Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heilige historie (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heilige historie
Afbeelding van De heilige historieToon afbeelding van titelpagina van De heilige historie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.81 MB)

Scans (8.71 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heilige historie

(1921)–Jacobus Cornelis de Koning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

77.
Op den karmel.

Drie en een half jaar houdt reeds de droogte aan. In Achabs paleis weerklinkt geen lach of scherts meer. Somber staan alle aangezichten. Wacht niet allen de dood, de hongerdood?

Vergezeld van zijn hofmeester Obadja, gaat Achab er op uit, om voedsel te zoeken voor zijn beesten. Ieder gaat een kant uit. Zóó is er de meeste kans, nog iets te vinden.

Eensklaps blijft Obadja verschrikt staan. Wie nadert daar? Kan hij zijn oogen gelooven? Ja waarlijk, dat is Elia: de lang en overal gezochte.

De eerste gedachte van Obadja is: gelukkig, Elia leeft! Want Obadja vreest God; zelf heeft hij vele profeten des Heeren aan Isébels wraak onttrokken en ze verborgen en gevoed. Maar oogenblikkelijk komt ook de vreeze in hem boven: zal Achab, als hij hem ziet, hem niet terstond laten dooden? O, dat Elia toch maar spoedig vluchte! Dat Achab hem toch maar niet ontdekke!

Maar dat is in 't geheel Elia's plan niet. Obadja moet Achab juist gaan roepen. Na eenig aarzelen gehoorzaamt hij.

[pagina 148]
[p. 148]

Met driftige stappen treedt Achab op Elia toe. De toorn vlamt in zijn oogen. Ha! daar is de man, dien hij zocht, dien hij overal vergeefs liet naspeuren. En hij roept Elia, met van woede trillende lippen, toe: Zijt gij daar, o beroerder van Israël?

Onbevreesd staart Elia hem aan. Hard klinkt het den koning toe: Niet ik heb Israël beroerd! Maar gij, en Isébel, door uw afgoderijen!

Ga heen, zegt Elia, roep het volk en uw priesters naar den berg Karmel. Ik zelf zal daar ook komen. En dàn zal voor ieder blijken, wie God is: de Heere of Baäl!

Eenige dagen later is op den Karmel een ontzaglijke menschenmassa verzameld. In haar midden staat Elia. Ieder luistert naar hem. Hoor, daar klinkt zijn stem: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Kies, kies toch: òf den Heere òf Baäl.

Thans zal het voor elk duidelijk worden, wie God is. Gij, priesters van Baäl, bouwt een altaar; ik zal er ook een bouwen. Leg het offerdier er op; ik zal het mijne op mijn altaar leggen. Maar breng er geen vuur bij. Gij niet; ik ook niet. Uw Baäl is immers de zonnegod? De vuurgod? Welnu, roep tot hem, dat hij vuur van den hemel zende en uw offer vertere! Ik zal tot den Heere roepen. En de God, die door vuur antwoorden zal, Die zal God zijn!

Ja, roept het volk, dat is recht!

Vergeefs roepen de Baälspriesters tot hun god om vuur. Tevergeefs springen ze tegen het altaar; tevergeefs snijden en steken ze zichzelf met messen en priemen. Hun god is doof, is stom, is blind.....

En dat blijkt nu voor aller oog! Maar ... zal de Heere, Elia's God, antwoorden? Zal Hij vuur zenden?

Nadert tot mij! roept Elia 't volk toe. Ze naderen. Wat kunnen de Baälspriesters hun nog schelen?

De twaalf steenen van een verbroken altaar des Heeren richt Elia weer op. Twaalf steenen, één altaar; twaalf stammen, één volk, met één God!

Op het altaar schikt hij het offer; om het altaar maakt hij een groeve. En voor aller oog overgiet hij het altaar en het offer overvloedig met water, zoodat de groeve er omheen er mee gevuld wordt.

Nu knielt hij neer. Zijn gebed stijgt tot God. En nog, terwijl hij bidt, antwoordt de Heere. Het vuur daalt neer: in een oogwenk staat het gansche altaar in vlammen; het offer wordt verteerd; de vreeselijke vuurgloed lekt zelfs het water uit de groeve op!

Eén stem van allen klinkt nu over den Karmel: De Heere is God! De Heere is God!

[pagina 149]
[p. 149]

De profeten van Baäl worden op Elia's bevel gedood: de rechtmatige straf voor de afgodendienaars en verleiders van het volk.

Ja, de Heere is God!

Straks wordt, op Elia's aanhoudend smeeken, de hemel van wolken zwart. Een hevige stortregen doordrenkt het uitgedroogde land. God gedenkt Zijn verbond! Hij geeft weer vruchtbaarheid na twee-enveertig maanden van droogte. Hij roept Zijn afgedwaalde volk weer tot Zich!

Helaas ... tevergeefs. Het volk blijft zich afkeeren.

Wel zien ze Gods macht; wel roepen ze: De Heere is God! Maar hun hart blijft verre van Hem!

Ze vergaderen zich Zijn ontzaglijken toorn als een schat!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken