Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De grote stilte (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van De grote stilte
Afbeelding van De grote stilteToon afbeelding van titelpagina van De grote stilte

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (3.93 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De grote stilte

(1977)–Dirk Ayelt Kooiman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

[3]

In de dagen die volgden kregen de verschijnselen, die ik aanvankelijk misschien nog bagatelliserend had kunnen toeschrijven aan oververmoeidheid vanwege de reis of aan de verandering van omgeving en klimaat, me steeds vaster in hun greep. Alles stond me in de weg, alles benauwde me, ik kon geen kant meer op. In de meest alledaagse voorvallen zag ik aanwijzingen van iets waarvan ik me eigenlijk helemaal geen beeld kon vormen - laat staan dat ik het onder woorden zou kunnen brengen - maar waardoor ik me van alle kanten bedreigd voelde. Ik prentte me in dat het volmaakt bespottelijk was, en onbestaanbaar, werkelijk ‘niets voor mij’. Ik, Kooiman, die altijd zo nuchter en zakelijk was! Ik, die me, naar ik me verbeeldde, altijd zo

[pagina 38]
[p. 38]

keurig in de hand had weten te houden! Wanneer ik mijzelf beschouwde leek het wel of het een ander was, die ik onder de loep nam... En dat allemaal zonder geldige aanleiding? Uitsluitend omdat ik uit mijn omgeving was geweest en daardoor zonder omwegen met mezelf was gekonfronteerd? - Ik bracht me de situaties in herinnering waarin ik, soms als enige, doeltreffend had weten te handelen, me niet door mijn emoties had laten verstrikken maar de beheersing had getoond die noodzakelijk was om aan de toestand het hoofd te bieden. Ik haalde zelfs de komplimentjes op, die me in verband daarmee te beurt waren gevallen - maar verwierp ze onmiddellijk. Ja, hield ik mezelf voor, dat waren ogenblikken waarop je in een reflex kon handelen: het gebeurde buiten je om, je stond verbaasd van jezelf, je slaagde er alleen maar in door je buiten de situatie te plaatsen. Zelfbeheersing bij de gratie van je onverschilligheid; zo weinig was je kennelijk betrokken bij wat je deed! - Wat dus in zou kunnen houden, konkludeerde ik, dat de toestand waarin ik me nu bevind me machteloos maakt doordat het dit keer mezelf betreft. Van deze problematiek kan ik geen afstand nemen, buiten deze situatie kan ik me niet plaatsen - omdat het mezelf betreft? Die konstatering werkte op mijn lachspieren. Het betrof mij! Nee maar! Ik stond machteloos tegenover mezelf omdat ik het zelf was! En de enige remedie die ik voorhanden leek te hebben, namelijk alles te registre-

[pagina 39]
[p. 39]

ren, alles in zijn eigen waarde tot me door te laten dringen, en bewust de positie te bepalen die ik er tegenover in moest nemen - die remedie was nu juist de kwaal.

Ik zat urenlang thuis, achter mijn bureau, zonder veel meer te doen dan af en toe op de klok kijken. Alles wat ik tot dan toe had gedaan, alles dat er denkbaar nog verricht kon worden - het kwam me voor als in gelijke mate zinloos. Onmogelijk ordening te scheppen in een stroom van verwarde, half geformuleerde gedachten, onmogelijk een spoortje van waarheid aan het licht te brengen. Er is al teveel gebeurd, teveel bepaald, teveel vastgelegd, onherroepelijk. Niets is herhaalbaar. Ik ben scheefgegroeid - dat blijkt - maar weet niet eens waar het begonnen is. En: onmogelijk een nieuwe basis te vinden zolang er teveel herinneringen zijn die ik niet in mijn gedachten wil toelaten, die ik mijzelf niet wil bekennen.

Ik werd in die dagen toevallig een paar keer opgebeld door iemand die zich niet bekend maakte. Een diepe stilte aan de andere kant van de lijn, al mijn overredende hallo's ten spijt. En de vierde of vijfde keer dat het gebeurde kreeg ik de behoefte die ander, die op zo'n laffe en stompzinnige manier een inbreuk pleegde op mijn privacy, eens behoorlijk de waarheid te zeggen. Ik begon in het wilde weg te praten, en zei zoiets als:

Hallo, jij daar. Ik zit hier met een paar vragen... Hoe

[pagina 40]
[p. 40]

komt het bijvoorbeeld dat alles me sinds kort met een gevoel van tragiek vervult? (Ik verbaasde me erover hoe droog en vanzelfsprekend die vraag me over de lippen rolde, en vervolgde:) Ik bevind me in mijn kamer en kijk om me heen - het is jammer dat u niet met me mee kunt kijken - en alles wat ik zie, tot de onnozelste kleinigheden toe, vervult me met een gevoel van tragiek, een buitensporig soort medelijden, medelijden met alles, met het feit dat - kunt u me een beetje volgen? Weet u trouwens dat ik van deze kamer walg? Ik walg van het interieur, waarin alles zo verantwoord maar tegelijk zo leeg is: echt een etalage van mijn innerlijk! (Wonderlijk mijn eigen stem te horen, sprekend tegen niemand, in de stilte van het vertrek, de stilte van de telefoonlijn.) Hallo, bent u daar nog? Niet ophangen! Ik kijk nu naar buiten. Dit raam kijkt uit op het westen. De zon staat op het punt van ondergaan. Ik zie het silhouet van de stad waarin ook u zich, naar ik aanneem, ergens bevindt. Wat zie ik eigenlijk? Daken van huizen, een duiventil, torens, boomtoppen, televisieantennes. Dakpannen natuurlijk, ontzettend veel dakpannen en bakstenen. Er lopen mensen beneden over de brug. Een loslopende hond. Een vrouw met een kinderwagen. Een fiets tegen een lantaarnpaal... Wat is er zo bijzonder? Is het niet allemaal uitermate gewoon? Is het niet altijd zo geweest? Waarom dan dit gevoel? Kunt u mij daarvoor een verklaring geven?

[pagina 41]
[p. 41]

Geen antwoord. Een zwak geruis was alles dat ik hoorde. Het is natuurlijk zo'n gek, bedacht ik, zo'n kontaktgestoorde maniak die vreemde mensen belt, een willekeurig nummer draait. Het moet wel een hele schrik voor hem zijn - misschien heeft hij wel de gewaarwording zichzelf te horen praten! En ik riep: Ben ik bezig gek te worden of ben ik bezig normaal te worden!

Stilte. Geruis. De hoorn tegen mijn oor gedrukt. Mijn oor gloeide. Maar opeens werd die stilte verbroken. Iemand, een onbekende, op een onbekende plaats, had, op het ogenblik dat hij verkoos, de verbinding verbroken. Ik legde op mijn beurt, met een plotseling betrapt gevoel, de hoorn op de haak. - Opgebeld werd ik niet meer.

Bij dit alles hield ik mezelf met toenemende overredingskracht voor, dat er niet ècht iets aan de hand was. Dat ik bij wijze van spreken maar met mijn vingers hoefde te knippen... (Maar ook was er een boosaardige herinnering aan een keelontsteking die ik eens had opgelopen, waarbij ik er niet toe had kunnen komen een dokter te konsulteren. Iedere dag had ik mezelf, slikkend en de hals betastend, namelijk weer weten te overtuigen dat de pijn bepaald verminderd was - tot de dag aanbrak waarop mijn keel zo dicht zat dat van slikken helemaal geen sprake meer kon zijn.)

Ik wachtte af. Mijn dagen vulde ik met kleine hande-

[pagina 42]
[p. 42]

lingen. Ik lag uren in het bad. Het ochtendblad werd door mij, gezeten op het toilet, van a tot z gespeld. Ik gaf mijn planten uiterst zorgvuldig water, ging naar de bakker, zette koffie, reinigde mijn keuken, ging daarop naar de slager, zette, thuisgekomen, opnieuw koffie onder het voorwendsel dat de oude nu wel ‘oud’ zou zijn. Dat alles deed ik langzaam en met al mijn aandacht, om het maar zo lang mogelijk te laten duren.

Ik stelde mezelf vragen in de geest van: maar wie ben ik dan? En het enige dat ik wist te bedenken was bijvoorbeeld dat die en die, G, H, en I, me wel aardig schenen te vinden, dat J misschien wel verliefd op me was, dat K me niet lang geleden had verzekerd dat ik hem werkelijk geholpen had indertijd, en dat L me schijnbaar een arrogante klootzak vond - wat ook niet te verwaarlozen was. Overigens kon ik alleen maar tot de slotsom komen dat ik in een stoel zat of in een lauw bad lag, onderhevig aan een opwaartse druk die exakt gelijk was aan het gewicht van de verplaatste vloeistof. En verder? Er was een verleden waarvan ik me vervreemd voelde. - Maar ben je dan ook niet van jezelf vervreemd? Precies.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken