Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liefdesbrieven (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liefdesbrieven
Afbeelding van LiefdesbrievenToon afbeelding van titelpagina van Liefdesbrieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.03 MB)

Scans (41.68 MB)

ebook (4.01 MB)

XML (1.60 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liefdesbrieven

(1927)–Willem Kloos, Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Inleidende correspondentie

[pagina 3]
[p. 3]

Inleidende correspondentie
(Juli 1898-2 April 1899)

[Ongedateerd]

WelEdGeb. Hr. Willem Kloos,

Hoofdred. van ‘De Nieuwe Gids’

 

Geachte Heer,

 

Nu zult U wel verbaasd zijn, dat ik met mijn nietig werk bij U durf komen. Maar ik vraag U heel vriendelijk niet boos te willen zijn, - hoe weet ik, wat mijn dichten absoluut waard is, wanneer ik het eenig ware oordeel niet heb ingeroepen? Daarom kom ik bij U met mijn verzoek; wil bijgaande verzen lezen. Ik zal U zoo hartelijk dankbaar zijn, en me geheel aan Uw uitspraak onderwerpen.

Zijn ze waardeloos, mag ik ze dan zoo spoedig mogelijk terug ontvangen? Dan hoef ik niet lang vergeefsch in spanning te zijn. -

U zult me mijn onbescheiden wagen niet àl te kwalijk nemen?

 

Hoogachtend,

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

den Haag, Juli, 1898

Bussum, Villa Parkzicht
9 Nov. '98

Geachte Freule,

 

Lang heb ik gewacht, met U te antwoorden, waarvoor ik U mijne beleefde excuses aanbied. Maar het was eenigszins moeielijk

[pagina 4]
[p. 4]

voor mij, U te antwoorden, omdat er zoo'n groot verschil is tusschen de verzen, die mij van Uw hand gewierden, en de vele, die mij van andere zijden ter beoordeeling worden gezonden. Het artistieke willen Uwer verzen is zóó gedistingeerd, er staan dingen in, die van zóó delicaat zien en voelen getuigen, dat ik in het onzekere bleef verkeeren, of ik Uwe inzending op zou nemen of niet. Nu mijne indrukken een beetje bij mij bezonken zijn, veroorloof ik mij thans echter, U ronduit te bekennen, dat gij ongetwijfeld veel aanleg hebt, en dat gij bij doorgezette studie en zelfvolmaking zeker eens een uitnemende dichteres zult kunnen worden; doch daar het U, blijkens de uitstekende qualiteiten, waarop vele Uwer regels kunnen bogen, niet om een oppervlakkige beroemdheid, maar inderdaad om de kunst te doen is, zou ik U aanraden deze verzen liever nog niet te plaatsen, maar nog een tijdje te willen wachten, totdat gij opeens voor den dag kunt komen, als de dichteres, die gij ongetwijfeld eenmaal geroepen zult wezen te zijn.

Om U te toonen, dat deze brief niet is een hoffelijk complimentje, zooals gij er misschien wel eenige zult ontvangen, veroorloof ik mij hier te citeeren, wat ik bijzonder mooi vind in Uwe verzen.

 
‘Het weidegroen waast heen
 
In kleurloos-treurende eenzaamheid.’
 
 
 
‘De loome, lange dag sluipt henen. Een dier dagen,
 
Die somber sterven, moegeleefd.’
 
 
 
‘verwisschend in den mist.’
 
 
 
‘Hoe zalig zou mijn levenskracht vervlieten,
 
Als in een zoete zomeravondlucht
 
Mijn adem stil ontvluchtte in een zucht, -
 
Dan was mijn dood niet zwaar, maar één genieten.’
 
 
 
‘'t Banaal gepraat de zeestem overklinkt.’
 
 
 
‘Wanneer de zee haar forsche golven dwingt,
 
Veerkrachtig op te stuwen tegen 't strand,
 
En wild de wind zijn oorlogszangen zingt.’
 
 
 
‘Veel waaiers, koel gezwaaid door kleine handen,
 
Doen 't rood van blozende gezichtjes kalmen.’
[pagina 5]
[p. 5]

O. a. deze plaatsen vind ik ronduit-gezegd magnifiek en ik houd mij wel zéér aanbevolen verdere proeven van U ter inzage te mogen ontvangen.

 

Met de meeste hoogachting

 

Uw dw.

Willem Kloos

's-Gravenhage, 10 Nov. '98

Geachte Heer,

 

O, wat hebt U me innig innig gelukkig gemaakt met Uw brief! Hoe zal ik U daarvoor óóit genoeg kunnen danken! Dat juist U, U me zooveel moed hebt gegeven, die me inspireeren zal tot krachtiger kunnen! O, ik ben in één verrukking gekomen door Uw woorden. Ik zou mijn groote, dankbare blijdschap wel willen uitjubelen... dat ik iets kan, - misschien iets wórden zal...

O, wat is 't toch heerlijk, heerlijk, dat U me geantwoord hebt... en vooral, dat U me hebt aangewezen, wat U goedvondt in mijn verzen.

Nu moet ik U nog vertellen, dat er nú al een dichtbundeltje van mij uitkomen zal. 't Is niet goed en verstandig, dat voel ik wel, - maar ik kan 't nu eenmaal niet laten, altijd te handelen naar den eersten impuls... Dat is de factor, die mij totaal ontbreekt: - misschien de hinderpaal, om óóit iets groots te kunnen worden, geduld... Ik kan niet, ik kan niet wachten... En dan, als een uitgever mij zegt, dat verzen zoo moeilijk te plaatsen zijn, en ze dan tóch aanneemt en er zijn best voor wil doen, - dan ben ik zoo blij, dat ik in mijn vreugde niet vérder denk. Ik schrijf U dit, opdat U niet denken zou, dat ik Uw raad niet zou willen aannemen, als ik kon. Ik wéet, dat het beter zou zijn, veel beter... en als ik dat weet, waarom kan ik dan toch niet? Het is iets zoo akeligonrustigs in me, dat ik al maar voort wil en voort, zonder te vragen naar het half-klare of onvolkomene... Ik wou, dat ik kalmer kon zijn en verstandiger.

En nu nog eens: ontvang mijn besten, besten dank voor Uw

[pagina 6]
[p. 6]

vriendelijke welwillendheid, - U wilt me wel gelooven, dat ik er U innig erkentelijk voor ben?

 

Hoogachtend,

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

14 Reinckenstraat Duinoord

Zondagmorgen

Heb ik 't wel goed genoeg gezegd in mijn geëmotioneerd, haastig schrijven, wel volkomen weergegeven mijn heerlijk-gelukkig gevoel, dat ik aan U te danken heb, de overstelping van vreugde, die ik bij de lezing van Uw brief ondervond? U zal toch niet boos op me zijn, dat ik 't nóg eens herhalen moet? Want nog altijd zingt in mij de heilige blijdschap, die plotseling in mijn hart is gegleden, en die me goed en gelukkig maakt. U zal 't niet gelooven misschien, - of me sentimenteel en overdreven vinden... dat ik nóg eens gekomen ben met mijn innige, maar voor U waarschijnlijk onbelangrijke dankbaarheid. Maar U is 't immers, die me geloof in mijn kracht en geloof in mijn kunst hebt gegeven?

Want ik was zoo bang en bedroefd na de verzending van mijn verzen aan U... omdat ik dacht, dat ze niets waren, en me schaamde, mijn onwaardig werk onder Uw oogen te hebben gebracht. En daardoor was Uw brief me zoo een groote verrassing en mijn gelukssensatie zoo hevig en onverwacht.

 

Met mijn beste groeten,

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

Den Haag, 5 Dec. '98

Geachte Heer,

 

Met dezen brief tegelijk zend ik U mijn boekje toe. U is de eerste, de allereerste, die het ontvangt; ik heb den uitgever gevraagd, het U zelve te mogen geven.

O, wat zou ik gelukkig zijn, als U het Wilde beoordeelen! O, zou 't daarvoor goed genoeg zijn?

[pagina 7]
[p. 7]

Ik verlang zoo naar een critiek van U, al zou die ook streng zijn en hard... Want elk Uwer woorden is mij lief, omdat ik weet, dat elk woord waarheid is... omdat ik onvoorwaardelijk in U geloof. -

Hoe dankbaar zou ik U zijn, als U er iets van zeggen wilde... Met welk een innig verlangen zie ik de Januari-aflevering tegemoet...

Maar ik heb wel geduld, o, natuurlijk heb ik dat. Als 't U ook maar eenigszins moeilijk is, zal ik geen spoed van U vragen. Als ik dan maar hopen mag, een recensie van U in een der andere nummers te zien.

O, ik zou zoo heel blijde zijn, als U mijn boekje Uw aandacht waardig keurde.

 

Steeds met mijn beste groeten

 

Hoogachtend,

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

Bussum, Villa Parkzicht
17 Dec. '98

Geachte Freule,

 

Om U niet in de onzekerheid te laten, neem ik de vrijheid U mede te deelen, dat ik eergisteren eene beoordeeling Uwer ‘Impressies’ voltooide, die haar plaats zal vinden in het a.s. Januari-nummer van De Nieuwe Gids. De algemeene geest dier aankondiging wordt het beste weergegeven door de volgende zinsneden eruit, die ik mij veroorloof hier voor U te citeeren:

‘Het boekje is eerbiedwaardig van echtheid en tot ontroerens toe sympathiek’. En:

‘De dichteres eindigt dit haar eerste deeltje met de beminnelijkbescheiden vraag:

 
Heb ik mijn verzen ziel gegeven
 
En ze met hartebloed geschreven?
[pagina 8]
[p. 8]

En hartgrondig moet daarop het antwoord luiden: Ja, dàt deedt gij! Ga dus even ernstig en hoogwillend door.’

 

Met de meeste hoogachting

Uw dw.

Willem Kloos

den Haag 17 Dec. '98

Geachte Heer,

 

O, kon ik U zeggen, zóó duidelijk en klaar als ik 't voel: de heerlijke geluksaandoening, de innige, volmaakte blijheid, die Uw brief van zooeven me gaf! O, kon U 't hooren, kon U 't maar hooren, mijn jubelen van dankbaarheid! mijn brief is zoo stil en beeldt zoo onvoldoend mijn voelen uit. - Hoe kan ik U mijn appreciatie zeggen, dat Uzèlf mij geschreven hebt, wat Uw meening was over mijn boekje... dat U mij nú al Uw oordeel geeft, waarnaar U wist, dat ik zoo hartstochtelijk verlangde... U hebt me zoo gelukkig... zoo gelukkig gemaakt... O, ik dank U, ik dank U, ik dank U! Ik ben zoo verrukt...

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

 

* *

 

Na verschijning van de Januari-aflevering 1899 van De Nieuwe Gids, stuurde Jeanne Reyneke van Stuwe aan Willem Kloos een zending witte bloemen, met verzoek er niet voor te bedanken.

Bussum, Parkzicht
26 Januari '99

Geachte Freule,

 

U heeft mij verzocht U niet te schrijven, en ik moest dus dien wensch, hoewel ongaarne, eerbiedigen. Zou het mij niettemin vergund zijn, U een versGa naar voetnoot1) van mij, in gecorrigeerde drukproef,

[pagina 9]
[p. 9]

te doen toekomen, dat ik hoop het licht te doen zien in de a.s. Februari-afl. van De Nieuwe Gids? De daarboven gestelde opdracht, die ik mij veroorloof, zal natuurlijk niet in druk verschijnen. Hopende op Uwe vergiffenis,

 

met oprechte hoogachting,

Uw dw.

Willem Kloos

[Ongedateerd]

(Brief met potlood geschreven.)

 

Kunt U zich in den toestand denken van iemand, die met het leven heeft afgedaan? In dien toestand ben ik. Het leven zegt mij niets meer, ik verlang niets, ik wil niets meer. Wat het lot mij geven kon, héeft het mij gegeven, in sommige opzichten te veel. Ik ben blasée... ik ben oververzadigd... Ik heb er genoeg van, van bals, van partijen, van al het wereldsch gedoe. Ik heb van alles genoeg.

Neen! maar dat is niet waar! Eén ding is er, dat mij aan het leven bindt. De Kunst. Uw Kunst. - Uw Kunst, Die de hoogste is. Uw grootheid vervult mijn geest, gelijk de zon het gansche wereldheelal vervult. In den glans Uwer grootheid ga ik met blinde oogen...

Schrijf mij niet terug, bid ik U. En verscheur mijn brieven.

Ik ben met Uw vers volmáakt gelukkig...

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

 

* *

 

Den 10en MaartGa naar voetnoot1) stuurde Jeanne Reyneke van Stuwe aan Willem Kloos eenige verzen ter eventueele plaatsing in De Nieuwe Gids, zonder begeleidend schrijven.

[pagina 10]
[p. 10]

Ede (Gld.) Villa Zonneberg
13 Maart 1899

Geachte Freule,

 

U had mij verzocht U niet te schrijven en daarom moest ik zwijgen, al ben ik dikwijls op het punt geweest Uw verbod te overtreden, en te doen alsof het niet zoo serieus door U was bedoeld op den duur, als de stemming van dien brief het U had doen schrijven aan mij. Nog een paar dagen geleden kwam het in mij op, U te vragen, mij eenige Uwer onuitgegeven verzen te willen zenden, ter plaatsing in de N.G. maar toen ik het concept van mijn briefje op het papier had gezet, welk concept ik mij veroorloof hierbij in te sluiten, hoorde ik plotseling als een inwendige stem, die mij zei: ‘Doe het niet, want freule van Stuwe is, geheel uit zichzelf, op het punt van te doen, wat gij zoo erg verlangt.’ Ik moest wel dadelijk om mijn dwaasheid lachen, toen ik even was gaan gelooven aan die stille stem die ik vernam, maar ik verscheurde mijn concept toch niet, ik borg het alleen maar weg en vergat mijn verlangen zoo goed als het ging. Maar gisteravond rustig aan de thee gezeten met mijn vriend Willem Witsen en zijn vrouw, bij wie ik sinds 1 Febr. logeer, kwam mij over de post uit Bussum Uw zending verzen in handen, die mij van daar waren opgestuurd. Deze zeldzame coïncidentie van wat hier in Gelderland en in den Haag gebeurde, ontroerde mij wel eenigszins, en de merkwaardigheid van het geval geeft mij den moed het U mee te deelen, in de hoop dat mijne stoutheid mij vergeven worde.

Wat Uwe verzen zelf nu betreft, ik vind ze heel mooi, echtgevoeld en origineel gedaan (vergeef mij mijn kritische houding) en zal ze zeer gaarne opnemen.Ga naar voetnoot1) Gij hebt de macht een zeer fijn en teer gevoel langs groote lijnen vast te houden, en toont daardoor eene U alleen eigene gave, die mij onuitsprekelijk charmeert.

Ten slotte voel ik mij verplicht U een bekentenis te doen: ik heb Uwe brieven van een poos geleden, nog niet verscheurd, ofschoon gij 't mij verzocht hadt, maar als U 't nogmaals verlangt, beloof ik U bij deze plechtig dat het gebeuren zal. Ik deed het nog niet, omdat zij mij te zeer hadden getroffen. Getroffen met wat?

[pagina 11]
[p. 11]

Dat zou ik onmogelijk weten te zeggen; duizend gedachten zijn door Uwe brieven in mij opgekomen en weer vergaan, zonder dat ik er ééne ten slotte vasthouden kon. Want ik mag niet het voorrecht hebben, U anders te kennen dan uit Uw mij zoo sympathieke werk. Geloof mij daarom als ik U zeg: 't is het eenige wat ik durf vragen: Voor iemand als ik, die geheel alleen sta op de wereld, hebben Uwe woorden geklonken als een vriendelijke stem in een mooien droom, verstoor nu, wat ik U bidden mag, dien droom niet, al zouden Uwe woorden ook slechts schalk spelende scherts geweest zijn: de illusie was te mooi.

Ik zal waarschijnlijk nog een weekje hier blijven: daarna ga ik weer naar Parkzicht terug.

 

Met vriendel. en oprechte hoogachting

de Uwe

Willem Kloos

 

Door Uwe vorige brieven was ik er toe gekomen U een sonnet te schrijven; ik wil het echter niet sturen, tenzij U het uitdrukkelijk verlangen mocht.

Concept
(ingesloten bij den vorigen brief.)

Ede (Gld.) Villa Zonneberg
10 Maart 1899Ga naar voetnoot1)

Geachte Freule,

 

Vergeef mij mijne vrijmoedigheid nu ik waag met beleefdheid U het voorstel te doen, mij eenige Uwer onuitgegeven verzen te willen doen toekomen, om daaruit een keuze te mogen doen voor een der eerstvolgende afleveringen van De Nieuwe Gids.

 

Met oprechte hoogachting

De Uwe

Willem Kloos

[pagina 12]
[p. 12]

's-Gravenhage

‘Want ik mag niet het voorrecht hebben, U anders te kennen dan uit Uw mij zoo sympathieke werk’...

Dus... U zou mij persoonlijk willen leeren kennen...? Stellig zou ik wel eens gekomen zijn, ware ik innerlijk en uiterlijk zoo onbeduidend niet, als ik mij dat voel...

Maar góed, - ik wil dan komen, omdat, zooals ik U al schreef, ik met al het wereldsch gedoe heb afgedaan, en mij dus ook niet meer storen kan aan de conventie... En ook hieraan ontleen ik den moed: dat ik een wensch van den Grootmeester van Lief Holland's taal, toen het nog in mijn macht stond, niet onvervuld heb gelaten. Dáárom zal ik durven...

Vergeeft U mij, dat ik zoo stoutmoedig opgetreden ben, en heb uitgesproken, wat, ach, in vele anderen zal voelbaar zijn?... Ik schrijf zoo heel graag aan U...

Ik zal komen, wanneer U terug is in Bussum, en dan krijg ik Uw vers. Nóg eens een vers van U aan mij... o, ik droom, ik droom er van...

 

Met mijn beste groeten

Jeanne Reyneke van Stuwe

Ede (Gld.) Villa Zonneberg
22 Maart '99

Geachte Freule,

 

U kon me, geloof ik, geen meer werkelijk geluk gegeven hebben op 't oogenblik, dan ik gisteren heb gekregen door Uw brief. U vraagt mij, of ik U vergeven wil, maar ik kan U niets te vergeven hebben. Deze correspondentie tusschen U en mij valt nu eenmaal een beetje buiten de gewone maat der daaglijksche dingen, ofschoon toch ook weer volstrekt niet zoo erg veel, als U misschien denkt, en dat dus door U van tijd tot tijd anders geschreven is, dan U eigenlijk had willen doen, of had meenen te moeten doen, is heelemaal niet vreemd.

En ook Uw bezoek aan mij heeft niets excentrieks; ik heb wel meer de eer en het genoegen mogen hebben eene dames-medewerkster van de N.G. bij mij te zien.

[pagina 13]
[p. 13]

Ik ga naar alle waarschijnlijkheid einde dezer week weer naar Bussum; precies kan ik het niet zeggen: want Willem Witsen en zijn vrouw zijn herstellende van de influenza: gisteren zijn ze weer voor het eerst beneden geweest, maar ik kan ze nu niet zoo opeens in den steek laten. Maar zoodra ik weer in Bussum ben, zal ik het U dadelijk doen weten; schrijft U mij dan met welken trein U komt, dan zal ik U van de spoor halen. Maar geeft U dan een herkenningsteeken, waardoor ik U opmerken kan.

Wij kunnen dan of wandelen gaan, b.v. naar Hilversum of naar mijn kamer op Parkzicht gaan, juist zooals U dat verlangt.

Ik zal nu maar niet verder schrijven, want ik moet nog mijn Literaire Kroniek voor April afmaken. Ik hoor dan wel van U. Ik ben een beetje bang, dat U zich nog bedenkt.

