Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heilige historie (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heilige historie
Afbeelding van De heilige historieToon afbeelding van titelpagina van De heilige historie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.81 MB)

Scans (8.71 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heilige historie

(1921)–Jacobus Cornelis de Koning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

85.
Jona.

In Israël volgden op Jehu, de koningen Joahaz, Joas en Jerobeam II. De profeet Elisa stierf onder de regeering van Joas. Helaas, hij had op zijn prediking niet veel vrucht gezien. Toen Jerobeam II regeerde, scheen het wel, alsof het volk God vreesde, maar het was niet meer dan schijn. Met de lippen werd God geëerd, maar het hart bleef verre van Hem. Toch ontbrak het niet aan waarschuwingen. Hosea en Amos spraken tot het volk van het komende oordeel des Heeren; ze riepen het tot bekeering. Het scheen wel alles vergeefs. Maar dan zal ook de straf niet uitblijven. Het geweldige rijk van Assyrië zal straks het kleine Israël opslokken.

Op zekeren dag begeeft zich in Joppe, een haven aan de Middellandsche Zee, een man aan boord van een schip. Hij is gekleed in een haren mantel. Zijn uitzicht is somber. Nauwelijks is hij aan boord, of hij zoekt een plaatsje in het schip, legt zich neer en weldra is hij in een diepen slaap verzonken. Die man is een profeet des Heeren: Jona is zijn naam. God heeft hem geboden, naar Ninevé te gaan en daar dit woord te prediken: ‘Nog veertig dagen, dan zal Ninevé omgekeerd worden!’

Ninevé is de hoofdstad van het Assyrische rijk, Israëls vijand. Het is een zeer groote, prachtige stad. Meer dan een half miljoen inwoners heeft ze. Ontzettend hooge, breede muren omringen haar. 150 torens versterken deze muren nog en maken Ninevé oninneembaar. En deze stad zal omgekeerd worden, als vroeger Sodom en Gomorra! Zal Jona niet gaarne aan die stad haar ondergang gaan voorspellen? Immers, als Ninevé verwoest wordt, als haar koning en haar legers sterven, dan is Israël van zijn sterksten vijand voor goed verlost!

En toch, neen! Jona wil niet naar Ninevé. Inplaats van God te gehoorzamen, zoekt hij Hem te ontvluchten. Niet naar Ninevé, maar naar Tarsis, een stad aan de kust der Middellandsche Zee, zal hij gaan. Waarom? Jona weet, dat de Heere lankmoedig is en genadig. Hij verwacht, dat de Ninevieten zich zullen afkeeren van hun boosheid en dan ... ja, dan zal God de stad verschoonen; dan zal ze niet vergaan! Maar dan zal Ninevé, en zijn koning en zijn leger Israël blijven bedreigen, en eenmaal ten onder brengen.

God is lankmoedig en genadig. Dat weet Jona. Maar ... hij wil, dat God het alleen zijn zal voor Israël; niet voor de heidenen. Hij kan het niet ver-

[pagina 166]
[p. 166]

dragen, als hij bedenkt, hoe wellicht Ninevé zal gespaard blijven: Ninevé, de hoofdstad van het vijandige land.

En daarom wil hij, o dwaasheid, God ontvluchten. Weet hij dan niet, dat niemand zich voor den Heere kan verbergen; dat de verborgenste schuilhoek Hem bekend is? O, Jona weet het wel; en tòch beproeft hij het, want hij wil, neen hij wil niet naar Ninevé.

Het schip heeft de haven verlaten. Het glijdt over de kalme wateren.

Maar opeens steekt een storm op, die elk oogenblik geweldiger wordt. Het schip verkeert weldra in groot gevaar. En wat de zeelieden ook beproeven, of ze ook de lading overboord werpen, niets baat. De zee wordt hoe langer hoe wilder. Ze roepen tot hun goden; ach, hoe zouden diè helpen kunnen! Dan wekken ze Jona, die nog immer slaapt! Eindelijk werpen ze loten, om uit te maken, om wiens wil hun deze storm overkomt. God bestuurt het lot: Jona wordt aangewezen. Er is maar één middel, om den storm te doen bedaren. Dit is: Jona in de zee te werpen. Hij raadt het hun zelf aan. Om zijnentwil mogen zij niet vergaan. Ten einde raad, en als de storm hoe langer hoe heviger wordt, nemen ze hem op en ... werpen hem in de kokende zee.

Dan bedaart de storm. En Jona verzinkt in de geweldige diepte. Een reusachtige visch slokt hem in; en ... Gods wondermacht behoudt hem in het ingewand van den visch in 't leven. Dáár, in die duisternis in het hart der zee, bidt Jona. En de Heere hoort. Na drie dagen spuwt de visch hem uit op den oever der zee.

Nu wil Jona niet langer ongehoorzaam zijn. Hij reist naar Ninevé. Daar treedt hij de stad binnen. Hij wandelt door de drukke straten. Opeens staat hij stil: dreigend verheft hij de hand ten hemel en zijn harde stem roept luid: ‘Nog veertig dagen en Ninevé zal omgekeerd worden.’ Verder gaat hij. En weer roept hij zijn vreeselijke boodschap uit. In alle straten klinkt zijn dreigend woord.

En laat men hem doen? Grijpt men hem niet, om hem den mond te snoeren?

Integendeel, men luistert en siddert voor den toorn van den Almachtige. Alle lust tot lach en spel vergaat. Zelfs de koning is ontzet. En in een proclamatie roept hij heel het volk op tot boete en berouw, tot bidden en vasten.

Jona is de stad uitgegaan. Hij wil afwachten, wat er met de stad zal gebeuren. En wat hij vreest, geschiedt. God spaart Ninevé. Hij stelt zijn straf uit. Hij heeft geen lust in den dood der zondaren. Maar Jona wel. Zijn toorn ontsteekt. Waarom werd Ninevé niet verdelgd?.....

‘Is uw toorn billijk ontstoken, Jona?’ vraagt hem de Heere.

[pagina 167]
[p. 167]


illustratie
Jona


[pagina 169]
[p. 169]

En, nòg niet verteederd, antwoordt de profeet: ‘Ja, billijk is mijn toorn ontstoken!’ Mokkend blijft hij zitten, tegenover de stad, op de helling van een berg. Fel brandt de zon op zijn hoofd. Maar, hoe verkwikkend! Den anderen morgen bemerkt Jona; dat een wonderboom is opgeschoten. En heerlijke beschutting vindt hij nu!

Maar ach, den anderen nacht is de wonderboom verdord! En even meedoogenloos als vroeger schroeit hem de zon, tot hij er bijna krachteloos bij neerzinkt. Hoe klaagt nu de profeet, om het verlies van dien boom.

Maar met opzet heeft God dit alles doen gebeuren. Hij deed den boom plotseling opschieten; Hij deed hem even plotseling verdorren. Wat had Jona te klagen? ‘Gij hebt niet gearbeid aan dezen boom,’ zegt de Heere tot hem. ‘Toch zoudt gij hem willen verschoonen, hem willen sparen? Hoeveel te meer zou Ik dan de groote stad Ninevé niet sparen, waarin duizenden menschen wonen, waarbij wel honderdtwintigduizend kinderen!’

Die les moest Jona leeren: barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid!

Eén, meer dan Jona, kwam later, om óók den heidenen ten zegen te zijn: Jezus Christus, de Zoon van God. In Zijnen naam zullen de heidenen hopen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken