Dalfser muggen. Volksverhalen uit een Overijsselse gemeente. Mondelinge overlevering, volksgeloof en vertelcultuur in Dalfsen, Hoonhorst, Lemelerveld, Nieuwleusen, Oudleusen e.o.
(2006)–Ruben Koman–
[pagina 51]
| |
Hoofdstuk 3
| |
3.1 Kabouters‘Kabouters hebben hier in het volksgeloof nooit geholpen. Wel wordt verteld dat ze er zijn en in paddestoelen wonen en drinken van het vocht dat in de hoed van paddestoelen ligt. De kabouter wordt hier “kabolstermannigien” genoemd.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot4 Het geloof aan kabouters (of aardmannetjes zoals men ze vroeger in Overijssel noemde), ben ik in de regio Dalfsen alleen bij sommige (evangelische) christenen en sjamanen tegengekomen. Ze menen dat kabouters, net als elfen, werkelijk bestaan. Vanuit deze christelijke optiek lijken het in eerste instantie goede wezens, maar ze blijken demonen te zijn die zich voor hebben gedaan als ‘het licht’.Ga naar eindnoot6 Kabouters zouden aardgeesten zijn, die bij de kerstening van het toneel zijn verdwenen en hierna slechts als sprookjesfiguren doorleefden. Bij de huidige ‘terugbetovering | |
[pagina 52]
| |
De aartsengel Michaël verslaat de draak, Satan, en de engelen die hem volgden in zijn opstand tegen God. Michaël is gewapend met de bliksem en op zijn schild staan de Hebreeuwse letters van het tetragrammaton, de heilige naam van God. De gevallen engelen namen aardse vrouwen tot zich, waarna volgens de verhalen reuzen ontstonden. Reuzen leven tot op de dag van vandaag voort in volksverhalen (schilderij Charles Le Brun, 17e eeuw)
| |
[pagina 53]
| |
van de wereld’ blijken zij te zijn die zij altijd waren: materialisaties van boze geesten. De Bijbel vermeldt dat deze ‘veldgeesten’, samen met andere wezens van het schimmenrijk, zoals elfen (luchtgeesten), bij de wederkomst van Jezus Christus zullen worden verzameld.Ga naar eindnoot7 ![]()
Kabouters treffen we tegenwoordig alleen nog als tuinkabouters aan in tuinen in de regio (Dalfsen, Ankummer Es)
In het volksgeloof bewijzen kabouters allerlei kleine diensten bij het huiswerk. Ze wassen in de keuken, maken vuur aan en beschermen de woning. Soms zijn ze volgens het volksgeloof kwaadaardig en apen ze spottend de mens na.Ga naar eindnoot8 In de regio Dalfsen werden geen volksverhalen van werkende kabouters aangetroffen. Het fenomeen kabouter wordt hier nog wel doorgegeven, al is het maar in de (strip)literatuur, door kabouterverhalen over Pinkeltje, Klaas Vaak of Paulus de Boskabouter, door liedjes over kabouters, of door het plaatsen van tuinkabouters. | |
3.2 Kinderschrik en taboes![]()
Deel van een prent van de Kinderschrik
Ouders hebben hun kinderen eeuwenlang bang gemaakt met monsters. Deze monsters zouden volgens de verhalen de kinderen meenemen en zelfs wurgen of verdrinken. De kinderschrik dient om kinderen te laten ophouden met zeuren, ze te beletten gevaarlijke of schadelijke dingen te doen, hen te waarschuwen gehoorzaam te zijn, ze op het goede pad te houden, om hen tijdig naar bed te laten gaan of zelfs uitsluitend tot vermaak van volwassenen.Ga naar eindnoot9 In Nederland waren er in de zeventiende en achttiende eeuw moralisten die het dreigen met een boeman als een | |
[pagina 54]
| |
nuttig onderdeel van de opvoeding zagen. Adriaan Spinneker prees het middel aan in zijn ‘Leerzaame zinnebeelden’ uit 1714: ‘De bullebak mag 't kind verbaazen, door zijn vertoog en leelijk raazen. Maar strekt het ook tot nut en goed. Naardien hij 't leert de stoutheid mijden.’ Jacob Cats was een fel tegenstander van de kinderschrik: ‘Soo haest men in het huys een kint begint te stillen, Soo brengt men aen den dagh een deel versierde grillen, Een spoock, een bulleman, een lijveloose geest, Of eenigh vremt gespuys of eenigh selsaem beest.’Ga naar eindnoot10 In de regio Dalfsen was/is vooral de ‘bullebak’ algemeen bekend. ![]()
Een Duitse houtsnede van ‘de kindervreter’ uit de 17e of 18e eeuw, gebruikt als afschrikmiddel voor kinderen. Bij de volks- of kinderprent werd dikwijls een tekst gezet als: ‘Kinderen wilt deze prent lezen. En leert van jongs op kwaad doen vrezen.’
| |
3.2.1 De bullebak en brilslang‘Dit was een monster, dat volgens hen in een vijver op zeker buitengoed huisde en ieder die het water te na kwam, er in sleurde. Indien dan het geloof aan watergeesten zelfs nu nog niet geheel verdwenen is, dan moet het eens diep hebben geworteld in de gemoederen des volks.’Ga naar eindnoot11 ‘In de buurtschap Emmen bij Dalfsen kenden we de bullebak. Er stond bij ons huis een put met deksel en ketting. Later werd het deksel dichtgemaakt. Bij de achterburen Bloemers was een put aanwezig met een boom en een zwengel. Men zei dan tegen de spelende kinderen bij de put: “Pas op! Niet bij de waterput komen, daar zit de bullebak in. Dèn grèp oe en vrèt oe leamtigGa naar eindnoot12 op!” Ze vertelden dit verhaal ook bij de buren, Meyerman en Bloemers. Het werd verschillende keren verteld, niet één keer.’ (Dalfsen: Ankum, Emmen, Hoonhorst)Ga naar eindnoot13 | |
[pagina 55]
| |
ren we samen met mijn kleinere broers, eens wat laat op pad. Een knecht van de buurman wist dat en ging in de sloot zitten met een laken over zijn hoofd. Toen we passeerden sprong hij de sloot uit en zwaaide met een kachelpook. Je was op die leeftijd niet meer bang want je kende het verhaal. De broers waren doodsbenauwd, maar toen “het spook” zich bekend maakte konden we er allemaal om lachen.’ (Dalfsen: Oosterdalfsen)Ga naar eindnoot16 ![]()
‘De Dood’, in de regio Dalfsen bekend als ‘de bullebak’
![]()
Foto uit de zomer van 1936 met een put voor een woning te Emmen (Dalfsen). In de put zou de bullebak hebben gezeten. Rond 1832 heette de woning ‘'t Franshuus’ van snijder (kleermaker) Frans. Afgebeeld: Fennigje Goutbeek-Kleinjan met vader Kleinjan en mevrouw Van Pesch
| |
[pagina 56]
| |
![]()
De water- of kinderschrik, in Dalfsen bekend als ‘de bullebak’
In Limburg is Hansje de naam voor de kinderschrik/Satan. Daarnaast komt in Nederland Hansje, Hantsje, Josje of Jan Pik of Pek voor.Ga naar eindnoot18 We kennen ook Haantje Pik, Pikheintje, Heintje Peuzel, Heintje Peus, Heintje-Pik, Henckje Pik, Pietje Pek, Zwart Pietje,Ga naar eindnoot19 Pietje de Dood, Hansken Peck, Mannekenpek, Pekmanneken en Moontjepek.Ga naar eindnoot20
Het gaat hier om een kinderschrik: het monster of de reus straft ondeugende kinderen of zit als een waterdemon in het water en grijpt kinderen die te dicht bij het water, of, in het geval van Dalfsen bij de put, lopen. Het monster kan in Nederland ook heel andere namen hebben, zoals Boelekerel, Boesjeude, Boeman, Boezehappert, Bullebak, Krolleman, Nekker en Okkerman. In de ruime omgeving van Dalfsen was vooral de bullebak bekend.Ga naar eindnoot21 ‘Bolle’ of ‘bol’ werd in het dialect gebruikt voor stier of bulGa naar eindnoot22, maar daarmee is niet het bewijs geleverd dat hiermee ook daadwerkelijk de oorsprong van de naam van de bullebak wordt verklaard.Ga naar eindnoot23 | |
3.2.2 De jood, jeude of jeute‘In de omgeving van Nieuwleusen kende men de “jood” of “jeude” als kinderschrik. De “jeude” was een boeman.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot24 | |
[pagina 57]
| |
In Dalfsen was het woord ‘jeude’ bekend.Ga naar eindnoot25 In Nieuwleusen werd voornamelijk ‘jeute’ gezegd. Men maakte kinderen bang met deze benaming. Zo kende men ‘de Lappiesjeute’, een soort marskramerGa naar eindnoot26 en koopman in textiel en kostuums. Ook verder speelde ‘de jood’ een zekere rol in de Dalfser cultuur: ‘Als je nieuwe kleren had gekocht zei men: “Dat stinkt nog naar de jeude.”’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot27 In Dalfsen herinneren de joodse synagoge en de oude joodse begraafplaats nog aan de aanwezigheid van een (kleine) joodse gemeenschap. ‘In Dalfsen was een joodse slager. Als je dan op de sabbat, een zaterdag, een koe wilde leveren, wilde hij zelf niet het geld geven. Dat moest je dan zelf uit zijn kassa pakken.’ (Dalfsen: Hoonhorst)Ga naar eindnoot28
Jood.
Een, twee, drie, de jood in de pot,
vier, vijf, zes, de deksel er op.
Het was de meid, die heette Saar,
keek in de pot en de jood was gaar.
Toen de jood op tafel kwam,
zaten er gebraden korstjes an.
Gebraden korstjes met peper en zout,
wat smaakte die jood benauwd.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot31
| |
3.2.3 Voor eeuwig in de plooi‘Als je een gek gezicht trok moest je oppassen als de klok twaalf uur sloeg. Anders bleef je gezicht voortaan zo staan. Men dreigde hier ook mee op andere momenten van de dag. Tegen mij werd het ook nog wel gezegd, zo'n vijftig jaar geleden, al was dat meer als grapje.’ (Dalfsen: Hoonhorst, Oudleusen)Ga naar eindnoot32 Ouders vonden het wellicht onbeleefd of onbeschoft als kinderen een raar gezicht trokken. Er kan tevens gedacht worden aan een gebrek aan medelijden voor gehandicapten, die werkelijk ‘zo'n gezicht’ hebben: ‘Pas maar op als je zo spot met een handicap, straks krijg je er zelf één.’ Dit taboe werd wellicht door ouders gebruikt om kinderen te waarschuwen voor dergelijke vooroordelen. | |
[pagina 58]
| |
3.2.4 In de zak van de Sint‘Er werd verteld: Je gaat met Sinterklaas mee in de zak.
De zak van Sinterklaas, Sinterklaas,
Sinterklaas,
De zak van Sinterklaas
O jongens, jongens, 't is zo'n baas!
Daar stopt hij, daar stopt hij, daar stopt
hij blij van zin,
De hele, de hele, de hele wereld in.
(Dalfsen)Ga naar eindnoot34
“Er werd wel verteld dat je in de zak van de Sint meeging. Maar daor waren we nooit zo bange veur.” (Hoonhorst)Ga naar eindnoot35 Dat Sinterklaas, die op vijf december de kinderen bezoekt, de slechte en ondeugende kinderen in de zak zou meenemen naar Spanje, is een verhaal dat ook tegenwoordig nog in vrijwel alle delen van Nederland bekend is. Van oudsher fungeerde de goedheiligman meer als boeman dan als de kindervriend, die hij pas ver in de negentiende eeuw zou worden.Ga naar eindnoot36 Sinterklaas komt ook in het Nieuwleusener dialect naar voren. Eertijds zei men: ‘Zo dreug as Sunterklaos zien konte’. Dat werd gezegd bij droog eten, zoals oud brood.Ga naar eindnoot37 |
|