Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heilige historie (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heilige historie
Afbeelding van De heilige historieToon afbeelding van titelpagina van De heilige historie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.81 MB)

Scans (8.71 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heilige historie

(1921)–Jacobus Cornelis de Koning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

69.
Davids groote zonde.

David is koning geworden! Eerst over Juda alleen; later over het gansche land. Hij is de man naar Gods hart. Hij zuivert het land van vijanden; hij breidt zijn grenzen uit. Hij is de groote koning, die zijn tienduizenden verslaat!

De Heere geeft hem voorspoed. Al wat hij onderneemt, gelukt hem. En de arme herdersknaap van Bethlehem is opgeklommen tot een der machtigste koningen van zijn tijd.

Hoe zeer heeft David nu noodig te waken en te bidden! Want, hoe machtig hij ook moge zijn, in eigen kracht vermag hij toch niets.

Ach, de koning vergeet het gebed; vergeet Gods gebod; vergeet den Heere, Die hem heeft groot gemaakt.

Ziet ge daar dien profeet door Jeruzalems straten gaan? 't Is Nathan, een trouwe gezant des Heeren. Hij spoedt zich naar het koninklijk paleis.

Hij treedt binnen en wordt dadelijk bij den koning toegelaten.

Ernstig is zijn gelaat; en die ernst wordt niet verzacht, nu hij voor David staat. Hij is door God gezonden met een harde boodschap.

Wat hij te zeggen heeft? Hoor, hoe hij tot den koning spreekt:

‘Er waren twee mannen in één stad, de één rijk, de ander arm. De rijke had zeer vele schapen en runderen. Maar de arme had gansch niet dan een eenig, klein ooilam, dat hij gekocht had en had het gevoed, dat het groot was geworden bij hem, en bij zijn kinderen tegelijk. Het at van zijn bete en het dronk van zijn beker en het was hem als een dochter. Toen nu den rijken man een wandelaar overkwam, verschoonde hij te nemen van zijn schapen en van zijn runderen, om voor den reizenden man, die tot hem gekomen was, wat te bereiden en hij nam het ooilam van den armen man, en bereidde dàt voor den man, die tot hem gekomen was!’

De koning heeft aandachtig geluisterd; zijn toorn ontsteekt op het hooren van zulk een schandelijke handelwijze. Nauwelijks kan hij wachten tot Nathan is uitgesproken; dan roept hij uit:

[pagina 130]
[p. 130]

‘Zoo waarachtig als de Heere leeft, de man, die dat gedaan heeft, is een kind des dood! En dat ooilam zal hij viervoudig weergeven!’

Hij zal toonen, dat hij Koning, dat hij rechter is; zulk een misdadiger zal zijn rechtvaardige straf niet ontloopen!

Maar ... daar treedt Nathan op hem toe; hij strekt de hand naar hem uit; strak ziet hij den koning aan, en onvervaard roept hij uit: ‘Gij zijt die man!’

Hoe verandert de koning plotseling! Het rood der schaamte rijst op zijn voorhoofd; hij valt terug in zijn troonzetel en durft de oogen niet opheffen!

Ja, hij is die man. In één oogwenk begrijpt hij, wat Nathan bedoelt. En op hetzelfde oogenblik voelt hij zijn zonde, zijn gruwelijk kwaad. Hij is die man! En niet een ooilam heeft hij gestolen; neen, véél ernstiger, duizendmaal erger is het kwaad, dat hij heeft bedreven. Hij heeft de vrouw van zijn trouwen dienstknecht Uria tot de zijne genomen; en opdat zijn misdrijf niet zou uitkomen, heeft hij Uria doen sterven. Joab, zijn krijgsoverste, is zijn gewillige handlanger geweest en Uria werd vóóraan in den strijd geplaatst, waar hij wel sneuvelen moèst.

David, de koning, een dief!

David, de koning, een echtbreker!

David, de koning, een moordenaar!

Diep ellendig voelt hij zich. Want hij ziet thans in, hoe zwaar hij heeft gezondigd. En hij kermt het uit: ‘Gena, o God, gena!’

Hoe zullen nu de goddeloozen juichen! En spottend zullen ze zeggen: ‘Is dat die vrome man, die godvruchtige koning?’ De vijanden des Heeren schimpen en lasteren. Om Davids wil wordt de Heere gesmaad. En dàt weegt hem 't zwaarste; dàt smart hem 't meest!

God hoort David smeeken; Hij ziet zijn oprecht berouw. En Hij vergeeft zijn zonde. Maar de kastijding kan niet uitblijven. Tot Davids loutering is ze. En opdat de vijanden zien, dat de Heere een heilig en rechtvaardig God is.

Het zwaard zal van Davids huis niet wijken! En zijn pasgeboren zoon zal sterven.....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken