Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan) (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan)
Afbeelding van Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan)Toon afbeelding van titelpagina van Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.14 MB)

Scans (51.76 MB)

ebook (16.02 MB)

XML (1.72 MB)

tekstbestand






Editeurs

Annemarie Kets

Mariëlle Lenders

Olf Praamstra



Genre

proza

Subgenre

schetsen
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan)

(2002)–Johannes Kneppelhout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

2 Publicatiegeschiedenis

[pagina 21]
[p. 21]

2.1 Eerste druk Studentenschetsen

2.1.1 Eerste druk Studenten-Typen

Over het ontstaan van de Studenten-Typen is weinig bekend. Johannes Petrus Hasebroek, destijds een studievriend van Kneppelhout, vertelde vele jaren na dato in een interview dat hij de auteur op het idee had gebracht:

Voor dat [Kneppelhout] als Klikspaan met zijn Studenten-typen begon, schreef hij Fransche boekjes. Hij had zich ten doel gesteld om als middellaar tusschen de Fransche en Hollandsche letterkunde op te treden; de onze in Frankrijk, de Fransche in Nederland meer bekend te maken.
Een reeks artikelen had hij gezonden aan den redacteur van de Revue des deux mondes, doch toen hij ze ongeplaatst terug kreeg was hij zoo in zijn wiek geschoten, dat hij zijn toevlucht op Heilo zocht en bij ons kwam logeeren.
Al pratende kwam ik op een idee.
Hij verstond uitstekend de kunst van vertellen; de personen die hij ten tooneele voerde, leefden.
Ik gaf hem den raad o.a. zijn verhaal van een partij bij een Leidsch professor zóo op te schrijven als hij 't vertelde. Daar zag hij tegen op, omdat de personen allen portretten waren.
Dat zou men in Leiden zeer kwalijk nemen, meende hij. Doe dan een greep uit het studentenleven. Die zullen het je niet kwalijk nemen.
Dat pakte en acht dagen later ontving ik de eerste studententype ter lezing.Ga naar voetnoot1

Kort na 10 december 1839 verscheen de eerste aflevering van Typen, ‘De student-Leydenaar’ geheten.Ga naar voetnoot2 Het was een brochure van zestien pagina's, in een gekleurd papieren omslagje; de prijs was 25 cent.Ga naar voetnoot3 Het werkje was gedrukt bij de Leidse drukker J.G. la Lau en verscheen bij de eveneens Leidse uitgeverij H.W. Hazenberg & Comp.

Op het omslag maakte Kneppelhout zijn verdere plannen bekend:

Wanneer, door een genoegzaam debiet, deze onderneming blijken van belangstelling vindt bij het algemeen, zal dit werkje, op onbepaalde tijden en bij afleveringen van ongelijken omvang worden vervolgd. Het tegenwoordig voornemen is te geven: twaalf typen met een besluit en voorafgegaan door eene inleiding, doch het geheel is voor uitbreiding [...] vatbaar.

Het debiet viel aanvankelijk tegen: in januari 1840 waren er in Leiden slechts vijftig exemplaren verkocht. Als de belangstelling zo matig bleef, zou de

[pagina 22]
[p. 22]

onderneming na de vierde aflevering worden stopgezet.Ga naar voetnoot4 Dat bleek echter niet nodig te zijn. Op het omslag van aflevering iv (8 maart 1840) kon Kneppelhout zijn lezers melden:

Daar deze onderneming, door een genoegzaam debiet, blijken van belangstelling vindt bij het publiek, zal dit werkje, op de bepaalde wijze, worden voortgezet.

Op het omslag van de negende aflevering (31 oktober 1840) is er sprake van ‘het meer en meer toenemend getal [der] lezers’ en in januari 1841 had Hazenberg meer dan driehonderd exemplaren afgezet.Ga naar voetnoot5 Ruim twee maanden later waren, volgens plan, de volgende afleveringen verschenen:

10 december 1839 i. De student-Leydenaar
8 januari 1840 ii. De jurist-literator
28 januari 1840 iii. De klaplooper
8 maart 1840 iv. De diplomaat
1 mei 1840 v. De student-autheur
4 mei 1840 v bis. De student-autheur
14 juni 1840 vi. De aflegger
4 september 1840 vii. De liefhebbers
15 september 1840 viii. Bivalva
31 oktober 1840 ix. De hoveling
6 december 1840 x. De student buiten de Academiestad
7 januari 1841 xi. Flanor
23 januari 1841 xi bis. Flanor
15 maart 1841 xii. De student

De twaalf schetsen werden aangevuld met vier afleveringen Plaatwerk (meer hierover in paragraaf 2.3), de aflevering ‘Besluit’ (gedateerd 25 maart 1841, met daarin: ‘Besluit’, ‘Enkele ophelderingen’ en ‘Drukfouten’) en de aflevering ‘Inleiding’ (gedateerd 8 april 1841). Deze bevatte de titelpagina, de opdracht, de inhoudsopgave, het ‘Voorberigt’ en de ‘Inleiding’.

De los verschenen afleveringen konden nu tot één geheel worden samengebonden. Getuige de doorlopende nummering van de afleveringen was dat van het begin af aan de bedoeling geweest. De inhoudsopgave bepaalde nu de definitieve inhoud en volgorde. Twee stukken, die aanvankelijk aan de afleveringen waren toegevoegd, bleven buiten de bundeling. Het betreft:

a. ‘Handleiding ter veraangenamende lezing van den Studenten-Almanak voor 1841’. Dit stuk, een bespreking van de genoemde almanak, verscheen oorspronkelijk bij aflevering x, ‘De student buiten de Academiestad’. Kneppelhout zou het als Bijlage i opnemen in De studenten en hun bijloop.
[pagina 23]
[p. 23]
b. ‘A des nuages’, een vertaling door Kneppelhout van ‘Des jongelings bede aan de wolken’ (anoniem verschenen in de Studenten-Almanak voor 1841). De vertaling maakte oorspronkelijk deel uit van de aflevering ‘Inleiding’, maar werd uiteindelijk niet in de Schetsen opgenomen.Ga naar voetnoot6

De prijs van de bundel Studenten-Typen bedroeg f 6,-.Ga naar voetnoot7

2.1.2 Dubbeldruk afleveringen Studenten-Typen

Van een aantal afleveringen van de eerste druk van Studenten-Typen bestaat een dubbeldruk, zo is uit analytisch-bibliografisch onderzoek gebleken.Ga naar voetnoot8 Het betreft de afleveringen i tot en met iv, v en v bis, vi, xi (maar niet xi bis) en de ‘Handleiding ter veraangenamende lezing van den Studenten-Almanak voor 1841’, die aan aflevering x was toegevoegd. Woord-voor-woordvergelijking van exemplaar kb 28 l 35 (het ‘Haagse exemplaar’) en exemplaar uba 263 d 39 (het ‘Amsterdamse exemplaar’) - beide op het eerste gezicht identieke exemplaren van de eerste druk - levert voor de eerste aflevering (‘De student-Leydenaar’) negentien verschillen op, en voor de tweede (‘De jurist-literator’) zeventien. Het Amsterdamse exemplaar is opmerkelijk corrupt: het bevat ten minste negen evidente zetfouten in ‘De student-Leydenaar’ en twaalf in ‘De jurist-literator’. Ter illustratie is op de volgende pagina uit beide exemplaren een bladzijde afgebeeld: het Haagse exemplaar heeft de lezingen ‘Societeit-Amicitia’ (r. 7) en ‘klokslag’ (r. 21-22), het Amsterdamse exemplaar heeft op die plaatsen ‘Socieit-Amicitia’ en ‘kloksal’.

Waarom er een dubbeldruk werd vervaardigd is onbekend, al ligt het (in elk geval voor de eerste zes afleveringen) voor de hand om te veronderstellen dat uitgever Hazenberg de oplagecijfers met de belangstelling liet meegroeien. Als gevolg daarvan moest hij exemplaren van eerder verschenen afleveringen opnieuw laten zetten en afdrukken voor kopers die later geïnteresseerd waren geraakt en de gemiste afleveringen alsnog wilden aanschaffen. De vraag is nu welke versie de originele eerste druk vertegenwoordigt en welke de dubbeldruk.

Gegevens over Kneppelhouts werkwijze zijn schaars, maar voorzover bekend was hij steeds nauw betrokken bij de totstandkoming van zijn publicaties. In december 1871 bijvoorbeeld, toen er plannen waren voor een herdruk van de Studentenschetsen, schreef hij aan zijn toenmalige uitgever A.W. Sijthoff:

[pagina 24]
[p. 24]


illustratie
1. Het ‘Haagse exemplaar’




illustratie
2. Het ‘Amsterdamse exemplaar’


Ik zou ongaarne zien, dat er een nieuwen druk van eenig werk van my het licht zag, zonder dat my gelegenheid ware gegeven er verbeteringen in aan te brengen. Liefst zelfs zag ik zelf de proeven na.Ga naar voetnoot9

In dit geval was het laatste, vanwege een langdurig verblijf in het buitenland niet mogelijk, zodat hij verzuchtte:

Is nu maar de corrector accuraat! Drukfouten in het algemeen staan slordig, maar zinstorende en belagchelyke doen my sidderen.

De proeven van de eerste druk van Studentenleven heeft Kneppelhout zelf gecorrigeerd.Ga naar voetnoot10 Gesteld dat dit ook bij de eerste druk van Studenten-Typen het geval is geweest, dan kan worden aangenomen dat het Haagse exemplaar (dat immers significant minder zetfouten bevat) de originele eerste druk representeert. De gang van zaken kan dan als volgt zijn geweest: toen de eerste druk

[pagina 25]
[p. 25]

uitverkocht dreigde te raken, heeft Hazenberg de betreffende afleveringen opnieuw laten zetten naar het voorbeeld van de eerste druk en ze vervolgens afgedrukt, zonder de auteur te vragen de drukproeven te corrigeren. Analyse van de tekstuele verschillen (die immers altijd ontstaan wanneer een tekst opnieuw wordt gezet) ondersteunt deze veronderstelling. Op de omslagen van de afleveringen van Studenten-Typen zijn errata afgedrukt ter verbetering van (zet)fouten in eerder verschenen afleveringen. Voor Typen i worden twee correcties gegeven, voor Typen ii drie. Geen van deze errata heeft betrekking op de vele corrupties in het Amsterdamse exemplaar. Aangezien de errata alleen gemaakt kunnen zijn op basis van de echte eerste druk (ze verschenen toen het werk nog nauwelijks liep en herdrukken dus nog niet aan de orde was) en aangezien het onwaarschijnlijk is dat Kneppelhout de vele evidente fouten in het Amsterdamse exemplaar onverbeterd zou hebben gelaten, moet de conclusie wel luiden dat het Haagse exemplaar de echte eerste druk vertegenwoordigt en het Amsterdamse exemplaar de dubbeldruk. Wat de consequenties hiervan zijn voor deze editie komt aan de orde in paragraaf 3.2.Ga naar voetnoot11

2.1.3 Eerste druk Studentenleven

Op het omslag van de aflevering ‘Besluit’ van Typen (25 maart 1841) plaatste Kneppelhout het volgende bericht:

De inleiding van dit werk, door den Schrijver op den omslag van de derde Type beloofd, heeft in zijn geest zulk een omvang gekregen, dat hij haar niet beter dan tot onderwerp voor een volgend boekdeel, geheel in den vorm dezer Typen bewerkt, zou weten aan te wenden. Het zal waarschijnlijk Studentenleven heeten, en twaalf hoofdstukken, benevens eene inleiding, bevatten. - De eerste aflevering, getiteld: de Academiestad, ziet tegen half September het licht.

Blijkens het omslag van Leven i (20 augustus 1841) stelde Kneppelhout zich de indeling van dit tweede deel als volgt voor:

 

1.De Academiestad
2.Collegie
3.Examen
4.Promotie
5.Studenten-Societeit
6.Sempre-Crescendo
7.Schouwburg
8.Convocatie
9.Dispuut-Collegie
10.Rederijkers-Kamer
11.Theeslaan
12.Vriendschap
[pagina 26]
[p. 26]

Deze opzet werd niet volledig gerealiseerd: afgezien van het feit dat de titels soms anders luidden (‘Studenten-Societeit’ werd bijvoorbeeld ‘Minerva’), bracht Kneppelhout veranderingen in de volgorde aan en schreef hij, in plaats van ‘Vriendschap’, de aflevering ‘Omgang’. De uiteindelijke samenstelling van Leven was als volgt:

20 augustus 1841 i. De Academiestad
25 september 1841 ii. Collegie
30 september 1841 iii. Examen
24 november 1841 iv. Promotie
12 december 1841 iv bis. Promotie
8 februari 1842 v. Minerva
1 april 1842 v bis. Minerva
2 mei 1842 vi. Het dispuut-collegie
4 juni 1842 vii. De Rederijkers-kamer voor Uiterlijke Welsprekendheid
23 september 1842 viii. Sempre Crescendo
ongedateerdGa naar voetnoot12 viii bis. Sempre Crescendo
1 februari 1843 ix. Convocatie
27 maart 1843 ix bis. Convocatie
1 juni 1843 x. Schouwburg
1 september 1843 xi. Thee
12 december 1843 xii. Omgang

Behalve drie afleveringen Plaatwerk (waarover later meer) verschenen nog de aflevering ‘Inleiding’ (gedateerd 10 januari 1844) en de aflevering ‘Besluit’ (gedateerd 16 maart 1844). De eerste bevatte de titelpagina, de opdracht, de inhoudsopgave, het ‘Voorberigt’ en de ‘Inleiding’; de tweede bevatte het ‘Besluit’, de ‘Ophelderingen’ en de ‘Drukfouten’. Uit de inhoudsopgave blijkt dat enkele stukken, die aanvankelijk aan de afleveringen waren toegevoegd, niet tot de bundel gerekend moesten worden. Het betreft:

a. ‘(Ingezonden)’, een vrije navolging van Physiologie de l'étudiant van Louis Huart; het stuk was verschenen bij aflevering iii, ‘Examen’; Kneppelhout nam het op als Bijlage ii in De studenten en hun bijloop.
b. ‘Klikspaan redekavelt over den Almanak’, een bespreking van de Studenten-Almanak voor 1842, verschenen bij aflevering iv bis, ‘Promotie’, en gebundeld als Bijlage iii in De studenten en hun bijloop.
c. ‘Jacobus Quad, numismaticus en oordeelveller’, een reactie op de bespreking van de Studenten-Almanak voor 1842 in De recensent ook der recensenten. Kneppelhout nam dit stuk, oorspronkelijk verschenen bij aflevering v bis, ‘Minerva’, op als Bijlage iv in De studenten en hun bijloop.
[pagina 27]
[p. 27]
d. ‘De Studenten-Almanak. Eene microscopische uitspanning van Klikspaan’: deze bespreking van de Studenten-Almanak voor 1843 verscheen eerst bij aflevering ix, ‘Convocatie’ en werd opgenomen in De studenten en hun bijloop als Bijlage v.
e. ‘Aan de commissie voor de redactie van den Studenten-Almanak’, een recensie van de Studenten-Almanak voor 1844; het stuk verscheen aanvankelijk als onderdeel van de aflevering ‘Inleiding’ en werd opgenomen als Bijlage vi in De studenten en hun bijloop.

Studentenleven werd, evenals Typen, gedrukt bij J.G. la Lau en uitgegeven door H.W. Hazenberg & Comp., beiden te Leiden. De prijs van de bundel als geheel bedroeg f 13,65;Ga naar voetnoot13 de prijs van de losse afleveringen is onbekend.

De onderneming verliep, afgezien van de hierboven aangegeven veranderingen, ook verder niet zoals Kneppelhout zich had voorgesteld. Hij had Studentenleven vóór de zomervakantie van 1842 willen beëindigen, maar slaagde daar niet in. Het streven was nu om de onderneming vóór de jaarwisseling 1842-1843 af te sluiten.Ga naar voetnoot14 Ook dit doel werd niet gehaald: eerst op 16 maart 1844 zou Kneppelhout de laatste aflevering van Studentenleven voltooien. De vertraging werd mogelijk veroorzaakt doordat Kneppelhout vanaf mei 1842 ook werkte aan een derde deel, De studenten en hun bijloop (zie hiervoor paragraaf 2.1.4). Maar ook de afnemende waardering zal een rol hebben gespeeld. Toen Kneppelhout, in maart 1841, Studenten-Typen afsloot, kon hij nog schrijven:

O! ik schrijf het met innige zelfvoldoening, met geoorloofde trotschheid en niet zonder ontroering op dit laatste blad neder: weinig schrijvers is bij het groote publiek ruimer, hartelijker sympathie te beurt gevallen dan mij bij het kleiner publiek mijner keuze. Ik zeg dit uit volheid des harten en ik zeg niet te veel.Ga naar voetnoot15

Twee jaar later was het enthousiasme omgeslagen in onverschilligheid, zoals blijkt uit de volgende passage:

Op Minerva legt een Student al geeuwende de type - of liever de typ (teip) - uit de hand en roept om een curaçaotje, terwijl hij eene nieuwe manilla opsteekt.
- Die dingen komen immers nog altijd uit? vraagt hem een overbuurman naar den bekenden weg.
- Ja, maar cela finira à force de durer, zoo als de Gasconjer van het slechte weêr zei.
Ik dank je voor de dankbaarheid, Meneeren! Maar kan Klikspaan het helpen, zoo hij drie jaren ouder is geworden, sedert hij zijne eerste pen ten uwen dienste versneed, toen de verschijning van elke nieuwe type eene gebeurtenis mogt heeten, een vrolijken morgen gaf op de Kroeg, eene versche opgewondenheid aan tafel; toen elke volzin herhaald werd door het gansche Studentencorps en wortel schoot in deszelfs gemeenschappelijk leven? Hij is ernstiger geworden en zijne bladen zijn zwarter gekleurd. Dat komt door het standpunt van waar hij thans uwe zaken inziet; want al voortschrijvende en voortdenkende heeft zich veel voor hem ontwikkeld en opgelost; zijn boek - neemt het hem niet kwalijk!
[pagina 28]
[p. 28]
- duurt en valt daardoor zoo lang, en voor u, die eene eeuwigdurende jeugd op hem vooruit hebt, wordt hij in zijne rijpere jaren te deftig en te betoogend. Het publiek, dat behagen schepte in zijne blaadjes, zich voedde met zijn geest en zijne gevoelens aanhing, verdween genoegzaam, en het tegenwoordige geslacht heeft reeds geen glimlach meer voor hem over en geeft niet meer om de woorden, welke hij voor de belangen der Hoogeschool, helaas! verspilt.Ga naar voetnoot16

2.1.4 Eerste druk De studenten en hun bijloop

Op het omslag van Leven iv bis (12 december 1841), deelde Kneppelhout mee dat hij plannen had voor een derde deel, ook weer bestaande uit twaalf afleveringen:

Den Schrijver van het Studentenleven hangt nog een derde boek in het hoofd:

De studenten en hun bijloop.

1.De Jurist.
2.De Theologant.
3.De Medicus.
4.De Litterator.
5.De Philosooph.
6.De Hoogleeraar.
7.De Praetor.
8.De Pedel.
9.De Custos.
10.De Oppasser.
11.De Wafelbakster.
12.De Hospita en de Hospes.

 

Kneppelhout voegde eraan toe dat hij zelf niet meer dan één type voor zijn rekening kon nemen en voor de overige afleveringen rekende op medewerking van anderen (meer hierover in paragraaf 2.2). Die medewerking bleef echter uit, zodat er uiteindelijk slechts twee van de geplande hoofdstukken verschenen, aangevuld met twee nieuwe afleveringen:

ongedateerdGa naar voetnoot17 i. De wafelmeidGa naar voetnoot18
19 november 1842 ii. Wuftheid
10 december 1842 iii. De praetor
1 maart 1843 iv. De student

Op 15 april 1844 verscheen de ‘Allerlaatste aflevering’; deze bevatte de titelpagina, de inhoudsopgave, ‘Klikspaan tot den lezer’, ‘Ophelderingen [i]’, ‘Errata [i]’, ‘Ophelderingen ii en iii’, ‘Bijvoegsel betreffende de Studenten-Typen’, ‘Naschrift’ en ‘Errata [ii en iii]’. Volgens de inhoudsopgave moesten ook de volgende Bijlagen tot Bijloop worden gerekend:

i. ‘Handleiding ter veraangenamende lezing van den Studenten-Almanak voor 1841’ (6 december 1840)
ii. ‘(Ingezonden)’ (30 september 1841)
[pagina 29]
[p. 29]
iii. ‘Klikspaan redekavelt over den Almanak’ (12 december 1841)
iv. ‘Jacobus Quad, numismaticus en oordeelveller’ (1 april 1842)
v. ‘De Studenten-Almanak. Eene microscopische uitspanning van Klikspaan’ (1 februari 1843)
vi. ‘Aan de commissie voor de redactie van den Studenten-Almanak’ (10 januari 1844)

De studenten en hun bijloop werd, evenals Studenten-Typen en Studentenleven, gedrukt bij J.G. la Lau en uitgegeven door H.W. Hazenberg & Comp., beiden te Leiden. De prijs voor de bundel als geheel bedroeg f 3,65;Ga naar voetnoot19 de prijs van de losse afleveringen is onbekend.

2.2 Klikspaan & comp.

2.2.1 De medewerkers aan Studenten-Typen

Op het omslag van de eerste drie afleveringen van Typen (10 december 1839, 8 januari 1840 en 28 januari 1840) liet Kneppelhout weten dat ‘vreemde ondersteuning’ bij de realisatie van zijn plannen welkom was. Op het omslag van aflevering viii (15 september 1840) voegde hij daaraan toe:

Heeft niemand eene type voor een vriend?
Op den omslag van de drie eerste afleveringen van dit werkje las men: ‘het geheel is voor uitbreiding, ook voor vreemde ondersteuning vatbaar.’ Éénmaal slechts is aan dezen zijdelings te kennen gegeven wensch gehoor gegeven. De Jurist-Litterator is niet van dezelfde pen als de overige typen. Nog ziet de schrijver reikhalzend uit naar den Theologant en den meermalen toegezegden Medicus. En zou niemand geneigd zijn het portret van den Student buiten de Academiestad, te weten: 1o in de vacantie onder het ouderlijke dak, 2o op reis, 3o op reis met zijn Dispuut-collegie, te ondernemen?

Dat Kneppelhout ‘De jurist-literator’ niet zelf had geschreven, viel ook op te maken uit de auteursvermelding op het omslag. In plaats van het gebruikelijke ‘door Klikspaan’ stond daar namelijk ‘verzameld door Klikspaan’. Nog twee afleveringen van Typen hebben een afwijkende aanduiding: op het omslag van aflevering x, ‘De student buiten de Academiestad’, staat eveneens ‘verzameld door Klikspaan’, op het omslag van aflevering xi, ‘Flanor’, staat ‘door Klikspaan en Comp.’. ‘De jurist-literator’ was, zo bleek uit een opmerking aan het eind van de ‘Ophelderingen’, geschreven door een zekere v. Deze had ook fragmenten van ‘De student buiten de Academiestad’ geschreven, plus twee versjes in ‘Flanor’. Een derde gedicht in ‘Flanor’ was afkomstig van een zekere m.

Kneppelhout, noch de co-auteurs zelf hebben ooit bekend gemaakt wie er achter deze initialen schuil gingen. Anders dan Kneppelhout, een gefortuneerd man die geen openbare functie nodig had of ambieerde, waren de ano-

[pagina 30]
[p. 30]

nieme co-auteurs kennelijk beducht voor hun reputatie. Hoe zwaar men hieraan tilde, blijkt uit de reactie van Van der Meer van Kuffeler, toen hij ontdekte hoe Kneppelhout zijn bijdrage aan ‘Minerva’ (Leven v) had verwerkt:

Waarom hebt gy vóór myne toast de naam Van der Merk gezet, dat is te personeel, zou ik denken, want hoe ligt merkt men of gist men dan niet het een of ander, daar ik minder op gesteld zou zyn. Ik zag my ongaarne voor dien nonsens klapper [...] aangezien [...].Ga naar voetnoot20

Johannes Dyserinck heeft, toen de meeste betrokkenen overleden waren, de co-auteurs van Typen weten te identificeren.Ga naar voetnoot21 ‘v’ bleek Samuel Constant Snellen van Vollenhoven te zijn (vanaf 1834 student rechten) en ‘m’ was Jan Bastiaan Molewater (vanaf 1830 student rechten, later medicijnen).Ga naar voetnoot22

2.2.2 De medewerkers aan Studentenleven

Toen de eerste aflevering van Studentenleven verscheen, bleek het aantal medewerkers te zijn gegroeid. Op het omslag van Leven i (20 augustus 1841) schreef Kneppelhout:

Had de schrijver dezer stukjes, bij de voltooijing der Studenten-Tijpen [...] het genoegen een paar zijner vrienden voor hunne verpligtende medewerking te mogen dankzeggen, hij ziet zich thans door eene meer uitgebreide en meer talrijke ondersteuning in staat gesteld ijveriger en te gelijk rustiger zijn weg te kunnen vervolgen en met minder inspanning zijn doel te bereiken. Het publiek gelieve derhalve de volgende nommers niet zoo zeer als het werk van een enkelen dan wel als het gevolg eener intieme combinatie te beschouwen.

Evenals bij Typen, noemde Kneppelhout ook in dit geval de initialen van zijn medewerkers (later door Dyserinck geïdentificeerd) en gaf hij hun aandeel in het geheel aan. Het betrof:

a. v: Snellen van Vollenhoven, die eerder aan Typen had meegewerkt; auteur van een gedicht in aflevering iv, ‘Promotie’.
b. van k: Van der Meer van Kuffeler (vanaf 1832 student theologie), hij leverde een toespraak voor aflevering v, ‘Minerva’.
c. j: Willem Jozef Andries Jonckbloet (vanaf 1835 student rechten); hij leverde eveneens een toespraak voor ‘Minerva’.
d. de c: Gerrit de Clercq (vanaf 1839 student rechten), auteur van een gedicht in aflevering vi, ‘Het dispuut-collegie’.
e. de b: Henry Thierry de Blaauw (vanaf 1835 student theologie), auteur van aflevering ix en ix bis, ‘Convocatie’.
[pagina 31]
[p. 31]

Dyserinck voegde nog een naam aan dit lijstje toe, namelijk:

f. Pieter Lodewijk Frans Blussé (vanaf 1836 student rechten); hij schreef ‘Dispuutreisje’ in de Ophelderingen bij ‘Het dispuut-collegie’.Ga naar voetnoot23

Volgens Alexander Ver Huell werkte ook een zekere Kerckhoven aan de Studentenschetsen mee.Ga naar voetnoot24 Het betreft waarschijnlijk Rudolph Albertus Kerkhoven (vanaf 1839 student rechten); het is onbekend waaruit zijn bijdrage bestond.

De auteursvermeldingen op de omslagen van Leven suggereren dat hiermee niet àlle medewerkers zijn genoemd. Er zijn drie groepen te onderscheiden:

a. De groep met de vermelding ‘door Klikspaan’ (viii. ‘Sempre Crescendo’; x. ‘Schouwburg’; xi. ‘Thee’ en xii. ‘Omgang’); aangenomen kan worden dat Kneppelhout de enige auteur is.
b. De groep waarvan de medewerkers bekend zijn; hiervoor gebruikte Kneppelhout twee formuleringen, namelijk:
- ‘door Klikspaan en Comp.’, waar het ging om fragmenten in iv. ‘Promotie’, v. ‘Minerva’ en vi. Ophelderingen bij ‘Het dispuut-collegie’.
- ‘Bijeengebragt/Verzameld door Klikspaan’ voor de afleveringen ix en ix bis, ‘Convocatie’, die geheel door een ander waren geschreven.
c. De groep waarvan de formulering doet vermoeden dat Kneppelhout niet de enige auteur is, maar waarover geen verdere gegevens bekend zijn. Ook hier komen twee formuleringen voor:
- ‘Bijeengebragt door Klikspaan en anderen’ (i. ‘De Academiestad’ en ii. ‘Collegie’).
- ‘Door Klikspaan en Comp.’ (iii. ‘Examen’ en vii. ‘De Rederijkers-kamer voor Uiterlijke Welsprekendheid’).

2.2.3 De medewerkers aan De studenten en hun bijloop

In paragraaf 2.1.4 kwamen Kneppelhouts plannen voor een derde deel aan de orde. In december 1842 waren twee van de voorgenomen afleveringen klaar: ‘De wafelbakster’ (later ‘De wafelmeid’ geheten) van Kneppelhout zelf en ‘De praetor’. Deze aflevering was geschreven door iemand ‘uit Amsterdam’.Ga naar voetnoot25 ‘De praetor’ kwam uit als aflevering iii en was ondertekend met: C.H.R. Med. Stud. Achter deze aanduiding ging Christian Heinrich Riehm (1822-1852) schuil, die medicijnen studeerde in Amsterdam (1840-1846) en, vanaf 1843, ook in Leiden.Ga naar voetnoot26 Riehm schreef ook nog ‘De hospita en de hospes’, maar dit stuk werd niet in de Schetsen en, voorzover bekend, ook niet elders gepubliceerd. Hij had toegezegd ook ‘De jurist’, ‘De theologant’ en ‘De hoogleeraar’ voor zijn rekening te nemen, mits ook anderen een bijdrage zouden leveren.Ga naar voetnoot27 Naar moet worden aangenomen, zijn deze stukken ongeschreven gebleven.

[pagina 32]
[p. 32]

Voor de overige afleveringen van Bijloop zijn geen co-auteurs bekend. Op het omslag van de tweede aflevering, ‘Wuftheid’, staat vermeld: ‘door Klikspaan’, hetgeen erop wijst dat Kneppelhout zelf de (enige) auteur was. Aflevering iv, ‘De student’, verscheen zonder auteursvermelding op het omslag.

2.3 ‘Zietdaar nu, studentjes,/een bundeltje prentjes!’

Na een wat onzekere start hadden de Studenten-Typen in maart 1840 zoveel kopers gevonden dat uitgever en auteur besloten de onderneming voort te zetten.Ga naar voetnoot28 Toen kwam ook het plan op de afleveringen te illustreren. Op het omslag van Typen iv (8 maart 1840) deelde Kneppelhout zijn lezers mee:

Daar deze onderneming, door een genoegzaam debiet, blijken van belangstelling vindt bij het publiek, zal dit werkje [...] worden voortgezet. Zoo hetzelve, in het vervolg, algemeener bijval en ruimer debiet, dan tot nog toe het geval kon zijn, mogt te beurt vallen, het vleijend bewijs opleverende eener toenemende goedkeuring, zou deze en gene vaderlandsche kunstenaar zich niet ongenegen toonen dit werkje door zijn talent luister bij te zetten, hetwelk alzoo, in zijn geheel, eene vrij volledige schets van het Academieleven en eene - of de verzamelaar moest zich bedriegen - niet onaangename herinnering, alle Leidsche studenten zou aanbieden.

In oktober van datzelfde jaar liet Kneppelhout ‘het meer en meer toenemend getal zijner lezers’ weten dat ‘het vooruitzigt op plaatwerk hoe langer hoe zekerder wordt’.Ga naar voetnoot29 Zo volgde hij, naar eigen zeggen, ‘het voorbeeld van myn vriend Vlerk en den onovertroffen, edelen Dickens, wier werken door Kaiser en Seymour onder den naam van Hork en Phiz geillustreerd zyn’.Ga naar voetnoot30 Hij doelde op de Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne vrienden (in afleveringen verschenen vanaf 1839) van Bernard Gewin, en op The Posthumous Papers of the Pickwick Club (eveneens in afleveringen verschenen in 1836-1837) van Charles Dickens. Beide werken waren geïllustreerd, de Reisontmoetingen door Johan Wilhelm Kaiser onder het pseudoniem Hork, de Pickwick Papers door Robert Seymour en, na diens overlijden, door Hablôt Knight Browne; Phiz was het pseudoniem van Browne en niet, zoals Kneppelhout meende, van Seymour.

Wie de afbeeldingen bij Studenten-Typen zou maken, was lange tijd onzeker, maar de Studenten-Almanak voor 1841 bracht Kneppelhout op een idee. Daarin stond een bijdrage van Kneppelhouts latere medewerker Pieter Blussé. Dit stuk, ‘Redacteur te zijn’, was voorzien van twee illustraties door een anonieme tekenaar: ‘Bij de trekschuit’ en ‘Het eerste exemplaar’ (zie afbeelding 28 hier-

[pagina 33]
[p. 33]

achter). De anonieme tekenaar bleek Alexander Ver Huell te zijn, die in september 1840 aan zijn rechtenstudie begonnen was. Kneppelhout, die Ver Huell toen nog niet kende, schreef hem op 14 december 1840:

De Almanak verzekert my dat ik door de hulp van uw geestig talent eindelyk zou mogen verkrygen, waar naar ik reeds maanden lang zonder toereikende voldoening heb uitgezien. Ik heb gehoord dat gy Afleggers en Liefhebbers geïllustreerd hebt;Ga naar voetnoot31 dat ik die schetsen verlang te zien met de meest eigenlievende begeerte van een autheur heb ik niet noodig te zeggen [...].Ga naar voetnoot32

Uit Kneppelhouts volgende, uitvoerige brief aan Ver Huell, van 4 januari 1841,Ga naar voetnoot33 blijkt dat schrijver en illustrator overeenstemming over hun samenwerking hadden bereikt. Ook uitgever Hazenberg was op de hoogte gebracht:

Ik heb met myn Uitgever over onze gesloten Compagnieschap gesproken. Hy zeide my dat hy nù kans zag de plaatjes voor minder geld te leveren dan hy te voren zou hebben kunnen doen, wegens het toenemend debiet: hy verkocht nu meer dan 300 exemplaren. Hy was dan van plan de plaatjes au fur et à mesureGa naar voetnoot34 dat zy klaar waren, by afleveringen van vier plaatjes, in de wereld te sturen, à f 0,25 het cahier. [...] Ik heb u geheel vry willen laten in de keus van onderwerp en moment, dat werkt pleizieriger, en meen u te hebben gezegd dat ik voor als nog by elke Type maar één plaatje zou verlangen; dus, al behooren de vier eerste plaatjes niet by de vier eerste Typen, doet dit niets ter zake, daar zich alles op het eind moet vinden.

Kneppelhout had ook een passend pseudoniem voor Ver Huell gevonden: hij noemde hem ‘in den geest van Klikspaan, Overal by, hetgeen ik zal schryven: O. Veralby’. Verder had hij met Hazenberg gesproken over de keuze van de lithograaf, die Ver Huells tekeningen op steen zou overbrengen en afdrukken:

Ik zeide aan Hazenberg dat ik HooibergGa naar voetnoot35 voor lithograaf niet verkoos. Ik noemde Bruining,Ga naar voetnoot36 iemand die uitmuntend en vooral geestig teekent, doch daar scheen Hazenberg tegen; deze sprak van Huart, die op 't bureau van den Generaal van Gorkum werkt,Ga naar voetnoot37 doch of deze goed beeldjesGa naar voetnoot38 teekent - de man is van zyn ambacht kaartengraveerder - weet ik niet evenmin of Bruining goed steendrukker is [...].
[pagina 34]
[p. 34]

De keus zou uiteindelijk vallen op Tieleman Cato Bruining,Ga naar voetnoot39 die - gezien het woord ‘steendrukker’ in Kneppelhouts brief - wellicht niet alleen het overtekenen, maar ook het afdrukken voor zijn rekening nam. Later - wanneer precies is onbekend - moet Hazenberg een andere lithograaf hebben ingeschakeld. Ver Huell vroeg Kneppelhout op 19 juni 1843 namelijk om de prent bij ‘De Academiestad’

naar Arenz [te] zenden die een' nieuwen Lithograaph gekregen heeft waarvan ik reeds een plaatje gezien heb en die allerliefst teekent.Ga naar voetnoot40

In januari 1841 liet Kneppelhout zijn lezers weten dat een vriend van hem, ‘de Heer o. veralby’, bereid was ‘dit werkje met platen te versieren’.Ga naar voetnoot41 Op 8 maart 1841 verscheen de eerste aflevering Plaatwerk, onder het motto:

 
Zietdaar nu, Studentjes,
 
Een bundeltje prentjes!
 
En wilt gij er meer?
 
Gij hoeft niet te vragen:
 
Wanneer ze u behagen
 
Dan krijgt gij er weer.Ga naar voetnoot42

Deze aflevering bevatte platen bij ‘De jurist-literator’, ‘De klaplooper’ en ‘De student-autheur’. De inhoud van de drie volgende afleveringen met Plaatwerk was als volgt:

28 april 1841 De student-Leidenaar; De diplomaat; De aflegger
5 mei 1841 Bivalva; De hoveling; Flanor
21 mei 1841 Inleiding; De liefhebbers; De student buiten de Academiestad; De student

Schrijver, tekenaar en lithograaf werkten nauw samen. Ver Huell legde zijn ontwerpen steeds voor aan Kneppelhout: ‘Zie hier wederom een nieuw plaatje van den Flanor’ schreef hij op 19 april 1841 aan Kneppelhout, ‘ik hoop [dat] u dit beter bevallen zal dan de vorige [...].’Ga naar voetnoot43 Pas na diens goedkeuring ging de tekening naar de lithograaf, die het ontwerp op steen overbracht en daarbij in voorkomende gevallen onvolkomenheden in de voortekening corrigeerde. Over de prent bij ‘Flanor’ bijvoorbeeld schreef Ver Huell aan Kneppelhout:

[pagina 35]
[p. 35]
[...] overigens zult gy my plesier doen Bruining, ingevalle gy hem spreekt, te verzoeken, de hand van den student die [de] mantel draagt, een weinig te verkleinen, zy is door my misteekend.Ga naar voetnoot44

Waren de illustraties bij Typen in minder dan een half jaar ontworpen, afgedrukt en gepubliceerd, de totstandkoming van de afbeeldingen bij Leven had heel wat meer voeten in de aarde. In december 1841 kondigde Kneppelhout aan dat er na Nieuwjaar werk zou worden gemaakt van de platen bij Leven.Ga naar voetnoot45 Pas op 28 oktober van het jaar daarop verscheen de eerste set illustraties (‘Collegie’, ‘Examen’, ‘De biljardjongen’). Veel inspiratie voor het vervolg had Ver Huell niet. Hij schreef Kneppelhout op 22 september 1842:

Nu heb ik reeds een paar maal met het potlood in de hand gezeten om de nieuwe te schetsen doch heb ze, met de beste wil van de wereld, tot nu toe maar niet naar myn zin kunnen krygen: de onderwerpen zyn dan ook veel moeielyker dan die van de vorige Typen: het dispuut zal ik gedeeltelyk naar de natuur moeten teekenen en van de Academiestad weet ik waarlyk niet wat ik maken zal [...].Ga naar voetnoot46

Ver Huell zou uiteindelijk slechts acht prenten bij Leven maken. Behalve de drie al genoemde, waren dat:

15 januari 1843 Minerva; De Rederijkers-kamer voor Uiterlijke Welsprekendheid
26 september 1843 De Academiestad; Promotie; Sempre Crescendo

Op het omslag van de laatste aflevering van Leven (16 maart 1844) deelde Kneppelhout mee dat er geen illustraties meer zouden volgen; Studentenleven was voltooid en kon worden ingebonden. De studenten en hun bijloop verscheen zonder illustraties.

2.4 Herdrukken studentenschetsen

2.4.1 1860-1861

Typen en Leven werden, aldus een prospectus van uitgeverij A.W. Sijthoff:

bij de uitgave, als 't ware, van de pers weg genomen. Toen de oplaag was uitverkocht, achtte de uitgever den tijd nog niet gekomen voor een nieuwen druk, zoodat, waar de Studenten-typen en het Studenten-leven ten verkoop werden aangeboden, ze vaak twee-, driemaal den gewonen prijs golden.Ga naar voetnoot47
[pagina 36]
[p. 36]

Toen Hazenberg, die eigenaar van het kopijrecht van de Schetsen was, eind jaren vijftig nog steeds geen tweede druk wilde uitgeven en ook geen afstand van zijn rechten wilde doen, zocht Kneppelhout naar een andere oplossing. Op 27 november 1859 schreef hij aan A.C. Kruseman:

Ondanks uwe aansporing en wat ook aan de zaak door anderen gedaan werd, is het geval van de Studententypen en het Studentenleven tot nog toe in statu quo gebleven. U noemde het een schande en met regt, maar de geleerden meenen, dat er niets aan te doen zou zijn. Het best zou wezen, al waren dan ook de Nederl. boekhandelaren van de verdiensten verstoken, dat de werken in België verschenen.Ga naar voetnoot48

Zo namelijk konden de wettelijke regelingen, die herdruk zonder toestemming van de eigenaar onmogelijk maakten, worden omzeild.Ga naar voetnoot49 In 1860 verzocht de firma A.W. Sijthoff de Luikse drukker-uitgever F. Renard een prospectus te publiceren, met daarin de aankondiging van een herdruk van de Schetsen. Mogelijk zou Hazenberg alsnog toegeven. Zo niet, dan was Sijthoff bereid op zijn kosten een tweede druk te laten vervaardigen.Ga naar voetnoot50 Hoe de zaken zich ontwikkelden, is niet meer na te gaan. De uitkomst was in elk geval dat Sijthoff begin 1860 de rechten en alle overgebleven exemplaren van de werken van Kneppelhout, die bij Hazenberg verschenen waren, overnam voor f 1400,-. Van Typen resteerde nog één compleet exemplaar, van Leven negen (plus 37 defecte exemplaren of 483 exemplaren van de verschillende afleveringen) en van Bijloop eveneens negen (plus 58 defecte exemplaren of 757 exemplaren van de verschillende afleveringen).Ga naar voetnoot51 Dezelfde zomer nog verscheen Typen als eerste deel in de reeks Geschriften van J. Kneppelhout (1860-1875):

Uitgever: A.W. Sijthoff, Leiden
Prijs: f 2,50 (Nieuwsblad voor den boekhandel, 14 juni 1860)
Oplage: 1600 exemplaren (Van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan, p. 101)
Verschijningsdatum: 14 juni 1860 (Nieuwsblad voor den boekhandel, 14 juni 1860)
Illustraties: nee
Exemplaar: kb bz mod t 52b kne

Studentenleven volgde in het voorjaar van 1861 als deel 2 en 3 van de Geschriften:

Uitgever: A.W. Sijthoff, Leiden
Prijs: f 2,50 per deel (Van der Meulen, Brinkman's Catalogus, p. 649)
Oplage: 1600 exemplaren (Van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan, p. 101)
[pagina 37]
[p. 37]
Verschijningsdatum: onbekend
Illustraties: nee
Exemplaar: kb bz mod t 52b kne

Typen en Leven waren ook gecombineerd verkrijgbaar, gebonden in een geheel linnen band, voor f 8,80.Ga naar voetnoot52

Van De studenten en hun bijloop verscheen geen afzonderlijke herdruk; delen hieruit zijn verwerkt in de herdrukken van Typen en Leven.

2.4.2 ‘Herzien en verbeterd’

Kneppelhout had zijn werk ‘herzien en verbeterd’, alvorens het te laten herdrukken.Ga naar voetnoot53 Dit leidde tot een groot aantal verschillen tussen de eerste en tweede druk, vaak de spelling en interpunctie betreffende, maar in veel gevallen ook van stilistische en/of inhoudelijke aard.Ga naar voetnoot54 Afgezien van deze varianten op woord- en zinsniveau bracht hij de volgende wijzigingen in de opzet van Studenten-Typen en Studentenleven aan:Ga naar voetnoot55

Typen, eerste druk Typen, tweede druk
Voorberigt Voorberigt (aangevuld met fragmenten uit Bijloop, ‘Klikspaan tot den lezer’)
(ontbreekt) Inleiding (oorspronkelijk Bijloop iv, ‘De student’)
Inleiding Voorspel
De student-Leidenaar De student-Leidenaar
De jurist-literator De jurist-litterator
De klaplooper De klaplooper
De diplomaat De diplomaat
De student-autheur De student-autheur
De aflegger De aflegger
De liefhebbers De liefhebber
(ontbreekt) De praetor (oorspronkelijk Bijloop iii)
Bivalva Bivalva
De hoveling De student buiten de Academiestad

[pagina 38]
[p. 38]

De student buiten de Academiestad De hoveling
Flanor Flanor
De student (ontbreekt)
Besluit Besluit
Eenige ophelderingen Enkele ophelderingen
 
Leven, eerste druk Leven, tweede druk
Voorberigt Voorberigt
(ontbreekt) Inleiding (oorspronkelijk Typen xii, ‘De student’)
Inleiding Voorspel
De Academiestad De Academiestad
Collegie Collegie
Examen Examen
Promotie Promotie
Minerva Minerva
Dispuut-collegie Dispuut-collegie
(ontbreekt) Bijlage i (oorspronkelijk fragment Leven, ‘Ophelderingen’)
Bijlage ii (oorspronkelijk fragment Leven, ‘Ophelderingen’)
Bijlage iii (oorspronkelijk fragment Bijloop, Bijlage v)
(ontbreekt) Ophelderingen
De Rederijkers-kamer voor Uiterlijke Welsprekendheid De Rederijkerskamer voor Uiterlijke Welsprekendheid
Sempre Crescendo Sempre Crescendo
Convocatie Convocatie
Schouwburg Schouwburg
Thee Thee
Omgang Omgang
Besluit Besluit
(ontbreekt) Bijlage i (oorspronkelijk fragment Bijloop ii, ‘Wuftheid’)
Bijlage ii (oorspronkelijk Bijloop, Bijlage vi)
Bijlage iii (oorspronkelijk Bijloop, ‘Naschrift’)
Bijlage iv
Eenige ophelderingen Ophelderingen

[pagina 39]
[p. 39]

2.4.3 1863

Kneppelhouts nieuwe uitgever, Albertus Willem Sijthoff, was een innovatief man, met een groot commercieel inzicht.Ga naar voetnoot56 Dat blijkt ook uit de wijze waarop hij Kneppelhouts werk exploiteerde. De Studentenschetsen verschenen in de loop der jaren in verschillende uitvoeringen op de markt: ingenaaid en gebonden, met en zonder illustraties, in goedkope uitvoering of in luxe-uitvoering, beide titels los of samen in één band. Deze diversificatie in uitvoering vormt een fraai staaltje van negentiende-eeuwse uitgeverspolitiek, gericht op het verkopen van zoveel mogelijk exemplaren, aan een zo breed mogelijk publiek.

In 1863 maakte Sijthoff plannen voor een nieuwe uitgave van de Schetsen, zo blijkt uit een brief van Kneppelhout aan zijn uitgever van 9 mei van dat jaar. Sijthoff wilde daar de prenten van Ver Huell in opnemen, maar Kneppelhout vroeg zich af of deze daarmee akkoord zou gaan:

Wat de plaatjes betreft, we hebben er vroeger reeds over gesproken; ik vind ze niet mooi en ze zyn niet compleet. Is het uw wensch, dat ze by de nieuwe uitgave weder te koop zullen aangeboden worden op de wyze zoo als uw plan is, ik mag er my niet tegen verzetten, maar ik vrees, dat de teekenaar er tegen zal zyn, en buiten dezen om zou ik niet gelooven, dat het beleefd zou zyn te handelen. [...] Kon hy er toe gebragt worden de plaatjes te completeren, dan zou dit natuurlyk ontzaggelyk veel waard zyn, maar ik durf u hiermede niet vleyen, daar het veeleer te bezien zal staan of hy niet weigeren zal zyne goedkeuring aan uw voornemen te hechten.Ga naar voetnoot57

Ver Huell voelde inderdaad weinig voor het plan; op 14 mei 1863 schreef hij aan Sijthoff:

Hoogst dankbaar zoude ik er voor wezen indien deze verouderde prentjes in de vergetelheid waarin de regtvaardige Tijd ze gedompeld heeft, konden blijven berusten. Het is echter maar een pium votum, een beleefd verzoek - meer niet - ik weet dit te goed.Ga naar voetnoot58

Sijthoff stelde Kneppelhout van Ver Huells reactie op de hoogte; deze deed Sijthoff op 16 juli 1863 een tussenvoorstel:

Uit het briefje van den Hr Ver Huell blykt genoeg, dat hem de nieuwe uitgave der prentjes niet aangenaam zou zyn, hoewel, gelyk hy 't ook schryft, hy 't niet verbieden kan. Uit uw schryven aan my, waaruit blykt, dat u desniettegenstaande verlangt voort te gaan, moet ik besluiten, dat u Zyn W. Gestr. deze vraag eenvoudig als eene formaliteit heeft gedaan. Ik zou den Hr Ver Huell nu liever als eene beleefdheid permissie vragen de prentjes door Bos, die uit nevensgaand staal bewyst het allerliefst te zullen doen, te laten moderniseren en voor zoover het Studenten-leven betreft completeren. Ofschoon dit natuurlyk geld zal
[pagina 40]
[p. 40]
kosten, stel ik my van die speculatie wel iets goeds voor. Maar laat er ons eerst nog eens over praten. U zou immers na de groote vacantie de 3 dln. Stud. werken afzonderlyk verkrygbaar stellen?Ga naar voetnoot59

Kennelijk heeft Sijthoff dit voorstel aan Ver Huell overgebracht; deze antwoordde hem op 23 juli 1863:

In mijn vorigen brief zeide ik ue. dat ik liever wilde dat die verouderde zaak niet onder de oogen van het publiek werd gebragt. - In de eerste vogue vind ik eene vernieuwde uitgave gepast, ook veel later wanneer een werk tot de antiquiteiten begint te behooren. - Nu is het te laat en te vroeg: en ik begrijp niet hoe Kneppelhout daar zijn toestemming toe kan geven.
Zoo u echter toch mijn plaatjes er in wilt opnemen, moeten het natuurlyk de oude zijn, met den naam van O. Veralbij, en kan er van moderniseeren geen sprake zijn - of gij zoudt Klikspaan's tijpen ook moeten moderniseeren.Ga naar voetnoot60

De uitgave van Typen en Leven ging wel door, maar de boeken bevatten geen illustraties, noch van Ver Huell, noch van de door Kneppelhout genoemde Bos, die verderop nog ter sprake zal komen. Het was geen nieuwe druk, maar een titeluitgave, gemaakt van het zetsel van de Geschriften en voorzien van nieuwe titelpagina's met daarop de vermelding ‘1863’. De boeken verschenen los van elkaar, Typen in één deel, Leven in twee delen.Ga naar voetnoot61

2.4.4 1868

Vijf jaar na de verschijning van deze titeluitgave bevatte het Leidsch Dagblad enkele opvallende advertenties voor een ‘nieuwe geïllustreerde uitgave’ van de Studenten-Typen, ‘in Engelschen prachtband’,Ga naar voetnoot62 èn voor een uitgave van Typen en

illustratie
3. Leidsch Dagblad, 15 april 1868


[pagina 41]
[p. 41]


illustratie
4. Leidsch Dagblad, 24 november 1868


Leven samen, ‘met platen’ en ‘gebonden in linnen prachtband’.Ga naar voetnoot63 De gecombineerde uitgave (‘In linnen band met goud en kleuren gedrukt. Verguld op sneê’) verscheen 26 maart 1868 en kostte f 7,30;Ga naar voetnoot64 de prijs van Typen afzonderlijk is niet bekend. Het blijkt te gaan om een nieuwe titeluitgave van de tweede druk uit 1860-1861, dus met identiek binnenwerk, maar met nieuwe titelpagina's, voorzien van het jaartal ‘1868’.Ga naar voetnoot65

De nieuwe uitgave van Typen bevatte twaalf afbeeldingen, bij elk hoofdstuk één; Leven telde zeven illustraties. Wie de tekenaar was en wie de lithograaf valt niet met zekerheid te zeggen. Feit is dat de platen sterk lijken op die in de vierde druk (1884), die volgens Sijthoffs biograaf Van der Meulen gemaakt waren door de Leidse tekenaar en lithograaf Gerardus Johannes Bos (1825-1898).Ga naar voetnoot66 Mogelijk heeft hij ook de prenten voor deze titeluitgave vervaardigd. Een andere mogelijkheid is dat ze (mede) afkomstig zijn van zijn broer Christiaan (1835-1918), eveneens tekenaar en lithograaf, met wie hij nauw samenwerkte.

2.4.5 1872-1874

Eind 1871 moet Sijthoff Kneppelhout benaderd hebben met het plan een gewijzigde herdruk van de Studentenschetsen te vervaardigen. Dat valt althans op te maken uit Kneppelhouts brief van 22 december 1871, waarin hij Sijthoff vraagt om een met wit doorschoten exemplaar om veranderingen in aan te brengen. Over de aard van die wijzigingen schreef hij:

Zullen mogelyk hier en daar enkele byvoegingen geschieden, zal ik mogelyk verzoeken een nieuw voorbericht te schryven, aan den anderen kant wil ik gaarne aan uw verzoek voldoen en bekortingen maken. Die bekortingen stel ik my voor, dat nog al aanzienlyk
[pagina 42]
[p. 42]
kunnen zyn. Als ik alles doe wegvallen, dat van pamphletairen aard en dus voorbygaande was, zal, geloof ik, het werk als afgerond kunstproduct er niet anders dan by kunnen winnen. Gelief my dus het exemplaar spoedig toe te zenden. [...] Tot eene onveranderde editie, aan de 1e gelyk zou ik niet kunnen besluiten.Ga naar voetnoot67

In het najaar van 1872 kwam de derde druk van Typen uit, in 1873-1874 gevolgd door die van Leven. De herdrukken bevatten talrijke verschillen ten opzichte van de voorafgaande drukken, maar anders dan Kneppelhouts intenties doen verwachten, blijkt het vooral te gaan om wijzigingen in de spelling en interpunctie, aangevuld met slechts enkele stilistisch-inhoudelijke varianten. Zelfs in Studentenleven, waarin aanzienlijk meer tijdgebonden beschouwingen voorkomen dan in Studenten-Typen, zijn de ingrepen beperkt gebleven tot stilistica, spelling en interpunctie. Een nieuw voorbericht kwam er evenmin, de opzet van de tweede druk werd in grote lijnen overgenomen. Wellicht is Kneppelhout aan ingrijpende veranderingen niet toegekomen vanwege een reis naar Italië in de maanden februari-juni 1872. Die reis was ook de reden dat hij de correctie moest overlaten aan de uitgeverij.Ga naar voetnoot68 Ook de modernisering van de spelling - de eerste en tweede druk zijn overwegend in de spelling-Siegenbeek geschreven, de derde vertoont een duidelijk streven naar de spelling van De Vries en Te Winkel - is waarschijnlijk het werk van Sijthoffs vaste corrector geweest.Ga naar voetnoot69

De derde druk van Typen verscheen in drie uitvoeringen: een ‘goedkoope uitgaaf’ (ingenaaid en gebonden) en een ‘geïllustreerde uitgave in Engelschen prachtband’:Ga naar voetnoot70

Uitgever: A.W. Sijthoff, Leiden
Prijs: f 1,40 (ingenaaid); f 1,90 (gebonden) (Nieuwsblad voor den boekhandel, 4 oktober 1872); de prijs van de luxe-uitgave is niet bekend
Oplage: 4000 exemplaren (Van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan, p. 101)
Verschijningsdatum: 4 oktober 1872 (Nieuwsblad voor den boekhandel, 4 oktober 1872)
Illustraties: in de luxe-uitgave
Exemplaar: kb 3175 c 67; Provinciale Bibliotheek Friesland b 6031

Het aantal illustraties was van twaalf teruggebracht tot acht. Ze zijn ongewijzigd overgenomen in de vierde druk en moeten dus worden toegeschreven aan G.J. Bos.Ga naar voetnoot71

Sijthoff was niet alleen in commercieel, maar ook in technisch opzicht een vooruitstrevend ondernemer. Mede door zijn toedoen werd de snelpers in

[pagina 43]
[p. 43]

Nederland in korte tijd een succes. In 1868 stonden er in zijn drukkerij vijf snelpersen, die een veel hogere productie haalden dan de oude houten of ijzeren handpers.Ga naar voetnoot72 De derde druk van Typen moet op zo'n snelpers gedrukt zijn en toch heeft men de pers tijdens het drukken stilgelegd om twee wijzigingen in het zetsel aan te brengen. Dit oponthoud in het productieproces is des te opmerkelijker omdat de varianten inhoudelijk niet erg ingrijpend zijn: op pagina 31 (r. 7 en r. 16) is het woord ‘nooit’ vervangen door ‘nimmer’.Ga naar voetnoot73 Verder is het zetsel volkomen identiek. Dat er eerst ‘nooit’ gestaan moet hebben, is wel zeker: Kneppelhout heeft tussen de tweede en derde druk ‘nooit’ steeds vervangen door het synoniem ‘nimmer’.



illustratie
5. Exemplaar kb 3175 c 67




illustratie
6. Exemplaar pbf b 6031


[pagina 44]
[p. 44]

De derde druk van Studentenleven verscheen, voorzover bekend, in slechts twee uitvoeringen:

Uitgever: A.W. Sijthoff, Leiden
Prijs: deel 1: f 1,40 (ingenaaid); f 1,90 (gebonden); deel 2: f 1,40 (ingenaaid); f 1,90 (gebonden) (Nieuwsblad voor den boekhandel, 19 december 1873 en 26 mei 1874)
Oplage: 4000 exemplaren (Van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan, p. 101)
Verschijningsdatum: deel 1: 19 december 1873 (Nieuwsblad voor den boekhandel, 19 december 1873); deel 2: 26 mei 1874 (Nieuwsblad voor den boekhandel, 26 mei 1874)
Illustraties: nee
Exemplaar: ubg eeg 220

Typen en Leven waren ook samen in één band te koop voor de somma van f 4,90.Ga naar voetnoot74

2.4.6 1874 en 1876

Gezien de gang van zaken bij de tweede druk valt het te verwachten dat Sijthoff ook een of meer titeluitgaven op basis van de derde druk heeft gemaakt. Gegevens daarover zijn schaars. Van het eerste deel van Leven is een exemplaar aangetroffen, dat gemaakt is van het zetsel van de derde druk (1873), maar met het jaartal ‘1874’ op de titelpagina.Ga naar voetnoot75 Extrapolerend kan men veronderstellen dat er ook van het tweede deel van Leven èn van het populairdere Typen een titeluitgave uit 1874 zal hebben bestaan. Exemplaren daarvan zijn tot op heden echter niet aangetroffen.

Er zijn ook aanwijzingen voor het bestaan van een titeluitgave uit 1876. Zowel in Sijthoffs fondscatalogus 1850-1885, als in Brinkman's Catalogus, als in de Bouwstoffen van Kruseman, is er sprake van een nieuwe, geïllustreerde uitgave van Typen uit 1876, voor de prijs van f 1,90, èn van een nieuwe, geïllustreerde, tweedelige uitgave van Leven, voor de prijs van f 3,80.Ga naar voetnoot76 Exemplaren hiervan zijn niet gevonden. Dat er wel exemplaren bestaan (hebben), blijkt uit de volgende passage uit een brief van uitgeverij Sijthoff van 10 maart 1932 aan de directeur van het Rijksprentenkabinet:

In verband met het opzoeken der oude uitgaven is de beantwoording van Uw briefkaart [...] een paar dagen vertraagd. Wij deelen U dan hierdoor mede, dat de 3e druk, van Klikspaan, Studententypen in 1872 zònder platen en in 1876 mèt platen uitgekomen is.Ga naar voetnoot77
[pagina 45]
[p. 45]

Ook de facsimile-uitgave van Typen uit 1971, volgens het colofon ‘vervaardigd naar de “derde druk” die in het jaar 1876 bij A.W. Sijthoff te Leiden verscheen’, geeft aan dat er een titeluitgave geweest moet zijn. Het zetsel van het gefotografeerde exemplaar is namelijk identiek aan dat van de derde druk uit 1872. Helaas is de titelpagina verknipt, waardoor het oorspronkelijke impressum (met daarin mogelijk de vermelding ‘1876’) is komen te vervallen.

2.4.7 1884

In de winter van 1884 verscheen er een nieuwe druk van de Studentenschetsen: Typen en Leven in één band:

Uitgever: A.W. Sijthoff
Prijs: f 2,90 (drie delen in één band; Nieuwsblad voor den boekhandel, 18 november 1884)
Oplage: onbekend
Verschijningsdatum: 18 november 1884 (Nieuwsblad voor den boekhandel, 18 november 1884)
Illustraties: ja
Exemplaar: ubg 2 a 3995

Kneppelhout was toen al geruime tijd ziek. In een, door hemzelf ondertekende dictaatbrief aan J. Hemkes van 5 augustus 1883 schreef hij over zijn lichamelijke gesteldheid:

mij te Amsterdam ophoudende kreeg ik een sterke schok, die mij het schrijven volkomen onmogelijk maakt. Sedert gebruik ik onvoorwaardelijk eene vreemde hand en dicteer ik al mijne brieven.Ga naar voetnoot78

Kneppelhout was dan ook niet in staat geweest zelf de proeven van deze nieuwe druk te corrigeren, zo blijkt uit het volgende brieffragment:

Ik bedank u zeer voor de toezending van de studententijpen, die ik zeer netjes vind. Vooral de band. Ook vind ik de druk niet zoo klein, als ik verwachtte dat zij zijn zou en naar ik vernomen had. Ik hoop, als ik te Leiden kom, er U nader dank voor te zeggen, maar hiervoor bestaat voor eerst weinig kans, want ik ben sedert eenigen tijd erg in de lappenmand. Vooral in de laatste dagen heb ik veel last van duizeligheid, die ik voor beroerte houd.Ga naar voetnoot79

Bij de herziening is hij mogelijk wel zelf actief betrokken geweest. De wijzigingen tussen de derde en vierde druk zijn weliswaar gering in aantal en betreffen vrijwel uitsluitend spelling en interpunctie, maar er zijn ook enkele inhoudelijke varianten, waarvan moeilijk kan worden aangenomen dat ze zonder medeweten van de auteur zijn aangebracht.

[pagina 46]
[p. 46]

De uitgave bevatte zestien illustraties, die volgens een mededeling van Sijthoffs biograaf Van der Meulen zijn vervaardigd door G.J. Bos.Ga naar voetnoot80

2.4.8 1885

Eén jaar na de verschijning van de vierde druk kwamen Typen en Leven los op de markt.Ga naar voetnoot81 De boeken, die werden aangekondigd in het Nieuwsblad voor den boekhandel van 15 september 1885, zijn vervaardigd van het zetsel van de vierde druk en hebben ook de illustraties daaruit overgenomen. De titelpagina's - zonder jaartal - waren opnieuw gezet. De prijs van Typen was een gulden, Leven kostte f 1,75; samen kostten de werken f 2,90.Ga naar voetnoot82 Mogelijk heeft Kneppelhout de boeken nog onder ogen gehad; op 8 november 1885 zou hij overlijden.

voetnoot1
[Anoniem], ‘Op bezoek bij Jonathan’.
voetnoot2
De datering is ontleend aan de omslagen van de afleveringen; facsimile's hiervan zijn afgedrukt aan het eind van deel 1. Meer over de datering van de afleveringen in paragraaf 3.4.1.
voetnoot3
Nieuwsblad voor den boekhandel, 2 januari 1840.
voetnoot4
Kneppelhout aan Laurens Beynen, 6 januari 1840. Informatie volgens verslag in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 6 juni 1905 van een lezing door Johs. Dyserinck voor het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
voetnoot5
Kneppelhout aan Alexander Ver Huell, 4 januari 1841. In: Ver Huell, Briefwisseling, p. 59.
voetnoot6
Zie voor de tekst van het origineel en van Kneppelhouts vertaling: Klikspaan, Studenten-Typen, ed. Stapert-Eggen, p. [530-535].
voetnoot7
[Brinkman], Alphabetische naamlijst van boeken, plaat- en kaartwerken, p. 359.

voetnoot8
Zie voor het begrip ‘dubbeldruk’ en de methode van onderzoek mijn artikel ‘De drukgeschiedenis van Klikspaans Studenten-typen: aanpak en resultaten’.
voetnoot9
Dit en het volgende citaat zijn afkomstig uit een brief van Kneppelhout aan A.W. Sijthoff van 22 december 1871. (ubl: Sijthoff-archief: Collectie Brieven, jaargang 1871, nummer 173)
voetnoot10
In Leven v, 695 is sprake van ‘het nazien der drukproeven’.
voetnoot11
Het is niet uitgesloten dat er van meer afleveringen dan de hier genoemde een dubbeldruk is verschenen. Om dat vast te stellen zouden meer exemplaren moeten worden onderzocht dan de dertig getraceerde exemplaren uit openbaar bezit, van antiquaren en van verzamelaars. Een oproep (in mijn artikel ‘De drukgeschiedenis van Klikspaans Studenten-typen: aanpak en resultaten’) heeft echter geen nieuwe exemplaren opgeleverd.

voetnoot12
Volgens het omslag van het eerste deel van ‘Sempre Crescendo’ zou deel twee binnen veertien dagen volgen; waarschijnlijk verscheen aflevering viii bis dus in de eerste helft van oktober 1842.
voetnoot13
[Brinkman], Alphabetische naamlijst van boeken, plaat- en kaartwerken, p. 359.
voetnoot14
Mededeling op het omslag van Leven v bis (1 april 1842).
voetnoot15
Typen, ‘Besluit’, 44-48.
voetnoot16
Leven x, ‘Schouwburg’, 762-784.

voetnoot17
Uit een notitie in een exemplaar van deze aflevering blijkt dat het werkje op 3 mei 1842 in de handel moet zijn geweest. (Stichting Kneppelhout, Doetinchem)
voetnoot18
In de inhoudsopgave heet deze aflevering ‘De wafelbakster’.
voetnoot19
[Brinkman], Alphabetische naamlijst van boeken, plaat- en kaartwerken, p. 359.

voetnoot20
Van der Meer van Kuffeler aan Kneppelhout, na 1 april 1840; zie verder over deze correspondentie hoofdstuk 1 (‘Inleiding’), noot 1.
voetnoot21
Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, hierin ook biografische gegevens over de co-auteurs.
voetnoot22
Het preciese aandeel van de co-auteurs van Typen, Leven en Bijloop is aangegeven in de opmerkingen ‘Vooraf’ bij de annotaties van de betreffende afleveringen.

voetnoot23
Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, p. 17-18.
voetnoot24
Ver Huell, Briefwisseling, p. 259.

voetnoot25
Informatie volgens het omslag van Leven iv bis (12 december 1841).
voetnoot26
Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, p. 1-16.
voetnoot27
Informatie volgens het omslag van Leven v (8 februari 1842).

voetnoot28
Zie hiervoor paragraaf 2.1.1.
voetnoot29
Omslag Typen ix (31 oktober 1840).
voetnoot30
Kneppelhout aan Ver Huell, 4 januari 1841. In: Ver Huell, Briefwisseling, p. 60.
voetnoot31
Bedoeld zijn Typen vi (14 juni 1840) en Typen vii (4 september 1840).
voetnoot32
Ver Huell, Briefwisseling, p. 56.
voetnoot33
In: Ver Huell, Briefwisseling, p. 59-60; citaten in het vervolg van deze paragraaf waarbij geen bron is vermeld, zijn uit deze brief afkomstig.
voetnoot34
Al naargelang.
voetnoot35
Timen Hooiberg (1809-1897), lithograaf, graveur, etser, papierhandelaar en boekverkoper, woonachtig in Leiden.
voetnoot36
Tieleman Cato Bruining (1807-1877), lithograaf, tekenmeester en etser, eveneens woonachtig in Leiden.
voetnoot37
Joannes Marinus Huart (1809/1810-1855), graveur en topografisch tekenaar, eveneens woonachtig in Leiden. Huart was werkzaam op het Nederlands Topografisch Bureau in Delft, waar Jan Egbert van Gorkum tot 1841 directeur was.
voetnoot38
Figuurtjes.
voetnoot39
Typen, ‘Enkele ophelderingen’, 221. Meer over Bruining in: R. Krul, ‘Een tekenmeester tussen ambacht en kunsten’.
voetnoot40
Ver Huell, Briefwisseling, p. 112. Met ‘Arenz’ is bedoeld de firma A. Arnz en Co. in Leiden. (Jaarboekje voor den boekhandel voor 1842-1843, p. 38)
voetnoot41
Omslag Typen xi (7 januari 1841).
voetnoot42
Vrij naar het openingsgedicht van Van Alphens Kleine gedigten voor kinderen, ‘Aan twee kleine jongens’. (Editie 1998, p. 13)
voetnoot43
Ver Huell, Briefwisseling, p. 63.
voetnoot44
Ver Huell, Briefwisseling, p. 63.
voetnoot45
Omslag Leven iv bis (12 december 1841).
voetnoot46
Ver Huell, Briefwisseling, p. 99. De afbeelding bij ‘Het dispuut-collegie’ is nooit verschenen. De moeizame totstandkoming van de prent bij ‘De Academiestad’ staat beschreven in Ver Huells Briefwisseling, p. 110-113.

voetnoot47
Bibliotheek kvb: Collectie Sijthoff: pp-archief.
voetnoot48
Brief van Kneppelhout aan A.C. Kruseman, 27 november 1859. (ubl: Hs. Ltk. 1795 15)
voetnoot49
Simons, ‘De Congressen 1849-1869 en de belangen des boekhandels’.
voetnoot50
Brief van Sijthoff aan Renard, ongedateerd; het is onduidelijk of dit document een concept of afschrift is, dan wel een niet verzonden brief. (ubl: Sijthoff-archief: Collectie Brieven, jaargang 1860, nummer 103)
voetnoot51
Brief van Jac. Hazenberg Cornz. aan Sijthoff, ongedateerd. (ubl: Sijthoff-archief: Collectie Brieven, jaargang 1860, nummer 88)
voetnoot52
Bibliotheek kvb: Collectie Sijthoff: Fondscatalogi: Fondscatalogus ca. 1864.

voetnoot53
Bibliotheek kvb: Collectie Sijthoff: pp-archief.
voetnoot54
Deze conclusie is gebaseerd op de woord-voor-woordvergelijking tussen de eerste en tweede druk van een aantal afleveringen van Typen en Leven. De uitkomsten hiervan zijn zeer divers en laten geen algemene uitspraken toe over de tendens van de inhoudelijke wijzigingen.
voetnoot55
De hoofdstuktitels zijn ontleend aan de Inhoudopgaves van de betreffende drukken; soms zijn er kleine verschillen ten opzichte van de titels boven de hoofdstukken zelf.

voetnoot56
Meer informatie in: Van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan en in: De Wit, ‘De drukker en uitgever A.W. Sijthoff te Leiden’.
voetnoot57
Ver Huell, Briefwisseling, p. 260-261.
voetnoot58
Ver Huell, Briefwisseling, p. 261.
voetnoot59
ubl: Sijthoff-archief: Collectie Brieven, jaargang 1863, nummer 168.
voetnoot60
Ver Huell, Briefwisseling, p. 261.
voetnoot61
Exemplaar Typen: privé-exemplaar; exemplaar Leven: uba 2350 h 9-10

voetnoot62
Leidsch Dagblad, 11 en 15 april 1868 en 16 mei 1868.
voetnoot63
Leidsch Dagblad, 24 november 1868.
voetnoot64
Nieuwsblad voor den boekhandel, 26 maart 1868.
voetnoot65
Exemplaar Typen en Leven: kb 866 c 38. Van Typen afzonderlijk is geen exemplaar aangetroffen. Of Leven apart verschenen is, is niet bekend.
voetnoot66
Van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan, p. 102.

voetnoot67
Kneppelhout aan Sijthoff, 22 december 1871. (ubl: Sijthoff-archief: Collectie Brieven, jaargang 1871, nummer 173)
voetnoot68
Kneppelhout aan Sijthoff, 22 december 1871. (ubl: Sijthoff-archief: Collectie Brieven, jaargang 1871, nummer 173)
voetnoot69
Van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan, p. 308-309.
voetnoot70
Leidsch Dagblad, 20 september en 3 oktober 1872.
voetnoot71
Van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan, p. 102; zie verder paragraaf 2.4.4.
voetnoot72
De Wit, ‘De drukker en uitgever A.W. Sijthoff te Leiden’.
voetnoot73
De lezing ‘nooit’ komt voor in het exemplaar kb 3175 c 67, de lezing ‘nimmer’ in het exemplaar van de Provinciale Bibliotheek Friesland, signatuur b 6031.
voetnoot74
Bibliotheek kvb: Collectie Sijthoff: pp-archief. Van de gecombineerde uitgave is een exemplaar in privébezit aangetroffen.

voetnoot75
Exemplaar kb 588 F 15.
voetnoot76
kvb: Collectie Sijthoff Fondscatalogi: Fondscatalogus 1850-1885; Van der Meulen, Brinkman's Catalogus, p. 645; Kruseman, Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel, dl. 1, p. 175-176.
voetnoot77
De brief bevindt zich in een exemplaar van Studenten-Typen uit het bezit van de Bibliotheek van het Rijksmuseum Amsterdam, signatuur 47 f 54. Overigens bevatte de luxe-uitgave van Typen uit 1872 wel illustraties.

voetnoot78
ubl: Hs. Ltk. 2023 48.
voetnoot79
Kneppelhout aan Sijthoff, 16 november 1884. (ubl: Sijthoff-archief: Collectie Brieven, jaargang 1885, nummer 109)
voetnoot80
Van der Meulen, Een veertigjarige uitgeversloopbaan, p. 102; zie verder paragraaf 2.4.4.

voetnoot81
Exemplaar Typen: Bibliotheek Rijksmuseum Amsterdam: 47 f 54; exemplaar Leven: ubn 628 c 148.
voetnoot82
Van der Meulen, Brinkman's Catalogus, p. 294.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 1860

  • 1861

  • 1863

  • 1868

  • 1872

  • 1873

  • 1874

  • 1876

  • 1884

  • 1885