Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan) (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan)
Afbeelding van Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan)Toon afbeelding van titelpagina van Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.14 MB)

Scans (51.76 MB)

ebook (16.02 MB)

XML (1.72 MB)

tekstbestand






Editeurs

Annemarie Kets

Mariƫlle Lenders

Olf Praamstra



Genre

proza

Subgenre

schetsen
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Studentenschetsen. Deel 2. Commentaar (onder ps. Klikspaan)

(2002)–Johannes Kneppelhout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 577]
[p. 577]

4.5.4 III. De praetor

vooraf Deze aflevering is geschreven door Christian Heinrich Riehm (1822-1852), student medicijnen in Amsterdam. (Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, p. 1-16) Op het omslag van Leven ii (25 september 1841) had Klikspaan gevraagd: ‘Wie schrijft: de Praetor eens?’ Op het omslag van Leven iv bis (12 december 1841) deelde hij mee dat ‘De praetor’ hem uit Amsterdam was toegezonden en gereed lag voor het voorgenomen derde deel van de Schetsen. Toen ‘De praetor’ eenmaal gepubliceerd was (december 1842), verzocht Klikspaan zijn lezers in plaats van de Praetor, een Praetor te lezen (Ophelderingen, 202), klaarblijkelijk om te voorkomen dat men de hoofdpersoon Jacobus Quad zou identificeren met een werkelijk bestaand persoon. De waarschuwing was niet overbodig, aangezien Klikspaan enkele maanden voor het verschijnen van ‘De praetor’ een uiterst felle aanval had gedaan op de anonieme recensent van de Studenten-Almanak voor 1842, door hem Jacobus Quad genoemd (zie Bijloop, Bijlage iv: ‘Jacobus Quad, numismaticus en oordeelveller’). In het Leidse studentenmilieu zal het niet onbekend zijn gebleven wie die anonieme recensent was (zie ook de - overigens niet thuisgebrachte - toespeling aan het eind van Bijlage iv), zodat een identificatie met de hier opgevoerde pretor en met de ‘liefhebber’ uit Typen vii die dezelfde naam draagt, voor de hand lag.
 

illustratie
138. Christian Heinrich Riehm


[pagina 578]
[p. 578]

motto Wat fiksch Student heeft niet het land...te heeten: citaat uit het gedicht ‘Afscheid’ van een zekere ‘R’, die met weemoed terugblikt op zijn voorbije studententijd. Het vers verscheen in de Groninger Studenten Almanak, voor het jaar 1842 van de studentenvereniging Vindicat atque Polit, p. 121-126; het citaat op p. 124.
 
24 met facsimile: met een (gedrukte) kopie van zijn handtekening. (Kramers, Kunstwoordentolk, p. 344)
 
26 à dix heures: om tien uur.
 
26 een vierde: prototype van de Diplomaat zoals geschetst in Typen iv; diplomaten spraken bij voorkeur Frans, gingen fatterig gekleed en gebruikten allerlei crèmes en pommades om hun uiterlijk te verzorgen (vergelijk ‘geurigen kreits’, r. 30).
 
26 paille: strogele.
 
28 tournure: voorkomen.
 
29 Bien volontiers: Heel graag.
 
30 kreits: kring.
 
34 Kom je uit de nachtschuit: vaste uitdrukking, gezegd tegen iemand die niet op de hoogte is van wat iedereen al lang weet.
 
37-38 Il s'agit de sauver les dehors: het gaat erom de schijn op te houden. Bekende Franse uitdrukking.
 
39 Hora: eigenlijk: hora est: het is tijd. Aankondiging van de pedel bij promoties en examens dat het tijd is om te eindigen.
 
52 peroratio: slotrede.
 
53 auditores: toehoorders.
 
59 hoopvolle: veelbelovende.
 
66 Wel Eerwaarden: titel voor geestelijke.
 
70 kabinetstukjes: voorwerpen die door hun bijzondere schoonheid geschikt zijn voor een kabinet of museum.

[pagina 579]
[p. 579]

77 Reliqua, auditores humanissimi! ad diem crastinam referamus: Laten wij het overige, zeer gewaardeerde toehoorders! tot morgen uitstellen.
 
86 de bruine tong: van het gatlikken namelijk.
 
91 eilacy: helaas.
 
98 mondgesprek: mondeling onderhoud.
 
99 valt in: komt terecht in.
 
100 het Professorale kwartiertje: het kwartier tussen het officiële en het werkelijke begin van een college-uur; vergelijk ook: ‘voor hem half elf’ (r. 3) en: ‘Naauwelijks is de klok van tienen koud’ (r. 72-73).
 
109 fideel: gemoedelijk.
 
110-113 nu moeten jullie eens gaauw teekenen...of ik me wat haasten zou [...] De vent heeft weêr geld noodig: behalve zijn vaste salaris ontving een hoogleraar van elke student die bij hem college liep, een bij wet vastgesteld bedrag. Voor colleges die twee maal per week werden gehouden was dat vijftien gulden per jaar, voor colleges die meer dan twee maal per week werden gehouden dertig gulden per jaar. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 135) De pretor zorgde ervoor dat alle studenten een lijst tekenden, zodat de pedel het collegegeld kon innen. Bovendien moesten studenten de pretor twee kwartjes betalen voor de dienstbode van de hoogleraar. (Oort, ‘Herinneringen van een theologant’, p. 73)
 
115 Van de Velde: mogelijk stond de literator en historicus Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink (1810-1865; vanaf 1831 student theologie te Leiden) model voor dit personage. Zie verder de annotatie bij Leven iv, 830.
 
127 velijn: gladde papiersoort zonder waterlijnen.
 
130 kostelijke: kostbare.
 
131 post tot varios casus: na zovele verschillende lotgevallen. Ontleend aan Vergilius, Aeneis i, 204, waar staat: ‘per varios casus, per tot discrimina rerum’ (door verschillende lotgevallen, door zovele hachelijkheden).
 
135-136 Juvenes ornatissimi...ut nomina hic subscribere velint, rogat: [Jacobus Quad] verzoekt de geachte jongelieden die op de gebruikelijke voorwaarden de lessen van de professor over - wensen te volgen, hun namen hieronder te schrijven.

[pagina 580]
[p. 580]

137-138 Scripsi ad diem - Octobris mdcccxli: Opgesteld de - oktober 1841.
 
140 De constructie van het latijn is immers innig Ciceroniaansch: het proza van de Romeinse schrijver en redenaar Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.) gold als stilistisch toonaangevend. De typering heeft vooral betrekking op de ingesloten antecedentconstructie ‘quas dabit lectiones’ en mogelijk ook op het woordgebruik.
 
154 lexica: woordenboeken.
 
177 Solitis conditionibus: Op de gebruikelijke voorwaarden.
 
178 Cupiunt moet een conjunctivus zijn: een conjunctivus (aanvoegende wijs) zou de formulering iets minder stellig maken: die zouden willen volgen.
 
181-182 Daar lag, voor dat hij 't kon beletten,/'t Gewigtig document in twee: citaat niet gevonden.
 
200 schrikvogel: letterlijk: dode vogel als vogelverschrikker.
 
204 Ex ungue leonem: aan zijn klauw [herkent men] de leeuw. Vergelijk: ‘Leonem ex unguibus aestimare’ (Een leeuw door zijn klauwen kennen), citaat uit Erasmus, Adagia, 834, door latere schrijvers in verschillende varianten overgenomen.
 
206-207 wanneer er Instituten- of Pandectenlol zal zijn: studenten rechten moesten grote delen van het Corpus Iuris Civilis (voltooid: 534) bestuderen: een verzameling wetten, rechtsbeginselen en praktijkvoorbeelden uit de Romeinse rechtsgeleerde literatuur, samengesteld op initiatief van keizer Justinianus. De Instituten en Pandecten (of Digesten) vormen belangrijke bestanddelen van het Corpus Iuris Civilis. De Instituten (533) geven een overzicht van de eerste beginselen van het Romeins recht en vormden verplichte stof voor het kandidaatsexamen rechten. De colleges over de Pandecten (533), een uitgebreide en systematische compilatie van overwegend privaatrechtelijke adviezen en uitspraken van klassieke Romeinse rechtsgeleerden, waren verplicht voor het doctoraalexamen rechten.
 
210 trekt [...] af: leidt [...] af.
 
213 tres faciunt collegium: ego, tu et Deus: drie (personen) vormen een college: ik, jij en God. Het eerste deel van deze passage is ontleend aan de Pandecten (of Digesten) l, xvi, 85 van Justinianus. (Corpus Iuris Civilis, ed. Mommsen, dl. 1: Digesta, p. 860)

[pagina 581]
[p. 581]

222 Ornatissime, quaenam fuerunt ultima: Zeer geachte heer, waar waren we gebleven.
 
225 geene slib pleegt te vangen: succes pleegt te hebben.
 
227 opgewektheid: lust.
 
228 formuliervraag: in vaste vorm gebrachte vraag.
 
229 jaloersch van: prat op.
 
236 godspenning: hier: fooi.
 
241 gezakt heeft: in zijn zak gestoken heeft.
 
250 bij voorraad: bij voorbaat, alvast.
 
251 de Verzamelaar: Jacobus Quad; verwijzing naar Typen vii, waar hij samen met zijn broer Chris optreedt als verzamelaar van handschriften, munten en penningen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken