Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken 1965-2000 (2001)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken 1965-2000

(2001)–George Kool–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 73]
[p. 73]

21

Ons werkrooster is veranderd. Ik heb zelf iets andere werkperioden en het aantal van mijn werkuren is licht gestegen. De sfeer in de pantry is totaal veranderd. Het lijkt of iedereen efficiënter werkt, systematischer. Men heeft ons van hogerhand aangeboden om de extra werkuren als overuren uit te betalen. De Zilverpoetser was ervoor, maar Hoffer en ik hebben het aanbod uit piëteit voor Massing afgeslagen. Hoffer heeft de leiding in de pantry gekregen. Hij werkt nu alleen nog bij ons. Hoffer maakt verreweg de langste dagen. Maar zijn dagen zijn minder lang dan die van Massing.

Hoffer is door het gebeurde duidelijk aangeslagen. Massings dood heeft hem aangegrepen. Hij is treurig en voor zijn doen zwijgzaam. Soms gaat er in de pantry een uur voorbij zonder dat we een woord wisselen. Niemand heeft bezwaar tegen Hoffers promotie gemaakt. Hoffer zelf heeft aan zijn benoeming de voorwaarde verbonden dat hij deze reis nog niet met ‘chef’ zal worden aangesproken. Na woensdag is Massings naam in de keuken nog maar zelden gevallen. In het gesprek wordt zijn naam angstvallig gemeden, alsof men zich ervoor schaamt. De stewards gedragen zich aan de balie beduidend rustiger. Ze wachten geduldig op hun beurt en durven niet te vloeken.

a

Toen Massings vermissing die morgen eenmaal vaststond stelde de kapitein een zwijgplicht onder de bemanning in. Die maatregel kwam te laat om zinvol te zijn. Via de stewards had het nieuws zich al op het hele schip verspreid, er werd nergens anders meer over gesproken. Aanvankelijk ging in de passagiersverblijven de mare dat er een fataal bedrijfsongeval had plaatsgevonden. Maar zo'n prozaïsche voorstelling van zaken kon onder het op sensatie beluste vrijetijdspubliek aan boord natuurlijk niet lang standhouden. Momenteel wordt Massing op de bovendekken als een tragische held op handen gedragen en men verschilt gretig van mening over de psychologische motieven van zijn ‘daad’. Dit romantische gepsychologiseer wordt van officiële zijde wijselijk niet tegengesproken.

b

Die nacht heb ik nauwelijks een oog dichtgedaan. Mijn onzekerheid over Massings lot hield me uit de slaap. Tegen de ochtend viel ik een paar keer in slaap. Maar dan schrok ik telkens badend in het zweet weer wakker. Toen Massing de volgende ochtend niet in de pantry verscheen werd het me zwart voor de ogen.

[pagina 74]
[p. 74]

In de keuken dacht men aanvankelijk dat Massing zich had verslapen. Jef zei dat dat nog nooit was voorgekomen. Maar daar schonk niemand aandacht aan. Na een half uur besloot de chef-kok niet zonder tegenzin om een bezoek aan het Aziatische getto te gaan brengen. Massings hut werd door een van zijn hutmaten opengedaan. Maar die weigerde de chef-kok binnen te laten. Na een korte schermutseling wist de chef-kok zich toegang tot de hut te verschaffen. Toen hij zag dat Massings bed die nacht niet beslapen was stelde hij de hutmaat enkele indringende vragen. Die hutmaat zei dat Massing nooit voor middernacht in zijn hut verscheen en dat hij iedere avond met vrienden ‘uit een andere Ambonezenhut’ zat te kaarten. Door zijn verklaring gealarmeerd benaderde de chef-kok de hofmeester. De hofmeester waarschuwde de kapitein. En de kapitein schakelde direct de scheepsrecherche in.

c

In de loop van de ochtend hoorde ik het scheepsgeronk een paar keer minder worden. Het schip voer een tijdlang op halve kracht. Maar om half elf draaide de motoren alweer op volle toeren. Men had het zoeken naar Massing toen al gestaakt. Kennelijk was men tot de slotsom gekomen dat hij niet meer aan boord was. En men had begrepen dat dat al de hele nacht niet meer het geval geweest was en dat Massing inmiddels moest zijn verdronken.

Om half twaalf die morgen verschenen er twee geüniformeerde mannen aan de pantrybalie. Ze vroegen naar mij. Het waren twee rechercheurs, een van hen had ons eerder die ochtend al benaderd met routinevragen. Ze vroegen Hoffer of ze mij mochten meenemen voor verhoor.

De mannen brachten me naar een piepklein kantoortje ergens op een bovendek. In het kantoortje werd ik opgewacht door een hoge officier, een man van rijzig postuur, eveneens in uniform. De officier trof me door zijn jongensachtige voorkomen, dat hem in combinatie met zijn leeftijd en rang een merkwaardig ouderwetse allure verschafte. Hij stelde zich aan mij voor als ‘Grootjans, hoofd van de scheepsrecherche’. Hij sprak nog even met mijn begeleiders en gaf hen toen met een hoofdknik te kennen dat ze konden gaan.

Toen we alleen in het kantoortje waren gebood deze officier me om plaats te nemen op een stoel voor een groot bureau. Het bureau stond midden in het vertrekje en lag bezaaid met paperassen. Nadat ik op de stoel had plaatsgenomen ging de officier zelf achter het bureau zitten en begon te schrijven. Hij schonk een tijdlang geen enkele aandacht meer aan mij. Ik keek wat in het rond. Het kantoor had kale wanden. Aan een van de wanden stonden drie stoelen, verder was er geen meubilair. Tegenover de deur waardoor ik was binnengekomen was nog een andere deur. Aan deze tweede deur zat een haak waaraan een blauwgrijze pet hing.

Na vijf minuten hield de officier op met schrijven. Hij leunde met zijn stoel naar achteren en begon me aandachtig te bekijken. Hij zei geen woord. Soms plooide hij zijn lippen tot een glimlach, misschien om mij op mijn gemak te stellen.

‘Geen prettige aanleiding voor een gesprek, wel, Lazonder?’ zei hij tenslotte.

[pagina 75]
[p. 75]

Het retorische karakter van zijn mededeling hinderde me. Ik kon er alleen maar bevestigend op reageren.

Hierna stelde de officier mij een paar vragen over het pantrywerk. Hij vroeg me inlichtingen over de Zilverpoetser. En over Hoffer. Hij vroeg me om mijn verstandhouding met Massing te omschrijven. Ik probeerde hem zo nauwkeurig mogelijk te antwoorden. De officier duidde Massing niet steeds met zijn naam aan, maar sprak soms van ‘de vermiste’, dan weer van ‘het slachtoffer’. Misschien wilde hij zien wat voor uitwerking die woorden op mij hadden.

Op zeker ogenblik kwam er weer een rechercheur binnenlopen. De rechercheur vroeg om ‘de formulieren’ Mijn ondervrager tastte in een bureaula en reikte hem de formulieren aan. Deze rechercheur was door de gangdeur binnengekomen, maar ging door de binnendeur weer naar buiten.

‘Dit is uiteraard alleen een oriënterend gesprek, Lazonder,’ zei de officier. ‘Maar ik heb je niet zonder reden ontboden. Uit andere gesprekken mag de recherche afleiden dat jij de laatste man bent die de vermiste heeft gezien. Je bent althans de laatste die in zijn gezelschap is waargenomen.’

‘Het is wel mogelijk dat iemand mij met Massing heeft gezien,’ zei ik.

‘Een hulpmachinist heeft verklaard dat hij jou gisteravond om iets over tienen met Massing in een gang een kar heeft zien voortduren.’

‘Dat is mogelijk,’ herhaalde ik.

‘En er is meer,’ zei de officier. ‘Uit de getuigenissen van vanmorgen blijkt dat Massing gisteravond een zekere afspraak niet is nagekomen. Hij is om half elf niet op een plaats verschenen waar hij werd verwacht. En er is ook een getuige die jou met diezelfde kar maar zonder Massing in de keuken heeft zien terugkomen.’

Ik voelde me door deze suggestieve opmerkingen lichtelijk in het nauw gedreven. De officier zag mijn aarzeling, hij fronste zijn wenkbrauwen en keek me langdurig aan. Gelukkig hervond ik mijzelf al gauw weer en ik vertelde hem over Massings gewoonte om ons pantryvuil elke avond zelf naar het storthok te brengen. Ik vertelde hem hoe Massing zich in het storthok placht te gedragen, dat hij altijd mediterend in het hok achterbleef, dat ik de container elke avond alleen naar de keuken terugbracht en dat hij zeker ook getuigen zou kunnen vinden die mij op andere avonden alleen met de kar in de keuken hebben zien terugkeren. De officier luisterde aandachtig naar me. Ik meende een zekere opluchting bij hem te bespeuren toen hij merkte hoe gemakkelijk ik de betekenis van die getuigenverklaringen kon relativeren. Hij vroeg me nog naar mijn vrijetijdsbesteding, maar zonder op die dinsdagavond terug te komen. Toen stond hij op en na me nog gevraagd te hebben of ik de weg terug naar de pantry alleen zou kunnen vinden gaf hij me opnieuw een hand en liet me gaan.

d

In de middag werd ik opnieuw bij de recherche ontboden. De aanhoudende belangstelling die de scheepsrecherche voor mij toonde wekte in de keuken hier en daar verwondering. Zelf was ik allerminst verbaasd.

[pagina 76]
[p. 76]

Er zaten nu drie man in het kantoortje. De hoge officier en twee jonge rechercheurs. Ik meende een van de jonge rechercheurs te herkennen. Hij was het die tijdens het eerste verhoor om de formulieren was komen vragen.

De hoge officier stond naast de binnendeur. De rechercheur die ik al kende zat achter het bureau. Zijn collega zat op een van de stoelen aan de wand. Tot mijn verbazing moest ik niet voor het bureau plaatsnemen maar op een stoel aan de wand.

De rechercheur achter het bureau nam het woord. Hij zei: ‘Lazonder, het is de bedoeling dat je goed oplet.’

De officier deed de binnendeur open. Er kwam een kleine zenuwachtige Molukker binnenschuifelen. Hij droeg een machinistenoverall en was zo duidelijk ontdaan dat ik onmiddellijk begreep dat hij een vriend van Massing was. De Molukker scheen er al niet meer aan te twijfelen dat Massing dood was. Maar toen hij op zijn vraag naar nieuws van de rechercheur naast mij een ontwijkend antwoord kreeg keek hij deze toch hoopvol aan.

Massings vriend ging voor het bureau zitten. ‘Goed, daar bent u dus weer,’ zei de rechercheur achter het bureau. ‘Ik verzoek u om mijn vragen opnieuw naar waarheid te beantwoorden. Zoals vanmorgen.’ De rechercheur sloeg een irritant neerbuigende toon aan, maar Massings vriend trok zich er niets van aan.

‘Goed, beste man. Graag luid en duidelijk spreken. U bent dus met Massing bekend. Maar bent u ook met hem bevriend?’

De Molukker knikte bevestigend.

‘Als ik het wel heb vormde u met hem en anderen een soortement Ambonezenclubje. En u kwam iedere avond in een van uw hutten bij elkaar, niet?’

De Molukker knikte opnieuw bevestigend.

‘En zo was het ook gisteravond. Althans, dat was de bedoeling, is het niet?’

‘Ja,’ zei Massings vriend. ‘Net als anders.’

‘Maar uw vriend Massing was er gisteren niet,’ zei de rechercheur.

‘Nee, meneer, hij kwam niet opdagen.’

‘Hoe laat was dat?’ vroeg de rechercheur. ‘Ik bedoel, wanneer, om hoe laat kwam Massing anders wel opdagen?’

‘Om half elf.’

‘Kwam hij nooit later?’

‘Nee, nooit later.’

‘En hij kwam altijd.’

‘Ja, meneer. Altijd! Iedere avond was hij er, onze Massing. En nooit later.’

De officier liep van de binnendeur naar het bureau. Voor het bureau vroeg hij Massings vriend: ‘Wat in hemelsnaam doen jullie dan elke avond samen?’

‘Praten,’ zei de Molukker. ‘En soms zwijgen we samen.’

‘Ja, ja,’ mompelde de officier.

‘Waarom zijn jullie niet ongerust geworden?’ vroeg de rechercheur achter het bureau. ‘Wat zijn jullie eigenlijk voor vrienden!’

‘Heel goede vrienden!’ riep de Molukker verontwaardigd uit. ‘Goede kameraden! Dat heb ik al gezegd, meneer. We hebben wel naar onze Massing gezocht. Maar nergens kunnen vinden. U mag ons niet beschuldigen, meneer. U hebt makkelijk praten!’

[pagina 77]
[p. 77]

‘Misschien had Massing wel een goede reden om bij jullie weg te blijven,’ opperde de officier.

‘Ja, vast,’ viel de rechercheur achter het bureau hem bij. ‘Speelschulden, bijvoorbeeld. Misschien stond hij bij jullie in het krijt.’

‘Niet veel,’ zei de Molukker. ‘Niet veel, meneer. Massing is een goede speler.’

‘Zo, dus jullie doen op die samenkomsten toch heus nog wel iets anders dan praten,’ zei de officier. ‘Dat dacht ik al.’

‘Wij houden van gezelligheid.’ zei de Molukker.

Niet lang daarna mocht hij verdwijnen.

e

Toen Massings vriend vertrokken was vroeg de officier aan mij: ‘Wel, Lazonder, wat denkt je hiervan? Heeft deze man de waarheid gesproken?’

‘Ik denk van wel,’ zei ik hem. ‘Ik heb geen reden om iets anders te veronderstellen.’

De officier keek mij enigszins argwanend aan en zei toen: ‘Je vindt dus dat we hem moeten geloven.’

‘Ik denk van wel,’ herhaalde ik.

‘Belangrijker is dat zijn Molukse makkers hem geloven,’ zei de rechercheur die naast mij zat. ‘De Molukkers zijn consistente getuigen. Ze maken gauw een front en dat kunnen wij als het erop aan komt niet breken.’

‘Ik ben ook zelf geneigd om hem te geloven,’ zei de officier. ‘Zijn ontzetting is beslist oprecht. Maar wat moeten we daar uit afleiden?’

‘Het betekent dat Massing tussen tien uur en half elf is verdwenen,’ zei de rechercheur achter het bureau.

‘En dat betekent weer dat wij deze jongeman hier nog eens aan de tand moeten voelen,’ zei de rechercheur naast mij.

De rechercheur achter het bureau maakte zich op om mij opnieuw een verhoor af te nemen. Maar toen besloot de officier de zitting op te heffen. Tot mijn verbazing zei hij dat ik kon gaan.

f

In de keuken keek iedereen mij nieuwsgierig aan. Hoffer vroeg me recht op de man af of de recherche dacht dat ik iets met Massings verdwijning te maken had. Ik zei hem dat ik er geen oordeel over had. Later op de dag probeerde ik het vreemde besluit van de officier te begrijpen, maar ik kon niets bedenken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken