Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken 1965-2000 (2001)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken 1965-2000

(2001)–George Kool–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

29

Sydney is voorbije tijd. Er is niets bijzonders meer gebeurd. Vanlaar is in Sydney achtergebleven. Twee mannen van de Australische politie hebben hem van boord gehaald.

Iemand zei dat hij direct naar Rotterdam zou worden overgevlogen. Naar het schijnt heeft de werktuigkundige mij nog willen spreken. Zou hij mij alsnog zijn motieven hebben willen verduidelijken? Ik heb geen toestemming gekregen om hem te bezoeken.

Ik ben zelf niet van boord gehaald. Ik werk nog altijd als pantrybediende. Er is zelfs niet overwogen om mij te schorsen. Wel is er bepaald dat ik het schip niet meer af mag. Ik zal tot Rotterdam aan toe geen walverlof meer krijgen. Het was alweer de oude man die mij dat is komen vertellen.

---

Sydney kwam binnen oogbereik. Ik had me al vroeg op het voordek geposteerd. We naderden de stad. Eerst leek de stad te groeien, maar toen begon het schip juist groter te worden. Ik had een goed zicht op de stad. Waarschijnlijk een beter dan de mensen die op de bovendekken stonden.

Kort voor we aanmeerden kwam er een stel matrozen op het dek. Het was plotseling een en al bedrijvigheid op het anders zo stille dek. De S. lag al dichtbij de kade. Het schip dreef langzaam naar de kaderand toe, alsof de romp er naartoe werd gezogen.

Een van de matrozen deelde instructies uit. Daarop begonnen de anderen met de kabels te slepen. Ik zag aanvankelijk geen enkele systematiek in hun activiteiten. Maar allengs begon ik er een patroon in te ontdekken. Een van de matrozen sommeerde me van het dek te verdwijnen. Hij zei dat ik in de weg stond. Maar dat was niet waar.

Ik ging naar het middenschip. In de verwarring die overal heerste veroorloofde ik me een passagiersdek op te lopen. Op het promenadedek heerste een grote drukte. Het dek stond volgepakt met mannen, vrouwen, kinderen die huilden en zich aan koffers vastklampten. Het kostte me moeite om door de menigte heen te dringen.

In de lounge van de tweede klasse stonden pursers formulieren uit te delen. Enkele officieren probeerden de emigranten in toom te houden. Ik heb een tijdje naar al die benauwde emigrantengezichten staan kijken. Er hing een dreigende sfeer in die lounge.

Daarna ben ik toch weer naar het voordek gegaan. De matrozen waren daar al niet meer. Ook de bovendekken waren nu verlaten. Ik ging aan de reling staan. De ontscheping was in volle gang.

Langs de kade stond een rij loodsen. Het waren een soort barakken. Tussen de betonnen pijlers hingen geribde ijzerplaten met ramen erin, soms afgewisseld door ijzeren rolluiken. Op het dak van een de loodsen stond met grote witte letters H-O-L-L-A-N-D geschilderd. Op de kade reden voertuigen af en aan. Lorries, heftrucks,

[pagina 93]
[p. 93]

bagagewagentjes, personenbussen. Bij het achterschip bewogen een paar grote hijskranen.

Bij de loopplank krioelde het van mensen. Passagiers, havenarbeiders, kruiers en douanebeambten.

Lang nadat de drukte voorbij was zag ik plotseling Vanlaar op de loopplank. Hij werd geëscorteerd door twee politieagenten. Een van de agenten maakte zijn bril schoon. Vanlaar liep kalm, bedaard, met grote stappen de loopplank af. Vlak voor het eind van de plank hield hij even halt. Hij hief zijn hoofd op en stapte toen met obstinate waardigheid de kade op.

De voorste agent zwaaide zijn arm omhoog. Vanuit een loods kwam er een zwarte politiewagen de kade oprijden. Bij de loopplank stapte de bestuurder uit, opende een van de achterportieren en de drie mannen stapten in. Kort daarop zag ik onder mij de wagen voorbij zoeven.

Veel later heb ik ook Clara nog gezien. Lang nadat Vanlaar was afgevoerd kwam Clara ineens de loopplank afhollen. De arme vrouw had blijkbaar geen afscheid van hem mogen nemen. Op de kade bleef ze staan. Ze begon driftig met haar armen te zwaaien. Niet ver bij haar vandaan liepen drie in oranje overalls gestoken arbeiders met een olieslang te slepen. Clara droeg geen uniform. Ze had een blauwe jurk met roze bloemen aan. Ze zag eruit als een gewone, wat burgerlijke oudere vrouw.

Plotseling liep Clara op een van de loodsen toe. Vlak voor de loods bleef ze weer staan. Ze draaide zich om en begon te schelden. Op de loopplank was een tweede vrouw verschenen. Die vrouw probeerde haar over te halen om weer aan boord te gaan. Clara wilde eerst zelfs niet met de vrouw praten. Maar op zeker ogenblik leek ze zich bedacht te hebben, ze liep resoluut de loopplank weer op. Ik had diep medelijden met Clara. Ik dacht bij mezelf: die vrouw zal niet makkelijk meer aan de man komen. Ik meende te begrijpen waarom ze zich zo lang aan Vanlaar had vastgeklampt en waarom ze nu zo radicaal met hem brak.

Ik had al een tijdje een groot stalen gevaarte aan een van de hijskranen zien hangen. Het was een enorme staalconstructie, een soort platform. Men was nu bezig het gevaarte aan de romp te bevestigen. Even later kwamen er auto's uit het achterschip gereden. Grote Amerikaanse limousines. Ze werden een voor een de kade opgereden.

 

Er zijn inmiddels drie dagen verstreken. Drie lange dagen. We zijn vanmorgen uit Sydney vertrokken. Je zou misschien het volgende kunnen zeggen: hij stond daar dus op het voordek. En op zeker ogenblik besloot hij dat dek te verlaten. Hij is naar zijn hut gegaan. Daar is hij in zijn kooi gekropen om lang, lang te slapen. Dat heeft hij ook gedaan. Natuurlijk is hij weer wakker geworden. Dat lange slapen had hem niet over zijn vermoeidheid geholpen. Hij dacht: mijn uitputting is het gevolg van die verhoren. Hoe zou ik van dat pantrywerk, die monotone opeenvolging van kleine handelingen, ooit zo moe kunnen worden? Is iemand ooit moe geworden van ademen? Hij heeft eraan gedacht om met schrijven op te houden.

[pagina 94]
[p. 94]

Er is iets met hem. Hij kan zijn gedachten niet ordenen. Er is ook iets met zijn ledematen. Zijn pols is niet goed, niet soepel meer. Zijn vingers zijn verkrampt. Wat kost het hem een moeite om zijn pen vast te houden! Nee, het schrijven is geen onverdeeld genoegen voor hem. Hij kan de letters niet eens recht op een lijn krijgen. Hij heeft last van zijn hand. Voortdurend vechten, hij moet voortdurend tegen zijn eigen hand vechten. Dat is zijn enige plezier in het schrijven: die hand een loer draaien! O, hij heeft het schrijven beslist heel prettig gevonden. Misschien heeft hij het...verheven gevonden.

Kijk, nu zit hij te krassen. Hij krast maar wat! Wat zal hij doen als we in de volgende haven aankomen? Als hij niet schrijft, hoe zal hij dan weten in hoeveel havens hij op het schip opgesloten heeft gezeten?

Ach, daar hoeft hij zich geen zorgen om te maken. Ik, ikzelf, ik zal bij iedere haven een streep in zijn schrift zetten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken