Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heilige historie (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heilige historie
Afbeelding van De heilige historieToon afbeelding van titelpagina van De heilige historie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.81 MB)

Scans (8.71 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heilige historie

(1921)–Jacobus Cornelis de Koning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

58.
Gideon.

In het land van den stam van Manasse ligt een klein dorpje. Het heet Ofra. In de buurt zijn wijngaarden. Tusschen die wijngaarden in staat een wijnpers. Daarin staat in den bovensten bak een man. Schuw kijkt hij voortdurend rond. En wat vreemd: hij treedt de druiven niet in deze pers; hij dorscht er tarwe!

Die man heet Gideon. Waarom dorscht hij zijn tarwe niet op den dorschvloer? Waarom is hij zoo onrustig? - Ach, dat is een droeve geschiedenis!

Vele jaren zijn er verloopen, sinds Jozua het volk in Kanaän leidde. Vóór hij stierf had hij heel Israël te Sichern bijeengeroepen. Daar had hij afscheid van hen genomen. Hij had hen nog eenmaal vermaand, trouw den Heere te dienen. En het volk had beloofd, dit te zullen doen. Maar ach ... niet vele jaren nà Jozua's dood begonnen ze langzamerhand van God af te vallen. De afgoden van de omwonende volken kozen ze; die wilden ze dienen. Maar toen was ook de straf niet uitgebleven. Juist die volken, wier afgoden ze hadden verkoren, heerschten over hen. Dan waren ze knechten in hun eigen land.....

En als de onderdrukking dan zoo fel was, en de Israëlieten geen raad meer wisten, dan ... in hun nood, begonnen ze met berouw in het hart tot God te roepen, om hulp en uitkomst. En de Heere, die lankmoedig is, gedacht aan Zijn verbond, en verloste hen. Hij verwekte mannen, om den vijand te verjagen, om het volk te regeeren. Zulke mannen heetten Richters. Er waren er nu al eenige geweest: Othniël, Ehud, Samgar, Barak en een vrouw: Debora.

Maar 't schijnt wel, dat Israël God niet dienen wil. Weer is het volk afgedwaald. ‘Ze hebben gedaan, wat kwaad is in de oogen des Heeren.’ En nu zijn wreede vijanden gekomen. Den oogst op het land rooven zij, niets laten ze over voor de Israëlieten; stallen en schuren plunderen ze leeg. Alles vernielen en verwoesten ze. Het zijn de Amalekieten en de Midianieten. Ze komen als sprinkhanen in menigte. Reeds zes jaar heeft dat zoo geduurd.

[pagina 98]
[p. 98]

Het land is geheel verarmd. Het volk is radeloos. Waar, waar is hulp?

O, nu zien ze hun zonde. En ze roepen in berouw den Heere weder aan. Zal hij hooren? Verlossen? Dit ongehoorzame volk, dat telkens weer Hem den rug toekeert?

Och, die dorschende Gideon is zoo mismoedig! Moet dan het gansche land verdorven worden? Geheel ten onder gaan?.....

Dit kleine hoopje tarwe zal hij trachten ongezien met zijn stok te dorschen, om 't dan spoedig ergens te versteken, opdat de vijand ook dit niet roove!

Eensklaps klinkt een stem hem in de ooren. Een vreemdeling is ongemerkt genaderd en spreekt hem toe. ‘De Heere is met u, gij strijdbare held!’ Dit is Gideon te veel. 't Klinkt hem als spottaal in de ooren. De Heere mèt hèm? Maar waarom is het dan zoo'n ellendige tijd? Neen, juist andersom. ‘De Heere heeft ons verlaten!’ zoo klaagt hij. Toch niet waar! ‘Gij zult Israël verlossen,’ klinkt hem de stem weer tegen. Het is de Heere-zelf, die Gideon roept!

Gideon bemerkt het... tot zijn schrik. Maar de Heere spreekt hem moed in en geeft hem rust en vrede in zijn hart.

Dàn gaat Gideon aan 't werk. 's Nachts werpt hij het Baälsaltaar neer, hij met tien van zijn knechten. Want eerst moet het volk weten, dat geen afgod helpen kan. 't Is God alleen, die hulp zal schenken. Wel willen de mannen uit Ofra, uit vrees voor de wraak van hun afgod, Gideon dooden, omdat hij het altaar heeft omgeworpen, maar zijn vader redt hem. ‘Laat Baäl, als hij een God is, voor zichzelven twisten!’ zoo bestraft hij hen. En beschaamd druipen ze af.

Hoor! Daar schalt de bazuin! Gideon roept zijn volk ten strijde! En ze komen! Twee-en-dertig duizend man voegen zich onder zijn banieren! Maar ach, is het niet als een handjevol tegenover de ontelbare legerscharen van de kinderen van het Oosten?

Straks moet Gideon den strijd aanbinden tegen den overmachtigen vijand. Maar eerst geeft God hem nog een dubbel teeken, om zijn geloof te versterken. Gideon legt een schapenvacht 's avonds buiten. Als hij 's morgens opstaat, is alleen de vacht doornat van dauw: de aarde er om heen droog! Den anderen morgen is het juist andersom: op de gansche aarde dauw, het vlies kurkdroog!

Op Gideons gebed is dit alles geschied. Nu twijfelt hij niet langer. Al is zijn leger klein, hij zal den vijand aanvallen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken