Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol
Afbeelding van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van KolToon afbeelding van titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.05 MB)

Scans (247.98 MB)

ebook (9.14 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nynke van Hichtum

Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

(1931)–Nellie van Kol–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

De aardmannetjes
een sprookje uit Friesland



illustratie

ER was in den overouden tijd eens een boerenarbeider, die heette Sjoerd; en omdat hij gebocheld was, noemden ze hem Sjoerd Bult. Het gebeurde eens dat Sjoerd en zijn vrouw op een avond, toen de maan al was opgekomen, van het veld terugkeerden naar het dorp, waar hun huisje stond. Om den weg wat te bekorten, waagden ze het, midden over een korenveld te gaan. Maar ze waren nog niet ver gekomen, toen ze een gegons, gelijkende op een zacht babbelen en lachen, meenden te hooren. En jawel: een heele massa aardmannetjes, talrijk als de mieren, kwamen uit de greppels van het bouwland naar boven klauteren en liepen op het echtpaar toe. De vrouw begon luid te jammeren; de kereltjes stoorden zich daaraan niet, maar maakten zich gereed tot een rondedans.

Daar zagen ze de mestgreep, die Sjoerd op zijn schouder droeg. Zulk een greep is een vork met drie tanden. Denk je nu de twee buitenste tanden weg, dan heb je de figuur van een kruis. Hiervoor hadden de aardmannetjes ontzag en ze riepen elkaar toe:

 
‘Laat ze maar! laat ze maar!
 
Ziet ge niet die mestgreep daar?’

De vrouw wilde de vlucht nemen, maar Sjoerd bleef staan. De mannetjes naderden hem en vroegen: ‘Hoe is je naam?’

‘Mijn naam is Sjoerd,’ was het antwoord.

‘Wil je met ons dansen, Sjoerd?’

[pagina 50]
[p. 50]

‘Dat kan ik niet tegen jullie volhouden,’ zei Sjoerd.

‘Dan zullen we uitscheiden zoodra jij het verlangt,’ riepen de kereltjes.

‘Beloven jullie me dat?’

‘Wij beloven het!’

‘Willen jullie het zweren?’

‘Wij willen het bezweren.’

‘Bij het heilige kruis?’

‘Ook dat willen wij,’ zeiden de dwergen.

‘Dan neem ik het aan,’ zei Sjoerd.

Maar zijn vrouw nam de greep en liep weg. Nu gingen ze aan 't dansen dat 't een aard had. Sjoerd verbaasde zich over de rapheid van die kleine snaakjes, maar hij was zelf ook genoodzaakt op en neer te springen, zoo snel hij maar kon. De dwergen zongen er bij:

 
‘Maandag, dinsdag, woensdag,
 
Maandag, dinsdag, woensdag!’

Daar bleef het bij, altijd maar weer hetzelfde.

‘Ho!’ riep Sjoerd, ‘schei eens even uit.’

En toen allen stilstonden, zei hij: ‘Dat liedje van jullie is niet volledig. Zal ik 't jullie eens verder leeren?’

‘Ja, verder! verder!’ schreeuwden de mannetjes.

Nu zong Sjoerd:

 
‘Maandag, dinsdag, woensdag,
 
Donderdag, vrijdag, zaterdag!’

‘Mooi! mooi! mooi!’ gilden allen. ‘Zing 't nog eens!’ Sjoerd herhaalde:

 
‘Maandag, dinsdag, woensdag,
 
Donderdag, vrijdag, zaterdag!’

De dwergen schaterden het uit van pret. ‘Donderdag, vrijdag, zaterdag!’ zongen ze en ze sprongen door en rondom elkaar als dwazen. Toen ze eindelijk ophielden, zeiden ze tegen Sjoerd, die

[pagina t.o. 50]
[p. t.o. 50]


illustratie

[pagina 51]
[p. 51]

naar adem stond te hijgen: ‘Wat verlang je? Wil je rijk worden, òf mooi?’

‘Is 't ernstig gemeend?’ zei Sjoerd.

‘Wel zeker! Anders mogen wij veroordeeld worden om alle hier in den omtrek te veld staande korenhalmen te tellen.’

‘Maakt dan,’ zei Sjoerd, ‘dat ik van mijn hoogen rug verlost word.’

‘'t Is goed,’ was het antwoord.

Ze pakten hem aan, hieven hem op, en met aller mannen macht wierpen ze hem als een kaatsbal de lucht in. Duizelig en suizebollend kwam hij weer op den grond terecht - en ziet, zijn bochel was verdwenen! Zoo hard hij kon, liep hij toen naar huis.

 

Nu woonde er in dat zelfde dorp een snijder, die was scheel en roodharig, en ze noemden hem de Stamelaar, omdat hij soms erg kon stotteren - vooral als hij boos was; en dit gebeurde nog al eens, want hij was kwaadaardig van natuur. Daarenboven was hij heel gierig. Hij durfde nauwelijks zelf zijn bekomst eten en gunde andere menschen niets. Toen hij hoorde dat Sjoerd, die hem nog de huishuur schuldig was, zoo mooi was geworden, haastte hij zich, den armen man een bezoek te gaan brengen en hij vroeg hem: ‘Hoe ben jij zoo veranderd?’

Sjoerd wilde 't hem eerst niet zeggen, maar op het aandringen en dreigen van den snijder vertelde hij hem alles, precies zooals 't gebeurd was.

Toen de maan dien avond was opgekomen, nam de Stamelaar zijn mestgreep en ging naar het korenveld. Daar dansten ook nu de aardmannetjes en ze zongen:

 
‘Maandag, dinsdag, woensdag,
 
Donderdag, vrijdag, zaterdag.’

‘Ho!’ riep de snijder en hij stotterde: ‘D-d-d-aar b-b-b-ehoort nog wat bij.’

‘O, een stotteraar!’ riep de mannetjes spottend, en Semme (zoo heette die snijder) werd woedend en hij riep terug, nòg erger stot-

[pagina 52]
[p. 52]

terend: ‘Ik w-w-w-il j-j-j-ullie l-l-l-iedje aanvullen, m-m-m-aar dan w-w-w-il ik er w-w-wat aan verdienen.’ ‘Zing dan maar mee,’ was het antwoord. En ze begonnen weer:

 
‘Maandag, dinsdag, woensdag,
 
Donderdag, vrijdag, zaterdag,
 
“En dan z-z-z-zo...” stotterde Semme.

“Z-z-z-zo!” schrééuwden de kereltjes.

“O-o-ondag!” schreeuwde de snijder.

“Een ondag is er niet,” werd hem toegeroepen, dat is glad verkeerd!’

De snijder zweette van angst en riep: ‘Z-z-zondag!’

‘O, zondag, zondag! ja, dat is goed. Maar nu verder, - het liedje moet rond!’

‘Ik ben de heele w-w-week al r-r-rond,’ stotterde Semme; ‘het l-l-liedje is uit.’

‘Och kom,’ meesmuilden de dwergen; ‘nu, zeg jij ons dan je wensch maar; Sjoerd had de keus tusschen schoonheid en rijkdom.’

‘J-j-jawel, en Sjoerd heeft de schoonheid gekozen en den r-r-rijkdom laten b-b-blijven. N-n-nou, ik v-v-verlang wat S-s-sjoerd heeft laten b-b-blijven.’

‘Goed zoo!’ was het schaterend geroep.

En ze pakten den snijder aan, hieven hem op, wierpen hem heen en weer en omhoog, wel een half uur lang. Eindelijk kwam hij weer met zijn voeten op den grond terecht - en toen had hij gekregen wat Sjoerd had laten blijven, - een bult!

Toen de dorpelingen hem den anderen morgen daarmee zagen loopen, lachten ze hem uit. Kwaadaardig van woede, kwam hij bij Sjoerd in huis en brulde: ‘Nou d-dadelijk de a-a-a-chterst-st-st-allige h-h-huishuur betaald, of het h-h-huis uit, zonder gen-n-nade!’

Sjoerd verloor nu ook zijn geduld. Driftig sprong hij op en zei: ‘Morgen zal ik je betalen, en nou mijn deur uit, of...’

Dit deed den snijder terugdeinzen; want Sjoerd was veel sterker dan hij.

[pagina 53]
[p. 53]

Zoodra 't weer avond geworden was, stapte Sjoerd opnieuw naar het korenveld, voorzien van de mestgreep en tevens van een graanzak, en alle aardmannetjes waren blij toen ze hem zagen. ‘Dansen!’ riepen ze.

‘Wel zeker,’ zei Sjoerd, ‘en ik zal jullie voorzingen.’

Daar ging het:

 
‘Maandag, dinsdag, woensdag,
 
Donderdag, vrijdag, zaterdag,
 
En daarbij dan de zondag nog.’

De mannetjes gilden 't uit van de pret. Ze dansten en zongen als dol van pleizier, en van alle zijden kwamen er nog meer opdagen. Ze krioelden dooreen als mieren en zongen:

 
‘Beste Sjoerd, door jou, door jou,
 
Hebben wij de vrijheid nou.’

‘Wat bedoelen jullie daarmee?’ vroeg Sjoerd; en het antwoord was:

‘Wij moesten bij lichte maan alle avonden hier op het veld komen dansen, net zoolang tot er iemand kwam, die ons liedje heelemaal wist aan te vullen. Dat heb jij gedaan, en nu mogen we wegzinken in de diepte, naar ons eigen rijk, dat zich uitstrekt onder landen en zeeën. Houd nu den zak maar op.’

Dat deed Sjoerd, en de dwergen vulden zijn graanzak met kleine zakjes goudgeld.

Hierop verdwenen ze en Sjoerd zeulde met zijn vracht, die alles behalve licht was, naar huis. Maar toen hij den zak opende, vond hij er niets in dan aardkluiten, steentjes en dorre bladeren. Zijn vrouw werd angstig en verlegen; maar Sjoerd nam wat wijwater en liet dat in den zak druppelen. En ziedaar! Toen was alles opeens weer veranderd in goud en edelgesteenten! Sjoerd was nu een schatrijk man en hoefde niet meer afhankelijk te te zijn van den gierigen snijder.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken