Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Julia (onder ps. Guido) (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van Julia (onder ps. Guido)
Afbeelding van Julia (onder ps. Guido)Toon afbeelding van titelpagina van Julia (onder ps. Guido)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Julia (onder ps. Guido)

(1885)–Willem Kloos, Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

XVIII.
De moederkerk (hymne).

 
O 'k heb te lang gedwaald - waarom 't mij thans verheeld? -
 
Nu uit mijn donkren nacht dat hel Mariabeeld
 
In 't licht mij heeft geleid -
 
Nu weet ik, dat mij nooit die geestdrift heeft geblaakt,
 
Dat mijne ziele nooit den tocht heeft meêgemaakt
 
Naar zulke heerlijkheid.
 
 
 
't Is me of aan de' ingang van een tempel
 
Mijn voeten schromen aan den drempel
 
Tot zulk mysterie in te gaan -
 
En, waar die rij gestalten waren,
 
Zou 'k aan den ingang willen staren
 
En vol vereering stille staan.
 
 
 
De dageraad der kunsten bloost er
 
Door 't kleurig ruit van kerk en klooster,
 
En spreidt een glans om 't hoogaltaar -
 
En al de beelden aan die wanden
 
Bewegen zegenend de handen
 
Naar vrouwen in hot gouden haar.
 
 
 
Bij 't wuiven veler wierookwalmen
 
Jubelt de schoonheid hare psalmen
 
Als wierde 't offer háár gewijd -
 
 
[pagina 27]
[p. 27]
 
En 't orgel ruischt door alle bogen,
 
Tot ieder zich voelt opgetogen
 
Naar schooner land in beter tijd.
 
 
 
Weer is 't of Dante's rozen bloeiden,
 
Die door den nacht der eeuwen gloeiden,
 
Als bloemen uit God's paradijs -
 
Of Tasso's goddelijke zangen
 
Opnieuw het luistrend oor bevangen,
 
Of elk ons 't pad ten leven wijz'.
 
 
 
Alleen der Moederkerk, der schoone,
 
Behoort de frissche lauwerkrone,
 
Die Middeleeuwsche kunst verwierf -
 
De Kerk slechts heeft de kunst geschapen,
 
Zij draagt den lauwer om de slapen,
 
Die de aarde zonder haar nog dierf.
 
 
 
Want wat Itaalje's dichters schreven,
 
Al wat er heiligs is gebleven,
 
Door groote meesters gepenseeld,
 
Draagt op het voorhoofd nog het teeken,
 
Dat door geen eeuwen zal verbleeken,
 
Van 't engelrein Mariabeeld.
 
 
 
Waartoe de namen nog te noemen,
 
Waarop de Kerk zich kan beroemen,
 
Als zij in 't perk der kunsten treedt?
 
Daar is geen tweede reeks geboren
[pagina 28]
[p. 28]
 
Van mannen, als die haar behooren,
 
Die ze allen nog bij name weet.
 
 
 
En, heel de wetenschap dier tijden,
 
Ontweek zij niet al 's werelds strijden
 
In 't klooster, dat de Kerk haar schonk?
 
Zat niet, in schaûw dier kloostermuren,
 
Zij naar het blauw gewelf te turen,
 
Terwijl 't gestarnt ter kimme zonk?
 
 
 
Is daar de knop niet opgebroken,
 
De volle bloesem niet ontloken,
 
Waaruit Beschaving's bloem ontsprong?
 
En gloeiden niet haar geuren samen
 
In duizend zangen, duizend namen,
 
Waar elk de Moederkerke in zong?
 
 
 
Een mystisch bloeien, mystisch geuren,
 
Dat in een gloed van glans en kleuren
 
Viel op 't palet der Eeuwigheid,
 
Die met die verven 't al bemaald heeft,
 
Wat ooit in 's werelds nacht gestraald heeft,
 
En 't hart des stervelings verblijdt.
 
 
 
O, van dien glans is iets gevallen
 
In 't droomensmoede hart van allen,
 
Die minnen, lijden, zooals ik -
 
En van dien glans is iets gebleven
 
In iedre ziel, in ieder leven,
 
Dat heeft geloofd - éen oogenblik!
 
 
[pagina 29]
[p. 29]
 
O, Julia! 'k was, in mijn droomen,
 
In al dien glans meê opgenomen,
 
Daar zweefdet gij mijn schreden voor -
 
En tusschen de Englen zag 'k u stralen,
 
Waar ge, als een lelie, zaat te pralen
 
In 't rozenscheemrig heil'genkoor.
 
 
 
'k Zag de aureool om uwe lokken,
 
Ik zag een sneeuw van witte vlokken
 
Neêrvallen op uw donker haar -
 
En 'k wist wel, wat dit moest beduiden -:
 
Gij troondet in de rij der bruiden,
 
En als verheerlijkt zaat gij daar!
 
 
 
Wijl 'k de Madonna aan moest staren,
 
Zag 'k u alleen in al die scharen...
 
O, dat zal toch niet zondig zijn?
 
Want gij zijt mij, mijn bruid, mijn zonne!
 
Vast meer dan God of de Madonne,
 
Al kocht ik 't woord met hellepijn!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken