Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het hofke (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het hofke
Afbeelding van Het hofkeToon afbeelding van titelpagina van Het hofke

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

Scans (8.17 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het hofke

(1941)–Marie Koenen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

VIII

In den bongerd van het Zoneveld lag het gras dat volgend voorjaar nog met bruine en kaal-vertrapte plekken, en heel de groei van den zomer moest er overheen gaan, eer daar de sporen waren weggewischt van het feest, dat de kinderen van ‘Sinte-Barbera's hoek’ hun heele leven niet zouden vergeten.

Nu gingen de maanden stil daarheen, de jaargetijden wisselden over de buurtschap, en de menschen leefden en werkten er in rustige betrachting. Zoo ook Milia.

Het was een zonderbare tijd voor Milia.

Haar hart was zoo week en overgevoelig, dat het minste, het allergewoonste, wat er vroeger zelfs niet was doorgedrongen, er nu heftige ontroeringen wekte.

De zang van een vogel, de lach van een kind, de innigheid van een stem die tot haar sprak, alles gaf haar een overgroote dankbare blijdschap en deed haar schreien tegelijkertijd.

't Was haar alsof ze de dingen heel anders zag dan eerst: het Hofke vooral, het goede oude Hofke en alles wat er-in, wat er-om was. En grootvader en Sanderken. Nooit had ze hen, en alles met hen, liefgehad zooals nu. Er was zooveel om lief te hebben.

[pagina 71]
[p. 71]

Was ze dan blind geweest zoo langen, langen tijd? Was ze dood geweest voor het rijke leven, dat ze nu zoo mild en zoo mooi om zich voelde?

Het was als een herleving, of haar ziel weer ging ademhalen in een nieuwen lentedag.

Het was de tijd, dat de liefde-tot-één zich vervormde tot de liefde die alles omvat.

Maar het ging niet zonder zielesmart en veel tranen. Haar hart was zóo ontvankelijk, zoo in voortdurende siddering, dat alles, iedere indruk, hetzij droef of blij, daar natrilde, al te lang, en haar schreien deed zonder dat ze wist of het van geluk was of van pijn.

 

Het was in dezen tijd ook, dat zich tusschen Milia en Willems jonge vrouw de banden dichter en dichter weefden van een vriendschap, in al haar eenvoudigheid zoo goed en zoo mooi door diepte en innigheid, dat ze beiden haar voor immer onverstoorbaar wisten.

Lize kwam veel op het Hofke, telkens en telkens kwam ze er terug. Zij, zoo vroolijk, zoo jong, zoo kinderlijk-gelukkig, voelde zich vreemd aangetrokken tot het stille eenzame meisje, dat haar leven daar vermijmerde op

[pagina 72]
[p. 72]

die doodsche oude hoeve. Ze voelde meelijden voor haar en bewondering tegelijk, en blij was ze, haar iets te kunnen geven van haar eigen milde levensvreugde.

Dankbaar aanvaardde Milia dat, en met haar dankbaarheid voelde ze het liefste en teerste wat er leefde in haar hart uitgaan tot Willems jonge vrouw. Dit gevoel gaf Milia geluk en Zelfvertrouwen tegelijk.

Want hoe vaster en inniger ze deze vriendschap voelde worden tusschen haar en ‘die andere’, hoe zekerder Milia werd in haar doen en denken. Tot ze zich zelve zeggen kon; ‘Ik heb de liefde-tot-één overwonnen’.

Toen dankte ze God.

 

Daar lag het Zonneveld, hier het Hofke. Het bleef alles hetzelfde, en de hooge vijandige haag van rasterdraad en doorntakken bleef even vijandig die twee werelden scheiden.

Maar ‘het pad’ viel niet af te sluiten, ‘het pad’ was er en bleef de ongewenschte gemeenschap.

En jaar na jaar voltrok dezelfde zomerzon aan de twee boomgaarden hetzelfde wonder van bloei en leven.

 

Zóóveel tijd ging er om, dat de jonge

[pagina 73]
[p. 73]

appelboompjes in den bongerd van het Zonneveld tot boomen zijn gegroeid, stevig van stam en breed getakt, die iederen herfst meer vruchten dragen.

Zóóveel tijd, dat de oude appelboomen in den bongerd van het Hofke jaar na jaar minder bladeren schieten, en dat hun stammen vermolmen.

Want twaalf jaren veranderen veel zoowel aan heel jonge als aan heel oude boomen.

Twee van de oude appelboomen van het Hofke zijn zelfs dezen laatsten winter reeds omgeknapt, en in hun plaats staan nu die beide tengere stammetjes, onlangs geplant.

Ze buigen met allen wind, die schriele spichtige boompjes.

Of ze gedijen zullen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken