder gevonden. Van tijd tot tijd zal men er den lezer wat van mededeelen. Hoofdige lieden welke staande houden, dat zij het tweeënveertigste Raadsel van Passius geraden hebben. Van pag. 121 tot 128.

 

No. XVII.

Vervolg van het voorgevallene met de schim van Swanenburg. Zamenspraak tusschen deeze en de schim van Boileau. Zij komen weinig met elkanderen over een. Boileau maakt ex tempore een Epigramma op Swanenburg. De Dichtkunst daalt neder, geeft Swanenburg eenigen tijd Vacantie, en zend Boileau naar 't Oratorie Kasteel. Deeze brengt bij de Prosaïsmiten veel te weeg. Prosaïsmiten zijn geen Antisentimentalisten. Ik ben Politiek. Het schoonste masker van Thalia wordt tot een vereering gegeven aan den geen' die het vindt. Mijne gedachten over het Dichtstuk, aan de Hedendaagsche Recensenten. De Auteur gaat verschrikkelijk aan tegen die menschen. Van pag. 129 tot 136.

 

No. XVIII.

Vergadering gehouden den 18 Augustus. Op dezelve verschijnt een Courier van 't Genootschap, door Natuur en Kunst. Aan dezen Courier wordt bij die gelegenheid meer verhaald dan hij begrijpen kan. Voor die 't gevoelen wordt hier zeer veel geleerd door de lijnen A.B.C.

A -------

B -------

C -------

Ik spreek Mijnheer A. Soek aan, en zeg hem hoe ik zijn Gedichten voor de verkalvering bewaard heb. Impost op 't verkalveren. Urania

[pagina VIII]
[p. VIII]

vindt Soek zo geheel kwaad niet. Hij heeft Bellamy gelezen. Van pag. 137 tot 144.

 

No. XIX.

Antwoord op de 6de Prijsvraag inhoudende: Wat is het beste Formulier 't geen in 't generaal tot het zamenstellen van allerlei Lierzangen zou kunnen gebezigd worden? Brief van den Heer Waag het Maar. Mijn antwoord. Tweede Vervolg van het voorgevallene in de Vergadering van den 18 Augustus. De Courier zijn laarssen worden los getarnt. Genootschappelijke laarssen hebben hooge hielen. Er worden kamers in 't logement van 't Kalvergenootschap verhuurd: Ismaël en de Oppasser van den Tooren van Babel maken er gebruik van. Van pag. 145 tot 152.

 

No. XX.

Ongelukkig toeval de Zangster van den Heer Schonk overgekomen op 't Springpleintjen. Zij wordt duizelig. Zy valt van 't Pleintjen in den kuil 't Lagendaal. Zij spartelt - begint te janken - wordt in 't Gasthuis gebracht - en raakt een weinig aan 't slaapen enz. Eenige Kikkers leveren een request in aan 't Kalvergenootschap. Dit Genootschap maakt een kalf, spijt den impost. Derde Vervolg van het voorgevallene in de Vergadering van den 18 Augustus. Over de Treurspelen en voornamelijk de Alleenspraken - deeze laatste wonderlijk tegen de vijanden verdedigd, door het Genootschap door Natuur en Kunst. Van pag. 153 tot 160.

 

No. XXI.

Nu, dat is wel! - Dat kan ieder een overkomen van 161 tot 168.

 

No. XXII.

Ik spreek de Wijn, den Letterzetter en mijn' Boekverkooper aan, over mijn ongeluk. Ik

[pagina IX]
[p. IX]

ben een Loonschrijver. Ik heb weinig Betaalsheeren. 't Is nooit mijn voornemen geweest een' Post van de Hel te schryven, maar de verdervende hand....! Mijn droom. De kleederen van de Dichtkunst houden de meesten voor de Dichtkunst zelve. De Avond een Dichtstukjen van den Schrijver van de Minderjaarige Zangster. Van pag. 169 tot 176.

 

No. XXIII.

Vierde Vervolg van het voorgevallene in de Vergadering van den 18 Augustus. Parodisten vijanden van 't Treurspel nooit zo gevaarlijk als averrechtse Voorstanders. Reien van 't oude Treurspel - gelijk de Chooren in een Opera - zeer goede schraagen waarop de verbeelding rust, - Schoenen van 't Genootschap Nil volentibus Arduum den Courier aangebooden worden niet aangenomen. De Zangster van Kumpel op 't Swanenburger Eiland. De Heer Argus huurt een kamer in 't logement van 't Kalvergenootschap. Van pag. 177 tot 184.

 

No. XXIV.

Vijfde en laatste Vervolg van het voorgevallene in de Vergadering van den 18 Augustus. De Courier springt uit een vengster - is dood - ik zeg: nemo mortalium omnibus horis sapit. - Over de Recensenten iets. Vierde Brief van Philo musa, over het overdrevene en het sentimenteele - niet zamen te verwarren. - Er wordt een gouden Eerepenning beloofd aan den maker van het beste Antwoord op de zevende Vraag, in dit en het IIde No. te vinden. Van pag. 185 tot 192.

 

No. XXV.

Brief aan den Schrijver van de minderjaarige Zangster; waar in een geheel nieuw Spreekwoord. Een Aanhangsel van het bovengenoemde Werkjen; bestaande uit de navolgende Dichtstukjes:

 

[pagina X]
[p. X]

De jonge Cloris.

De gestrafte Nieuwsgierigheid.

De Verrukking.

Aan Cloë.

 

Bij J. ten Brink Gz. voor 1 ½ Stuiver. Bij wien ook de Titel van dit Werkjen, en de Kaart van den Hollandschen Helicon te bekomen zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken