Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol
Afbeelding van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van KolToon afbeelding van titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.05 MB)

Scans (247.98 MB)

ebook (9.14 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nynke van Hichtum

Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

(1931)–Nellie van Kol–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

Ingesneeuwd



illustratie

HET was een koude winterdag. IJs lag op den vijver, sneeuw op de boomen, en 't was al bijna donker.

Tom zat op een laag stoeltje voor de kachel en 't licht van de lamp viel juist op zijn boek. Hij las een verhaal van landen, waar 't heel anders is dan bij ons, waar hooge bergen zijn, waar 's winters geen mensch kan wonen of komen, en die zelfs in den zomer voor een groot deel bedekt zijn met eeuwige sneeuw. De geschiedenis was de volgende:

‘Er was eens een schaapherder, die woonde in een hutje op een van de heuvels, waar je in den zomer wèl, maar 's winters niet kan wonen. Den heelen zomer leefde hij er met zijn vrouw, zijn kinderen en zijn kudde, maar tegen den winter trokken ze terug naar hun dal, waar 't niet zoo koud en gevaarlijk was.

Eens op een avond, toen de kinderen al naar bed waren, zei hij tegen zijn vrouw: ‘Morgen zullen we naar beneden gaan, want de lucht staat naar sneeuw.’

Dat deed zijn vrouw pleizier, want die verlangde erg naar het dal, waar al haar vrienden en kennissen woonden. ‘Laten we dan maar gauw naar bed gaan,’ zei ze, ‘want als we moeten vertrekken, dan is 't morgen vroeg dag voor ons!’ En ze aten hun avondboterham en gingen naar bed. Jip, de hond, sliep bij het keukenvuur en de vader, de moeder en de kinderen in een klein bovenvertrekje.

[pagina 94]
[p. 94]

En al dien tijd, terwijl ze rustig sliepen, viel de sneeuw; in dichte vlokken viel ze, ze viel in groote massa's, maar zóó zachtjes dat niemand er iets van bespeurde; zelfs Jip de herdershond niet, die anders toch zoo scherp van gehoor was. Een flinke wind stak op en woei al de sneeuw naar de hut van den schaapherder en stapelde haar daar zóó hoog op, dat een wandelaar, die den heuvel beklommen had, daar heelemaal geen huis vermoed zou hebben. 't Was gehéél bedolven! Alleen het uiterste randje van den schoorsteen stak nog net eventjes boven den sneeuwberg uit.

's Morgens werden de kinderen op den gewonen tijd wakker en begonnen te babbelen. ‘Toe, slapen jullie nog een beetje,’ zei moeder, ‘'t is nog geen tijd om op te staan, 't is nog pikdonker.’ En de kinderen hielden zich stil.

Maar na een poosje begon de nacht de moeder toch wel wat heel lang te duren, en ze zei tegen haar man: ‘Me dunkt, 't moet toch eigenlijk al tijd zijn om op te staan, en 't is nog zoo donker! Zeg man, strijk eens een lucifer aan en kijk op je horloge!’ Dat deed de man, - en hij zag dat 't al over achten was! Nu begrepen ze waarom 't zoo donker bleef! De sneeuw lag hoog boven de vensters en zelfs boven 't dak!

‘Wat moeten we nu doen?’ vroeg de moeder. En de arme kinderen begonnen te schreien; want uit winteravondvertellingen van oudere lieden wisten ze hoe vreeselijk het is, ‘ingesneeuwd’ te zijn. Alleen de schaapherder behield zijn tegenwoordigheid van geest. Hij nam een langen staak en peuterde daarmee in den schoorsteen; dat maakte een gat in de daarop liggende sneeuw, waar doorheen hij de lucht kon zien. Toen begreep hij opeens, wat hem te doen stond! Hij riep zijn hond, zijn trouwen makker, en Jip vloog naar hem toe.

‘Jip, hoor eens, jij bent de eenige die ons redden kunt,’ zei de herder. Hij klom op een tafel die hij onder den schoorsteen schoof, nam den hond in zijn armen, en tilde hem zoo hoog mogelijk in den schoorsteen op. Het trouwe, schrandere dier begreep dadelijk wat de baas wilde; hij krabbelde den schoorsteen

[pagina 95]
[p. 95]

uit, vloog licht als een veer over den sneeuwberg heen naar beneden, en vond spoedig den weg naar het dal. Daar ontmoette hij een man, dien hij wel eens bij zijn baas gezien had. Hij sprong luid blaffend tegen dien man op, en liep dan telkens een eindje den heuvel op.

‘Wat is er, Jip?’ vroeg de man. Jip kwispelde woest met zijn staart, gaf een langen, smartelijken kreet, krabbelde met zijn voorpooten in de sneeuw, als om iets uit te graven, en liep weer

illustratie

een eindje den heuvel op. Gelukkig, de man begreep hem! - Bergbewoners begrijpen zulke dingen heel gauw.

‘Hij is zeker zijn baas in de sneeuw kwijtgeraakt! Ja hoor, we komen, best beest, we komen!’

Hij ging vlug een paar vrienden opzoeken, vertelde hun 't geval, zei dat ze hun houweelen mee moesten nemen, en ze gingen samen den heuvel op achter Jip aan, die hun vroolijk blaffend den weg wees.

't Was een bezwaarlijke tocht, want de sneeuw lag zóó dik, dat ze dikwijls een omweg moesten maken, en zelf gevaar liepen, te verdwalen; maar ten slotte bereikten ze toch de plaats waar de hut lag, en ze begonnen te graven.

[pagina 96]
[p. 96]

De herder en zijn vrouw hoorden het schelle geblaf van den hond en de verwarde stemmen van de mannen en ze zeiden dankbaar: ‘Nu is de redding nabij!’ En dat was zoo, want het gelukte de mannen, een weg te banen door de sneeuw naar het dak toe, waarin ze een opening maakten; en daar doorheen trokken ze de heele familie naar buiten en geleidden ze toen naar de vallei. 't Was bijna donker toen ze daar aankwamen, en de arme kinderen waren half dood van de kou. Maar vriendelijke menschen ontvingen de arme verlosten in hun huizen, en gaven hun warme soep en een warm bed. Iedereen was toch zóó blij dat ze gered waren! En Jip werd niet vergeten, hoor! Die kreeg een lekker hapje en een vriendelijk woord in ieder huis, waar hij zijn slimmen snuit maar liet zien. Vooral de kinderen waren dol op hem. ‘Als Jip niet zoo'n verstandige hond was geweest,’ zeiden ze, ‘dan waren we allemaal omgekomen onder de sneeuw!’

 

N. Naar het Engelsch.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken