Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7,05 MB)

Scans (247,98 MB)

ebook (9,14 MB)






Editeur
Nynke van Hichtum

Illustrator
Tjeerd Bottema



Genre
proza
jeugdliteratuur

Subgenre
sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

(1931)–Nellie van Kol

Vorige Volgende
[p. 90]

De tranenbloem
een Japansche vertelling



illustratie

MARA-SAN, een allerliefste ‘moesmé’ (meisje) van vijf jaar, ging eens met haar groote zuster, de zachte Narahi, langs den bloemenwinkel van Otomaro, den beroemdsten bloemenhandelaar van Kioto.

Mara-San was dol op bloemen. Vol bewondering stond ze stil bij een mooien bamboekorf, waaruit takken vol dubbele jasmijnbloemen zich met bevallige krommingen naar voren bogen. Ze stak haar handjes naar de bloemen uit; haar mooie scheeve oogjes schitterden van begeerte.

Otomaro nam een takje bloemen, legde het in haar kleine hand en zei: ‘Ziedaar, lieve kleine moesmé, daar heb je dan zoo'n ‘tranen-bloem.’

‘Tranenbloem? Waarom?’ vroeg Mara-San nieuwsgierig.

‘Luister, liefje, ik zal het je vertellen:

Er was ereis, heel, heel lang geleden, een Shogoen (keizer) die een eenige dochter had, schoon als de maan, en met oogen die schitterden als de sterren. Maar zijn mooie dochter was geen goed meisje. Ze was trotsch op haar hooge geboorte en ijdel op haar groote schoonheid, en daarom verachtte ze de arme

[p. 91]

menschen en ook allen, die leelijk of mismaakt waren. Dat maakte haar vader en haar moeder heel bedroefd, want die waren goed en medelijdend.

Eens hadden de kinderen van de hofdames zich vriendelijk gedragen jegens de armen, en de keizerin wilde haar daarvoor beloonen. Ze kende den wensch van haar hart, en stond haar daarom toe, in de keizerlijke tuinen net zooveel dubbele jasmijnen te plukken als ze maar wilden, om er kransen en gordels van te maken.

O kleine moesmé, wat waren die kindertjes toen blij! Als een zwerm vogeltjes vlogen ze de tuinen in, en de bloemrijke lanen weergalmden van hun gejuich. ‘Ik heb er een!’ schreeuwde de een. ‘En ik dan!’ riep een ander; ‘kijk eens wat een groote, wat een mooie witte! Prinses, kijk dan toch!’ riep een derde.

En de prinses keek. Ze zag, dat de jasmijnen zich graag lieten plukken door die vriendelijke kinderhanden. De hoogste takken kwamen uit zichzelf naar de laagte, en boden zich aan. En nooit hadden de jasmijnen zoo rijk gebloeid en zoo liefelijk gegeurd; nooit waren ze zóó vol en blank geweest!

Dédé-San stond stil en dacht na. Ze had ook zoo graag een paar van die sneeuwwitte, geurende bloemen geplukt, maar ze mocht niet. Dienzelfden morgen was ze weer eens heel stout geweest. Ze had een armen kreupele bespot, en in haar drift had ze haar oude voedster geslagen. En die voedster was toch als een tweede moeder voor prinses Dédé-San; ze had meer dan eens haar eigen leven in de waagschaal gesteld voor haar ondankbaar pleegkind.

De keizerin was verontwaardigd over Dédé-San's gedrag en had haar streng gestraft. En nu mocht ze natuurlijk niet meê bloemen plukken.

Maar ze had een brandende begeerte naar zoo'n mooie bloem, en ondanks het verbod greep ze naar een tak, die dicht bij haar was. Maar ze kon de bloem niet plukken! Die zat als met stevig ijzerdraad aan den tak vast! En plotseling - o wonder! Daar viel uit iedere bloem van dien tak een traan! De prachtige jas-

[p. 92]

mijnen, waar de kleine prinses zooveel van hield, wilden zich niet door haar laten plukken, wilden voor háár niet groeien en geuren, ja, ze weenden over haar!’

Hier zweeg Otomaro.

‘En toen?’ vroeg de kleine moesmé.

‘Wel, Dédé-San begreep de les. Van dat oogenblik af aan werd ze anders. Ze bespotte de armen en de mismaakten niet meer; ze begon zelfs medelijden met hen te voelen en hun goed te doen. En uit de trotsche en ijdele Dédé-San groeide langzamerhand een goed meisje en later een keizerin, die gedurende heel haar lange regeering haar volk liefhad en wèldeed, en die door haar onderdanen oprecht werd bemind.’

 

Naar het Fransch van A. de G.


Vorige Volgende