Ik voel me vandaag zoo heelemaal anders dan vorige dagen, en dat is Uw schuld.

 

Met vriend. hoogachting

de Uwe

Willem Kloos

[Ongedateerd]

Neen! ik zal mij niet bedenken! Ik zal werkelijk komen.

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

Ede (Gld.) Villa Zonneberg
27 Maart '99

Geachte Freule,

 

Mag ik zeggen, wat ik meen? U is een magicienne, - 't juiste Hollandsche woord weet ik hier niet voor op het oogenblik. Want Uw briefje kwam zoo even en heeft mij het onderste boven gekeerd. Ik was eerst vanmorgen kalm en inwendig-stil, alleen met een zacht tikje weemoed nu en dan, omdat ik zoo lang niets had gehoord uit ‘den Haag’. Maar nu is Uw brief gekomen en ik ken mezelf niet meer.

[pagina 14]
[p. 14]

Ik zal nu niet over mezelf zoo doorgaan, want dat valt me zoo moeilijk. Ik wou alleen maar U graag een vraag doen, waarvan U heelemaal niet zal begrijpen, hoe ik er aan kom. Die vraag is deze. Gaf men U in Uw kinderjaren den naam van Nonnie, of kan dat misschien een zuster van U zijn? Als U me hierop wil antwoorden, dan zal ik U zeker zeggen, waarom en door welke oorzaak ik dit vraag.

En dit wou ik U ook nog zoo graag zeggen: Als U er eenig genoegen in vindt mij te schrijven, waarom doet U het dan niet méér? daar Uw brieven toch voor mij zijn, wat een fontein moet wezen, die plotseling zou opspringen voor de voeten van een reiziger in de woestijn. Ik zal U zeker antwoorden.

Mag ik nog op een brief van U hopen? Zoo vraagt de egoïst, die zich met oprechte hoogachting noemt

 

Uw

Willem Kloos

[Ongedateerd]

Zoo juist ontvang ik Uw brief; ik zal maar dadelijk antwoorden op Uw vraag: men gaf me allerlei bijnamen in mijn kinderjaren, en zoo werd ik o.a. ook wel eens ‘Nonnie’ genoemd of ‘Non’, maar 't verbaast me vreeselijk, dat U dat weet. Hebt U misschien wel eens over ons hooren spreken? Ik ben erg verlangend van U de oplossing van het raadsel te krijgen. Ik wou veel meer geschreven hebben, maar dan gaat deze brief niet meer met de lichting mee. Ik schrijf morgenochtend weer, ik heb U nog zóó veel te zeggen...

 

Steeds met mijn besten groet

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

 

Ik vind het zoo naar, zoo plotseling af te breken, maar het zou anders te laat geworden zijn. Ik schrijf morgen zeker weer.

[Ongedateerd]

Nu heb ik er nog eens over nagedacht en ben tot deze conclusie gekomen: U hebt zeker wel eens toevallig over ons hooren spreken door kennissen van mijn Grootmama, die in Hilversum heeft ge-

[pagina 15]
[p. 15]

woond? Is 't niet zoo? Heb ik 't niet geraden? Maar dan kan ik 't onmogelijk geweest zijn, want ik heb mijn Grootmama nooit gekend. Dan moet 't een van mijn veel oudere zusters wezen, aan wie die naam mogelijk ook wel eens gegeven werd. Nu ben ik toch erg verlangend te weten, of ik het niet geraden heb.

O, het is waar, dat ik zoo héel graag aan U schrijf. Ik zeg U maar, dat dit een heel lange brief worden zal, want ik heb U zóó veel te zeggen...

Waarom vertel ik U dit alles toch, wat nu zal volgen? Het is zoo'n vreemde drang in me: U alles van mezelve te doen weten, om U de eenige te laten zijn, die gansch mijn geestesleven tot in zijn fijnst bewegen kennen zal. Want er is niemand, die mij volkomen kent, zelfs niet mijn meest intiemen. Ik heb mij altijd teruggehouden van alles en iedereen. En de reden daarvan durf ik U wel zeggen, omdat U niet gelooven zal, dat het ijdelheid is: Van het eerste oogenblik af, dat ik een ikheid in mijzelf ontdekte, wist ik, dat ik iets bizonders was, d.w.z. niet gelijk aan alle anderen.

En dat besef is al sterker en sterker geworden, zoodat ik mij afscheidde van 't mij omgevende, en een dubbel leven leiden ging: een in de wereld, waar veinzen deugd is, - en waar ik vriendelijk ben en praat en lach, - maar waar alles ónberoerend langs mij gaat... het andere in mijn eigen schoon droomenland, waar alles mij tot een geluksaandoening beweegt... Ik heb er altijd van gehouden, mijn leven met fantasieën te vermooien, en o, zoolang ik me herinneren kan, heb ik dat altijd gedaan. Ik moet hier even zeggen, dat ik misschien dikwijls Uw eigen uitdrukkingen gebruik, maar o, bij al, waaraan ik denk, bij al wat ik doe komen me versregels of gezegden van U in de gedachten, en ik heb groote moeite, om ze niet uit te spreken... En soms denk ik zelfs wel eens, dat het een woordvondst van mijzèlf is, verbeeld U!

Ik geloof, dat ik een erg ‘wijs’ kind ben geweest. Als ik terugdenk aan dien tijd zie ik me bij anderen wèl dikwijls spelend en stoeiend met mijn broertje als een vroolijk en gelukkig wezentje, verwend door ouders, broers en zusters... maar heel-alleen: altijd als droomend en dwepend kind, dat zich verborg in haar vaders studeerkamer, en las, las, las... Mijn eerste ‘verzen’ maakte ik op mijn twaalfde jaar; ik verstopte papier en potlood onder mijn kussen en sloop weer uit bed, heel stil, dat de juffrouw die in onze speelkamer zat, het niet hooren zou, om bij het nachtlicht te gaan

[pagina 16]
[p. 16]

schrijven. Toen hield ik ook een dagboek bij, dat ik tot mijn onbeschrijflijken spijt, aandoenlijk-plechtig begraven heb, toen wij verhuizen zouden. Ik zou zoo graag wat meet weten van mezelf... hoe ik langzaam geworden ben, tot wat ik nu ben...

O, ik geloof, dat men mij voor heel koel en onverschillig houdt, en in mijn uiterlijk leven ben ik dat ook; ik begrijp soms niet, hoe alles zóó langs me heen kan gaan... maar 't eigenlijk ik van mijn diep innerlijk bestaan, is geloof ik, heel hartstochtelijk, héél gevoelig en voor indrukken vatbaar...

Ik vraag niet eens, of al deze dingen U wel interesseeren, ik volg mijn eigen wil maar weer...

Er is iets in me, dat ik niet begrijp: hoe komt het toch, dat ik, die in mijzelve alles vind, wat ik behoef... soms zoo zwaarmoedig ben en dat de grond-toon van mijn denken haast altijd weemoed is? En toch is het mooi in mijn droomenland, en ik voel er mij gelukkig...

Nu moet ik eindigen, deze brief wordt te lang...

 

Steeds met mijn beste groeten

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

Ede (Gld.) Villa Zonneberg
29 Maart '99

Geachte Freule,

 

Het zal mij een eer en een genoegen zijn U te mogen ontvangen, Maandag 3 April a.s. Vriendelijk verzoek ik U, mij den trein te willen schrijven, waarmede U denkt te komen, dan zal ik op het perron zijn en hoop U onder al die gezichten te ontdekken of door U ontdekt te worden. Gemakkelijk kan het U misschien zijn, te weten, dat ik langer ben dan de meeste menschen en een donkere manteljas draag. - -

De reden, dat ik van dien naam Nonnie wist, is heel eenvoudig. Toen ik Uw bundel pas gelezen had, kwam mijn vriend Boeken bij mij. Ik wees hem het boek, en zeide hem, dat ik er over schrijven ging, want dat het mooi was.

‘Hé!’ zeide hij, toen hij het opnam. ‘Die schrijfster ken ik,

[pagina 17]
[p. 17]

geloof ik; vroeger kwam er bij mijn zusters, die toen ook kinderen waren, wel eens een meisje van dien naam op visite, maar die heette Nonnie.’

Daar bleef het bij, en ik denk nu eigenlijk, dat het een van Uw zusters zal geweest zijn.

Ik heb het erg druk op het oogenblik met De Nieuwe Gids, dus excuseert U s.v.p. de bondigheid van deze.

Maar dit wou ik U nog even zeggen.

Uw brief vond ik heel mooi en heb hem verscheiden malen gelezen. Maar... U is een idealiste en de werkelijkheid ziet gij, geloof ik, even mooi als het er van binnen bij U uitziet.

 

Met vriend, hoogachting

de Uwe

Willem Kloos

[Ongedateerd]

Ik zal komen, Maandag met den trein, die 1.47 sp.t., 2.7 gew.t. in Bussum is.

Ik kan nu niet schrijven, ik kán niet... Alleen dit wou ik U even vragen: Is het niet goed een idealiste te zijn?

 

Jeanne Reyneke van Stuwe

Ede (Gld.) Villa Zonneberg
30 Maart 1899.

Geachte Freule,

 

Zoo even merkte ik, dat het Maandag 2e Paaschdag zal zijn. Om de drukte aan de stations etc. zal het reizen U dan waarschijnlijk minder aangenaam wezen. Ik bied U mijne verontschuldigingen voor die onoplettendheid van mij aan, en wou U nu voorstellen, liever Woensdag te komen.

Wat betreft Uw reis van den Haag naar Bussum: Zou U er op tegen hebben te 9.01 (9 minuten vóór half tien) uit den Haag te gaan? Dan is U 9.59 (elf minuten vóór half elf) te Amsterdam C.S. Te 10.14 (dat is dus vier minuten over half elf) vertrekt er van

[pagina 18]
[p. 18]

't C.S. naar Bussum een trein, waarmee U 10.46 (6 minuten over elven) te Bussum arriveert.

 

Met vriend. hoogachting

de Uwe

Willem Kloos

[Ongedateerd]

Heerlijk dat U er aan gedacht hebt, dat het Maandag de tweede Paaschdag is. Ik zal veel liever Woensdag komen. Den trein, dien U noemde, zal ik nemen.

Is 't U heusch geen moeite me te komen afhalen? Ik vind het erg vriendelijk van U.

 

Met mijn beste groeten

Jeanne Reyneke van Stuwe

Ede (Gld.) Villa Zonneberg
2 April 1899

Geachte Freule,

 

Bij deze meld ik U even, dat ik Dinsdagmorgen a.s. van Ede naar Bussum vertrek. Mogelijke brieven van U verzoek ik U dus beleefd en vriendelijk weder naar Villa Parkzicht te willen adresseeren. In de laatste dagen schreef ik een aantal verzen, die ik U Woensdag hoop te mogen laten zien.

 

Met vriend. hoogachting

de Uwe

Willem Kloos

voetnoot1)
‘Op een geschenk van witte bloemen.’
Bloemen, wien onvermoede goedheid 't plaatsje... enz. (opgenomen in Verzen III).
voetnoot1)
Wil op dezen datum letten in verband met het antwoord van Willem Kloos.
voetnoot1)
Deze verzen, verschenen in de April-afl. v.d. N.G., zijn: Mist, Sainte Gudule I en II, Smeeking, Klacht, Van Toen, Aan Zee.
voetnoot1)
Zelfde datum als die der zending verzen van Jeanne Reyneke van Stuwe.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos

  • brief aan Willem Kloos

  • brief van Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief aan Jeanne Reyneke van Stuwe

  • brief van Willem Kloos


datums

  • juli 1898

  • 9 november 1898

  • 10 november 1898

  • 5 december 1898

  • 17 december 1898

  • 26 januari 1899

  • 13 maart 1899

  • 10 maart 1899

  • 22 maart 1899

  • 27 maart 1899

  • 29 maart 1899

  • 30 maart 1899

  • 2 april 1899