Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het menschdom verlost (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het menschdom verlost
Afbeelding van Het menschdom verlostToon afbeelding van titelpagina van Het menschdom verlost

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.58 MB)

ebook (2.80 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

epos
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het menschdom verlost

(1874)–Lodewijk de Koninck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Inleiding van den 1sten Zang

 
DE Zaligmaker had in 't openbare leven
 
Een drietal jaren reeds zich zelven prijs gegeven
 
Voor 't heil van 't menschdom. Galilea, ieder oord
 
Van 't Joodsche land had beurtelings de stem gehoord,
 
Waarvan de volkstaal klonk: ‘Nooit mensch heeft zoo
 
[gesproken.’
 
Zijn goddelijke macht was schittrend uitgebroken
 
In volle heerlijkheid. De blinde kreeg 't gezicht
 
En zag des menschen Zoon, omschenen van het licht
 
Der Godheid eindloos goed, den kreuple wandlen doen,
 
Den kranke heelen en den arme vredezoen
 
En heil verkonden in 't genadejaar des Heeren.
 
De doove hoorde Hem de wondre wijsheid leeren,
 
Die niet van de aarde kwam, en zag 't verrukte volk,
 
Dat aan zijn lippen hing - reikhalzend om den tolk
 
Des Vaders aan te hooren - daaglijks voor zijn voeten
[pagina 16]
[p. 16]
 
Te zamen stroomen en den Godgezalfde groeten.
 
Zijn faam weerklonk door 't land van af den Libanon
 
Tot aan 't Arabisch meer. ‘Er is een nieuwe Zon,
 
Een groote Ziener in ons midden opgestegen;
 
In weldoen gaat Hij door, en al zijn wandelwegen
 
Zijn vol van lieflijkheid. Zijn aangezicht is zoet.
 
God heeft zijn volk bezocht.’ Zoo sprak het rein gemoed
 
Der menigte overluid en alle dagen groeide
 
De vloed der scharen aan. Doch sombre wraakzucht broeide
 
In 't brein der huichelaars, die 't aldoorgrondend Woord
 
Ontmaskerd had; de hoogmoed, in zijn waan gestoord,
 
De slecht verkropte nijd, reeds meermaals uitgeborsten,
 
Zwol in de boezems op en deed de tijgers dorsten
 
Naar 't bloed van Davids Zoon, die met zijn hemelleer
 
De volken tot zich trok en gansch een ommekeer
 
In 't land te wege bracht. Zij voelden zich ontschieten
 
De teugels van 't bewind en Jacobs huis vervlieten
 
Als water uit hun hand. Hun bleeke toorts stierf uit
 
Voor 't stralend licht der zon. Reeds lang bestond 't besluit
 
Om, alwie openlijk met Jesus dorst te spannen,
 
Uit de oude synagoge en kerkgemeent te bannen,
 
Als een verworpen struik, gesneden van den stam
 
En 't godgezegend kroost van vader Abraham.
 
Maar 't lastrend doembedwang mocht enkelen doen schromen
 
Het twaalfgeslachtendom bleef rond den Heiland stroomen
 
En volgde in dorp en steên het spoor der wondren op,
[pagina 17]
[p. 17]
 
Gespijsd van 't levend Woord. Dan rees de haat in top
 
En werd het opzet rijp den Man van kant te helpen,
 
Die hen gebrandmerkt had, als satans huichelwelpen,
 
Geschilderd grafgesteent, van buiten witgekalkt,
 
Maar binnen met bederf en vuiligheid bezwalkt.
 
De Heilige Israëls, wien men van schuld noch logen
 
Betichten kon, stak als een scherpe doorn in de oogen
 
Van 't Phariseesche rot, verhunkerd naar zijn bloed.
 
Reeds had de Boetgezant zijn vrome taal geboet;
 
Joannes edel hoofd was in Macherus wallen
 
Voor 't hupplen eener vrouw op 't moordschavot gevallen.
 
Zoo was het lot van elk, die als Jehovas tolk
 
Bij deze natie kwam. Dit wederbarstig volk,
 
Wien Gods profetenbloed nog druppelt van de handen,
 
Beraamt nu 't helsche plan den Zoon zelf aan te randen,
 
Den eengen erfgenaam van 't vaderlijke huis,
 
Opdat zijn erf hun zij. Den Christus wacht het kruis,
 
Den Zeegnaar, vloek; den Heiige, geesels; ijzren schalmen
 
Den Losser, en azijn den Liever, van wiens palmen,
 
Onzeglijk zoet en mild, een dauw van zalving droop
 
Op al wat leed en tot Hem kwam. In 't donker sloop
 
De afschuwelijke slang met brandend oogenvonklen
 
Den Volksontfermer na en wierp in 't duivelsch kronklen
 
Haar zwadder van venijn en spuwsel uit van gal.
 
Bij elke schrede lag een looze strik ten val
[pagina 18]
[p. 18]
 
Gespannen voor zijn voet. Doch 't net van sluwe treken
 
Wist de eeuwge Wijsheid als het spinnerag te breken.
 
Zijn tijd was nog niet daar. Al meer en meer nabij
 
Geraakte toch de stond, waarop de profecij
 
Vervulling krijgen zou. Om niet den haat te tergen,
 
Die fel en feller stak, wou Jesus zich verbergen
 
Uit Juda, de uur verbeidend, dat Jerusalem,
 
Verstootend 't laatste heil, hetwelk de Orakelstem
 
Haar bieden zou, naar 's menschen Zoon de hand zou strekken
 
En door dit gruwelstuk haar ondergang voltrekken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken