Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heilige historie (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heilige historie
Afbeelding van De heilige historieToon afbeelding van titelpagina van De heilige historie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.81 MB)

Scans (8.71 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heilige historie

(1921)–Jacobus Cornelis de Koning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

28.
Jozefs schoof!

De zeven voorspoedsjaren waren voorbij. En de jaren van den honger waren gekomen. Maar overal in Egypte had Jozef voorraadschuren doen bouwen, die nu gevuld stonden met het kostelijk graan.

Zwaar drukt de honger de omliggende landen. Ook Kanaän. En daarom zijn op Jacobs aandringen zijn zonen op reis gegaan naar Egypteland, om koren te koopen. Alleen Benjamin is bij zijn vader achtergebleven: ook dézen zoon van Rachel mocht eens het verderf ontmoeten!

In Egypte zijn ze aangekomen. Als vreemdelingen worden ze éérst voor Zafnath Paänéah gebracht. Herkennen ze in dien onderkoning ‘meester droomer’ niet? Hoe zouden ze kunnen! Maar Jozef herkent hèn wel. Toch houdt hij zich vreemd. Hij wil hen beproeven. Ofschoon hij hun taal wel verstaat, veinst hij van niet. Een tolk moet zijn woorden aan hen, en de hunne aan hem overbrengen.

Zie, hoe ze buigen voor dezen geduchten Zafnath Paänéah. Met het aangezicht ter aarde. Ja, God is getrouw: de droom wordt vervuld! Maar Jozef wordt er door aan zooveel leed herinnerd. Aan hun haat, hun schandelijke daden. Hij wil hen beproeven. En hard klinkt zijn stem, als hij hun toevoegt, dat hij hen voor verspieders houdt. ‘Verspieders?’ Dat die heer dàt toch niet denke. Verspieders! Dun wacht hun onherroepelijk de dood! En ze vertellen, dat ze ééns mans zonen zijn; geen club verspieders; dat ze enkel en alleen gekomen zijn, om koren te koopen. ‘Neen,’ klinkt 't nog strenger, ‘leugens. Verspieders zijt ge. Lage spionnen!’ En opdat die geduchte Egyptenaar hen toch maar zal gelooven, herhalen ze, dat ze twaalf gebroeders waren; dat hun vader nog leeft, dat één der twaalf ‘niet meer is’; dat slechts de jongste broeder thuis bleef. Och, hadden ze dit maar niet gezegd! Want nu eischt de strenge vorst, dat zij alle tien zijn gevangenen zullen blijven, wanneer die jongste broeder niet vóór hem wordt geleid.

[pagina 48]
[p. 48]

‘Eén uit u gaat hem halen; de anderen blijven zoolang gevangen! En indien hij niet komt, dan houd ik u voor verspieders!’

Drie dagen zet hij hen te zamen in bewaring. Zóó moet de herinnering levendig worden aan hun eigen snoodheid tegenover Jozef. Als de drie dagen om zijn, worden ze weer voor hem geleid. ‘Ik vrees God,’ zegt hij. Ze kunnen dus op zijn woord aan. ‘Eén houd ik gevangen, gij anderen gaat terug; neemt maar koren mee. Komt spoedig wéér mèt uw kleinsten broeder; dàn zullen uw woorden waar gemaakt worden.’

O, in wat nood zijn ze nu geraakt. En ze denken terug aan... Jozef. ‘Voorwaar,’ zoo spreken ze onder elkaar, ‘wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziel wij zagen, toen hij ons om genade bad, maar wij hoorden niet; daarom komt deze benauwdheid over ons!’

Jozef hoort het wel; en hij moet zich afwenden en kan de tranen niet inhouden. Dan komt hij weer naar hen toe; herhaalt hun wat hij gezegd heeft; bindt Simeon voor hun oogen en laat ze gaan.

Onderweg nieuwe schrik: als één hunner zijn zak openmaakt, ligt het betaalde geld boven in! En zóó is het bij alle negen. Nu zal men hen misschien ook nog van diefstal beschuldigen!

Droevig en bedrukt bereiken ze het ouderlijk huis. Jacob is radeloos als hij hun treurig verhaal hoort. Maar, wàt er ook van kome, nóóit zal hij Benjamin meezenden. ‘Jozef is er niet; Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! Al deze dingen zijn tegen mij!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken