Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heilige historie (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heilige historie
Afbeelding van De heilige historieToon afbeelding van titelpagina van De heilige historie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.81 MB)

Scans (8.71 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heilige historie

(1921)–Jacobus Cornelis de Koning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

37.
De plagen.

Voor de tweede maal staan Mozes en Aäron voor Farao. Ze herhalen hun eisch. Maar Farao weigert opnieuw. Ook, als Mozes zijn staf op den grond werpt en deze in een slang verandert. Want dat kunnen zijn toovenaars ook! Toch waarschuwt de Heere hem nog: Mozes' staf verslindt de hunne! Zoo is hij met zijn toovermacht toch niet opgewassen tegen de almacht Gods.

Maar Farao láát zich niet waarschuwen. Zou hij uit den weg gaan voor den God van die verachte Hebreën? Nooit!

Maar dan zal God Zijn plagen uitgieten over dezen weerspannigen koning. Als in den vroegen morgen Faraö zich naar den Nijl begeeft, om zich in die rivier te wasschen en de opkomende zon te aanbidden, vindt hij daar Mozes en Aäron reeds. ‘Hieraan zult gij weten, o Farao, dat de Heere God is; uw schoone Nijl, dien gij als een god vereert, zal veranderd worden in een bloedstroom; de visch er in zal sterven, en met walging zult gij u afkeeren van het vroeger zoo frissche water!’

En daar heft Aäron Mozes staf op; hij slaat de rivier... Eensklaps wordt de gansche rivier bloedrood. Neen, dat is niet de gloed van de opkomende zon, die zich over het water verspreidt; dat is niet maar een bloedkleur, dat is werkelijk bloed. En de pas nog springende en zwemmende visschen komen dood aan de oppervlakte; één massa bedekt den tragen vloed; de heete zon beschijnt ze; een walgelijke geur, een bedorven lucht stijgt omhoog uit de rivier, die Farao als heilig vereert.

En zoo als het met den Nijl gaat, gaat het met àlle rivieren en poelen in gansch Egypteland!

God heeft gesproken. Heeft Farao het verstaan?

[pagina 63]
[p. 63]

Zeven dagen houdt de plaag aan. Dan neemt de Heere ze weg. Maar het is slechts om een tweede, nog zwaardere te zenden.

Farao blijft weigeren. Welnu, dan laat God legerscharen van kikvorschen los. Het schijnt wel, alsof alle poelen in kikvorschen veranderd zijn. In millioenen verspreiden zich de griezelige, glibberige dieren over Egypteland. Alles verontreinigen ze; tot in de huizen, de slaapkamers, de bedden, de baktroggen, alle vaatwerk dringen ze door. Geen spijs blijft rein. Overal wekken ze onrust en afkeer.

God heeft gesproken! Heeft Farao het verstaan?

O, de trotsche Farao siddert van angst. Wie zal helpen, als die machtige God Israëls het niet doet? ‘Bidt vurig voor mij, dat de Heere de vorschen wegneme; dan zal ik het volk laten gaan,’ zoo smeekt hij Mozes en Aäron. Goed; zèlf mag hij den tijd bepalen. ‘Tegen morgen,’ zegt hij. En als de andere dag aanbreekt, sterven de vorschen. Maar dan sterft ook de angst en de vrees van Farao. En hij weigert het volk te laten gaan.

Dàn volgt de derde plaag. Aäron slaat met Mozes' staf het stof der aarde en ... al het stof der aarde in gansch Egypteland wordt luizen. Duizenden miljarden van uiterst kleine, stekende insecten vervullen de lucht; bedekken plant en dier en ... mensch; veroorzaken doodelijke kwellingen. ‘Dit is Gods vinger!’ moeten zelfs de toovenaars erkennen. Dit wonder Gods kunnen ze zelfs niet nabootsen.

God heeft gesproken. Heeft Farao het verstaan?

Een vierde plaag is noodig. Farao wil niet toegeven. Dan zendt de Heere een vermenging van allerlei ongedierte; een ontzettende verzwaring van de vorige plaag. De kwelling wordt ondraaglijk; alles wordt door dit leger Gods aangetast; de planten en de dieren lijden er onder; het land wordt er door verdorven; de menschen zijn radeloos van angst en schrik. In huis en op het veld, overal woedt de plaag met toenemende hevigheid.

God heeft gesproken. Heeft Farao het verstaan?

Hij wil toegeven. Ja, Israël mag de woestijn in om den Heere te offeren... als deze onduldbare kwelling dan maar eindigt...

Op Mozes' gebed neemt God de plaag weg.

Maar wèg is ook Farao's schrik. Hij breekt zijn woord. Geen vrijheid voor Israël. Boven Gods gebod stelt hij het zijne!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken