Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Papieren tijgers (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Papieren tijgers
Afbeelding van Papieren tijgersToon afbeelding van titelpagina van Papieren tijgers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (11.55 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
kritiek(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Papieren tijgers

(1980)–Gerrit Komrij–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 189]
[p. 189]

Geestverschijningen uit een koperdiepdrukwereld

Trrrrrrr. De telefoon gaat. Altijd weer die telefoon. En dat, nu je net in zo'n wonderlijk boek zit verdiept. Trrrrrrr. Nu je net, wat zelden voorkomt, een verhaal uit zo'n boek aan het herlezen bent, Laat 't ophouden! Ik ben verdiept! Met het gebaar van een veldheer licht ik de hoorn resoluut op en deponeer hem weer, met een nog fermer tik.

Ik kan gelukkig weer verder met lezen. Dood weermiddel heet het boek, en het is - trrrrrr.

Opnemen, in vredesnaam dan maar opnemen. Ik neem op.

‘Hallo?’

Het is O. en hij mag me dag en nacht bellen, hij mag zo vaak bellen als hij wil, maar niet nu!

‘Ik zat juist te lezen,’ zeg ik kortaf.

‘Ja, dat komt vaker voor,’ antwoordt hij, want hij wil per se een reputatie hooghouden dat hij gevat is en de allerleukste thuis.

‘Ja, maar ditmaal is het niet zo'n Hollands voortbrengsel, zo'n onuitgebroede en te vroeg ter wereld gebrachte hersenfoetus, die je alleen maar je tijd en je gal kost,’ vertel ik, om hem het verder spreken onmogelijk te maken, want hij heeft iets doordrammerigs.

Wat zijn dat steeds voor praatjesmakers aan de telefoon? Als je drie kinderen op de achtergrond hemeltergend hoort jengelen is het 'n lezer van De Nieuwe Linie, en als je helemaal geen bijgeluiden hoort is het iemand die zich verveelt. In beide gevallen willen ze wat van je. Bij O. is het stil in het decor en vooralsnog veinst hij belangstelling, zonder zelf met iets voor de draad te komen.

‘Zeker weer een van je - kom, hoe heten je lievelingsadjectieven, intelligente en eclectische boeken,’ grapt hij.

‘Jazeker! Jazeker! Maar het is ook eigenzinnig, spannend,

[pagina 190]
[p. 190]

stroef en weerbarstig, verrassend en veelzijdig. Wil je nog meer?’

Hij zwijgt, want hij denkt na. Hij denkt zeker een halve minuut na.

‘Hoe heet het?’ vraagt hij dan.

‘Dood weermiddel,’ zeg ik, ongeduldig. ‘De schrijver is een F.B. Hotz. Zelden las ik in 't Hollands zulke curieuze verhalen.’

‘Hotz? Hotz? Een schrijver heet toch geen Hotz?’

Ik geef het op. Hij heeft gewonnen. Nooit meer zal ik de telefoon uitschakelen met welk veldheerlijk gebaar ook. Voor de rest van mijn levensdagen zal ik iedereen te woord staan. Met elke gek zal ik in discussie treden. Al bellen er honderd malloten, ik zal het ze allemaal opnieuw uitleggen, vanaf 't allereerste begin.

‘Deze wel,’ zeg ik dus, welwillend, vriendelijk, stroperig, maar bepaald ook niet onjuist. ‘Deze heet Hotz. Zijn verhalen zijn een reis door de tijd. Er is een verhaal bij dat in 1848 speelt, er zijn er bij die aan het begin van deze eeuw spelen en die in onze tijd spelen, er zijn verhalen bij over de tijd van voor de Tweede Wereldoorlog, over het Berlijn van 1910 en over de mobilisatietijd van '14.’

‘Het boek gaat dus over de tijd?’

Wise guy! Ik nam zomaar een van m'n aanloopjes en hij zet er een punt achter. Maar de welwillendheid is niet uit me weg te branden.

‘Zo zou je het kunnen zeggen. Zo zou je het zeker kunnen zeggen!’

Ik hoor hoe hij aan de andere kant zijn kaak van voldaanheid openspert.

‘Over de tijd!’ vervolg ik. ‘Je bent geniaal! Er is in dat boek inderdaad iets met de tijd. Als je een boek met zijn begin- en eindwoorden kunt karakteriseren, dan zou je hier zien: eerste woord - dood, laatste woord - klok. Kan het treffender? Maar dat jij daar meteen op komt! Je had criticus moeten worden!’

Aan de andere kant gaat de kaak weer dicht.

‘Toch is dat nog niet het enige. In het verhaal “De tramrace”, waarin verteld wordt van een wedstrijd tussen twee stoomlocomotieven in een half-protestant, half-katholiek dorp zo aan het begin van deze eeuw, een juweel van 'n verhaal dat ik net aan het herlezen was toen jij me... me... nou ja, behalve dat we het gevoel

[pagina 191]
[p. 191]

krijgen dat we in dat verhaal met een Camera Achterwaarts in de Tijd zijn gereden, wordt de tijd er bovendien letterlijk in teruggezet. Er komt een meisje onder de trein, en een dorpsgenoot smeekt God het een uurtje vroeger te laten worden. Die genoot lijdt aan het Hotziaanse amalgaam van schuldbesef en wens tot boetedoening. God doet een greep in de meterkast, schakelt de tijd terug, en hop! daar ligt de dorpsgenoot zelf als zoenoffer onder het wagenstel. Er worden wel meer grappen met de tijd uitgehaald. En hier heb je meteen het tweede thema erbij: dat van het zoenoffer, de boetedoening. Een ingebeelde of niet-bestaande Schuld smeekt om Straf, dienstmeisjes offeren zich op aan aviateurs (in een al even zinderend verhaal over Olieslagers), als er iets misgaat op een schoolavond valt een epileptische jongen als “zoenoffer” neer, met “orewoet” loopt de vrouw de slachtbank van het ongeluk tegemoet. En daar hebben we waarachtig wéér een thema! Je weet wel, iets wat als een mol boven aarde komt, op gezette tijden, dan hier, dan daar! Het thema namelijk van de mystiek aangeslagen vrouw, idealistisch, fanaat, religieus, ijverend en altijd winnend. “Vrouwen winnen” is de titel van 'n verhaal... En nog een grondthema van Hotz: zijn verzet tegen de rede, zijn lichte ontvankelijkheid voor het irrationele (maar dan wel zonder optimisme of occulte Urkräfte, zonder een Haeckelse germanenbouillon), zijn besef dat de logica geen huwelijkse band met de zegevierende waarheid onderhoudt... Wacht, na zo'n enerverende volzin mag ik wel even iets voor je opzoeken: “de rede is een ding om roomklutsers te ontwerpen of koelkasten. Het is een eindprodukt, niet een oerbestanddeel van de geest, die op zich zelf al zo'n wankel instituut blijkt.” En iets verderop... laat zien... ja: “hoe men ook het duister weggezakte en onredelijke als bronnen pousseert (in de psychologie), die eendere gevolgtrekkingen uit een boek of systeem blijven tastende bedenksels van de rede”. Hotz legt dit dan wel in de mond van een ander, maar opmerkingen over de onberekenbaarheid en ontoegankelijkheid van de menselijke geest komen zo vaak voor, het kan geen toeval zijn. En dan dit heel kleine themaatje van...’

‘Hou op! Hou op! Hou eindelijk eens op! Die grondthema's en halve thema's en kleine thema's van je, die ken ik. Breek de mond van een dorre (bij voorkeur in de Letteren bestudeerde) lezer

[pagina 192]
[p. 192]

open en er kraakt een salvo thema's uit. Verplicht scriptiegekwaak. Puntsgewijze zotteklap. Zo dadelijk ga ook jij me nog vertellen over een verhaal dat in twee delen uiteenvalt of over een sleutelverhaal.’

‘Er is een sleutelverhaal! “Tekens”, heet het. Daarin leer je van alles, en ook dat er geen enkele obsessie toevallig is in dit boek.’

‘Bespaar me, vraag ik je nogmaals, je quasi-technische praatjes. Een Vogelaar zou dat toch wel heel anders aanpakken. Die zou eerst kijken naar wat er niet deugt aan die man zijn situering in de wereld. Aan zijn globale bewustzijn van zijn positie, zogezegd. Daar hoor ik jou nooit over!’

(Mijn God, denk ik, als er dan niet een van De Nieuwe Linie aan je leuterhaak hangt, is het wel een Vogelaar.)

‘Daar hoor je mij nooit over! Daar hoor je mij nooit over! Ik zal je vertellen dat...’

Even wankelt mijn mensenliefde, heel even. Maar mijn blinde drift om m'n medemens goedgemutst aan te horen en te woord te staan blijkt sterker. Wat heb ik toch vandaag?

‘Je hebt gelijk,’ zucht ik. ‘Ik zal je vertellen wat jouw aardappelrecensent dan vooral zou opvallen. Hotz is géén bloeddorstige Indianenkrijger, pardon: activist. Hij wordt in oorlogen, of bij het noemen daarvan, niet automatisch dapper, zoals Vogelaar, die dol op oorlog is, die snákt naar oorlog. Hotz “weet dat allemaal niet zo goed”. Hij heeft het over “de moed tot matige interesse” voor de oorlog en hij zegt ook een keer “glazig van desinteresse” te zijn voor het wereldgebeuren. Een andere Vogelaar-gruwel, beste O., is H.'s Opvatting van de Vrouwen, die weliswaar altijd in het wit zijn of met wit worden geassocieerd (in het ergste geval met griesmeelpudding), maar die meestal dienstmeisjes zijn, verpleegsters, kindvrouwtjes met licht domme inslag, terroriserende echtgenotes en Lolita's met frommelbekjes. De vrouw is het vernietigende principe. Voor Hotz is de emancipatie een belachelijke inconsequentie, een foutief getaxeerde belijdenis van zwakte: vrouwen hoeven niet voor hun rechten op te komen, want met huilbuien, zenuwtoevallen, zeuren om gelijk, pesterijen en koketteren met hun domheid hebben ze toch altijd al het pleit gewonnen, waren ze zelfs de coloradokever en de schurftmijt de baas. Ik ben het daarin volkomen met hem eens, maar misschien dat Vogelaar en jij...’

[pagina 193]
[p. 193]

Hij zwijgt. Ik wou dat hij ophing.

‘De vrouw is even gevaarlijk als de massa. In elk verhaal van Hotz kun je daarover lezen, vanaf het allereerste. Maar het is telkens anders, en ook wel eens goed. Je weet het nooit, zijn verhalen zijn vol opgehouden spanning...’

‘Suspense.’

‘Ja, ja, suspense.’ (God, wat wou ik dat hij ophing.) ‘Er zit altijd een deksels slot aan ook, een echt slot. De “historische” verhalen doen, al kan je het natuurlijk nooit bewijzen, authentiek aan. Die verhalen over vliegmachines en treinen, over het bouwen van forten, ze lijken op een sepia foto, of op jaargangen van De Prins. Soms ook op een oude, schokkerige film...’

‘Nostalgie dus?’

‘Nee, nee, in 's hemelsnaam niet! Nostalgie is de gemakzucht van epigonen, de reddingsboei van de vormelozen. Hij vertelt ons weer op een heel eigen manier (zonder die ijzeren leuzen!) over de illusieloosheid van de veelgeroemde jaren dertig, over de armoede van de gay twenties. Er is sprake van een in de tijd teruggeschoven zelfkritiek.’ (Vreemd! O. zwijgt hier hardnekkig.) ‘Zijn verhalen doen authentiek aan, juist door details waar niemand aan denkt. Als een bouwer van een militair fort in een verhaal uit de negentiende eeuw vertelt: “Mijn taludmeter en traceerkoorden, een winkelkruis, mokers, krukken en avegaars. Truwelen en trektangen, pijpen Chatterton Compound, een luns,” dan ben ik wel onder de indruk, maar besef toch terdege dat je met wat vakmanschap en een oud leerboekje ook zelf zover kunt komen. Maar als je over iemand die in het verleden op weg is naar een veelbelovende afspraak schrijft: “Nu en dan hield ik bij het oversteken mijn hand hoog aan een paal of hek om het bloed uit de door de warmte gezwollen aderen te laten teruglopen. Mijn hand leek dan iets meer op de hare,” dan doe je iets méér. Dan roep je niet alleen de uiterlijke sfeer van chromolithografieën op, of van “de koperdiepdrukwereld van een herdenkingstijdschrift”, dan heb je je met huid en haar verplaatst. Dan ben je een schrijver.’

‘Ik hoor het wel weer. 't Lijkt wel, de laatste tijd, of je nóóit meer een slecht boek tegenkomt. Of dat niet meer bestaat. Ik zal 't toch eerst eens zelf moeten lezen.’

(Verdomme, denk ik, ik wou lezen, en nu zit ik ongevraagd te

[pagina 194]
[p. 194]

ouwehoeren op een kostelijk uur van de dag. Een plotselinge weerzin tegen de sukkelige O. bevangt me. Als-ie een oud wijf was, bedenk ik me, zou ik hem midden in de nacht over het zebrapad sturen, zonder hem zijn lichtgevende sokjes aan te trekken. Maar zoetsappig, en toch ook wel enigszins in vuur en vlam geraakt ga ik verder. Ik ga zelfs heel ver, want ik verklap:) ‘Je weet hoe sentimenteel ik ben. Uniformen op een taptoe: brok in de keel. Een harmonie die Stars and Stripes forever op een nog bedauwd grasveldje speelt: drie dagen ondersteboven. Daarom is sentimentaliteit in een boek altijd een toetssteen voor me. Er is niets belangrijkers dan het gevecht daartegen. Hotz is nooit sentimenteel. Als iemand met tbc in een trein vol medepatiënten naar een sanatorium in Denemarken wordt vervoerd, vlak na de bevrijding, zegt hij, na een opmerking over het oninteressante van die reis, door al de anderen verplicht interessant gevonden: “Ik zag alleen onafzienbare puinvelden in Duitsland, al aardig aan kant, en verder de geraamten van uitgebrande stations.” Al aardig aan kant. Stel je voor hoe een sentimenteel schrijver zo'n arme zieke in zo'n situatie zou hebben laten lamenteren en bespiegelen! En dan de visuele kracht van Hotz: die stoet van metafysische beelden en knappe intermezzo's! Hoe hij ontelbare malen door het suggereren van hitte en stilte de verhalen tot een vertrouwde ondraaglijkheid weet op te voeren, tot je ze niet meer vergeet. Tot ook die hitte en stilte tastbaar worden! Tot je die verhalen wilt herlezen, begrijp je! Steeds weer die zonde, ziekte en dood. Steeds weer de Apocalyps. Steeds weer de Zeppelins. Wil je een mooie zin uit bladzijde 273? “Op vorstnachten kon men rangerende locomotieven maanziek horen huilen.” Een beklemmend citaat uit 77? Uit 174? Zal ik het je verdomme meteen maar helemaal voorlezen? Zeg het dan! Altijd dat commentaar van je, en nu hoor ik niets!’

In de telefoon klinkt gepiep. Domme O. heeft opgehangen. Hoe lang al? Wat een tuig. Vloog je daar zoeaafhh, op de vleugels van je geestdrift voor een piskijker! Die bovendien zijn hoorn zomaar neerlegt: stom geval. Wat een manieren.

Maar met Hotz kan je tenminste weer verder. En het is met hém of je... of je... of je ‘wordt opgebeld uit een ver verleden’. Heel wonderlijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken