Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol
Afbeelding van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van KolToon afbeelding van titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.05 MB)

Scans (247.98 MB)

ebook (9.14 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nynke van Hichtum

Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

(1931)–Nellie van Kol–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Het paaltje van Oosterlittens
een sprookje uit Friesland



illustratie

ER woonde eens te Oosterlittens een schoenmaker met een talrijk gezin, die, al werkte hij ook nog zoo hard, toch niet in bijzonder goeden doen verkeerde. Maar de arme man had een voorgevoel, dat hij door een of ander toeval plotseling rijk zou worden. En toen hij nu drie nachten achtereen in den droom een vrouw met een witte muts op het hoofd aan de deur zag verschijnen, die hem telkens voorspelde ‘dat hij in Amsterdam op de Amstelbrug zijn geluk zou vinden,’ begreep hij dat daar iets achter zat.

Hij had er geen rust of duur bij, totdat hij op een goeden morgen aan zijn vrouw, aan wie hij dien droom verteld had, maar die hem eenvoudigweg uitlachte, zijn vaststaand besluit meedeelde, om naar Amsterdam te gaan.

Wat zijn vrouw er ook tegen inbracht, baas schoenmaker liet zich niet van zijn stuk brengen; hij stapte weldra te Harlingen op het beurtschip, (stoomschepen voeren er toen nog niet) en kwam goed en wel te Amsterdam aan.

Pas had hij daar voet aan wal gezet, of hij liet zich naar de Amstelbrug geleiden, waar hij den heelen dag bleef. Maar hij keek wel wat op zijn neus, toen er aan het eind van den dag nog niets bijzonders was voorgevallen. Den volgenden dag ging 't evenzoo; er viel niets voor, dat hem belang kon inboezemen.

[pagina 27]
[p. 27]


illustratie

[pagina 28]
[p. 28]

Bijna moedeloos ging hij dien avond weer naar zijn logement; maar toch besloot hij, het nog één dag te probeeren. Ach, ook die dag was al bijna voorbij en hij stond op het punt om naar huis te gaan, even wijs als hij gekomen was, toen er een bedelaar op hem afkwam; die vroeg hem, wat hij toch den ganschen dag op die brug zocht? Boos antwoordde de schoenmaker, dat hij daar niets mee te maken had.

Doch daar de bedelaar maar aanhield en zich niet liet afschepen, vertelde de schoenmaker hem ten slotte zijn droom; maar hij zei er niet bij, waar hij woonde.

‘Nu, als je hier niks anders te doen hebt,’ zei toen de bedelaar, ‘dan zou ik maar weer naar huis gaan. Ik heb zelf ook eens drie nachten achtereen wat gedroomd: Ik was in Friesland, meende ik, in een dorp dat ‘Oosterlittens’ heet. Daar stond op het erf van een schoenmaker, midden in de bleek, een paaltje met een gedraaid vaasje er bovenop. Nou, en toen droomde ik dat ik dat paaltje uit den grond haalde en er een ketel met geld onder vond. Maar ik zou wel krankzinnig geweest zijn, als ik daarheen was gegaan om dat te gaan onderzoeken! En daarom, als jij niks anders te Amsterdam te doen hebt, zou ik maar stilletjes weer naar huis gaan.’

‘Ja, dat zal dan wel het beste zijn,’ zei de schoenmaker, die zich zoo bedaard hield als hij maar kon, maar die inwendig heelemaal van streek was. Immers, - op zijn bleek stond precies zoo'n paaltje! Nu, zoodra hij kon reisde hij weer af met het beurtschip. Toen zijn vrouw hoorde dat hij niets gevonden had, wou ze hem onmiddellijk weer aan het opgestapelde lapwerk hebben. Nou, ja, de ‘baas’ wou zelf ook direct aan 't werk gaan - maar niet met de schoenen! Hij begon te graven in de bleek. Zijn vrouw dacht dat hij volslagen krankzinnig was geworden, maar ‘Baas’ stoorde zich nergens aan; hij spitte met allen ijver en had weldra het paaltje uit den grond. En wat zat er onder?..... Een ketel vol geld!

Toen had 't heusch weinig gescheeld, of de ‘baas’ en de ‘vrouw’, waren allebei gek geworden van blijdschap....

[pagina 29]
[p. 29]

Na een beetje tot bedaren te zijn gekomen, overlegden ze, dat geen mensch er iets van mocht weten.

Ze schaften zich alleen voor en na enkele nieuwe meubelen en kleeren aan; ook nam de ‘baas’ een knecht, - een weelde, die er vroeger bij lange na niet op staan kon; maar voor 't overige bleef alles zooals 't geweest was, zoodat de menschen te Oosterlittens geloofden, dat de schoenmakersfamilie langzamerhand eenigszins in beteren doen kwam.

De ketel, dien de ‘baas’ in de bleek onder het paaltje gevonden had, werd in de huishouding als theeketel gebruikt. Die had deze bijzonderheid dat er een opschrift op stond, dat echter noch de schoenmaker, noch diens vrouw, noch ook de buren die er toevallig opmerkzaam op werden, konden lezen. Dit bleef zoo, totdat de dominee in den herfst voor zijn gewone huisbezoek bij den schoenmaker kwam. Die zag dadelijk den ketel met het vreemde opschrift en vroeg, waar ze dien vandaan hadden.

‘Och,’ zei de schoenmaker, die dezelfde vraag al dikwijls had moeten beantwoorden, ‘dien hebben we eens te Leeuwarden gekocht op de Brol (dat is dat gedeelte van de markt, waar elken Vrijdag op marktdag, allerlei uitdragers hun ouden rommel uitstallen). Maar kan Dominee ons misschien ook zeggen, wat er op te lezen staat?’

‘Ja zeker,’ zei Dominee, ‘'t is Latijn en het beteekent: ‘Onder dezen ketel bevindt zich nog een ketel. ‘Maar ik begrijp niet, wat er mee bedoeld wordt.’

Nou, maar baas schoenmaker begreep het des te beter! - Pas was Dominee vertrokken, of hij begon weer te graven op dezelfde plek en - ja waarlijk! -Héél diep in den grond vond hij een tweeden ketel vol geld!

Nu hadden ze genoeg om in overvloed te leven, maar ze maakten er geen misbruik van en hadden ook nog wel wat over voor armen en zieken.

En zoo was de droom van den Baas dan tòch uitgekomen! Hij had zijn geluk gevonden op de Amstelbrug!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken