Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820 (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820
Afbeelding van In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820Toon afbeelding van titelpagina van In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820

(1993)–Luc Korpel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vertaalhistorie. Deel 4


Vorige Volgende
[pagina 23]
[p. 23]

Teksten

[pagina 25]
[p. 25]

1
D.K. [= J. de Kruyff sr.], ‘Spoore tot eigen vinding, aan een gezelschap van beroemde dichteren’. In: Algemeene Oeffenschoole. Afd. 6,II (1763). Amsterdam, P. Meyer. pp. 15-22.

Achter de initialen D.K. gaat Jan de Kruyff sr. (1706-1775) schuil. Dit blijkt uit de - lovende - besprekingen van de Gedichten van deze koopman uit Leiden, waarin uit de ‘Spoore tot eigen vinding’ geciteerd wordt.Ga naar eind23 Het gedicht vond weerklank. Niet alleen drukte één van de recensenten het vers in zijn geheel af, het werd ook opgenomen in de Schatkamer der Nederlandsche dichteren II (1775) 33-41. Ook het motto van dit gedicht vond instemming bij anderen dan De Kruyff. S.L. (zie tekst no. 6) gebruikt het bijvoorbeeld in zijn betoog. Tot welk ‘gezelschap van beroemde dichteren’ De Kruyff zich hier richt, is niet zeker. Wellicht is het het Leidse genootschap Minima Crescunt, maar Singeling (1991) vermeldt slechts dat De Kruyff van 1768 tot zijn dood lid was van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde.
 
't Batavisch Dichterdom is volgziek, min oorsprongklyk,
 
Hun kunst gelykt hun dragt, door 't uitheemsch nieuw ontvonklyk;
 
Een denkbeeld van de Teems of Seine, ryk van spraak,
 
Wordt hier met roem herplooid, naar onze zeên en smaak.
 
ALGEMEENE OEFENSCHOOLE, II. Deel.

[.../(16)]

 
Terwyl, by 't klinken van de glazen,
 
De Nachtbacchanten vloeken, raazen,
 
Bedwelmd door wyn, en rook, en damp;
 
Terwyl een Luiaard, wars van boeken,
 
Naar kindertydverdryf moet zoeken,
 
Zit gy by Epiktetus lamp.
 
 
 
Of kan u dichtmuzyk bekooren,
 
Dan streelt een Flaccus toon uwe ooren,
 
Dan Popes, dan Voltaires lier,
 
En vindt ge iet fraais in d'een', of d'ander',
 
Fluks zet ge, voor den Nederlander,
 
Uw zuivre dichtpen op 't papier.
 
 
 
'k Beken, 't is pryslyk, 't is menschlievend:
 
Maar is 't ook niet wat gloriegrievend,
 
Wat laag voor een' Bataafschen Geest,
 
Niet dan verwonderaar te blyven
 
Van 't vreemde schoon, en voorts, in 't schryven,
 
Te schoeien op eens anders leest?
[pagina 26]
[p. 26]
 
Wat hoeft men telkens de eer van 't denken
 
Aan buitenlandsch vernuft te schenken?
 
Is onze ziel dan niet bekwaam
 
Om eigen werk in 't licht te geeven?
 
Moet ze eeuwig in de laagte zweeven,
 
Of pronken met eens anders naam?
 
 
 
Als ze, uit diepzinnige gesprekken,
 
Vermaak en voordeel weet te trekken;
 
Der rede en wysheid geeft gehoor;
 
Als ze, uit een reeks geleerde blaêren,
 
't Verrukkenst' fraai weet op te gaêren,
 
Is zy 'er dan niet vatbaar voor?/(17)
 
 
 
En daar ge reeds doorluchte blyken
 
Van bondigheid in 't oordeel stryken;
 
Van geest, van vuur, van kennis, gaaft;
 
Mag 't dan wel edelmoedig heeten,
 
Dat ge u, als waart ge Broodpoëeten,
 
Aan 't overzetten dus verslaaft?
 
 
 
Al de eer, die ge immer, door 't vertaalen
 
Van eenig dichtstuk, kont behaalen,
 
Of u met recht te vordren staat,
 
Is in deez' maagren roem gelegen,
 
Die nooit uw' arbeid op kan weegen,
 
't Is net, 't is sierlyk nagepraat.

[.../(18-19)...]

 
't Waar dwaas, dat ik u zou bepaalen,
 
Ons nooit zo vrindlyk meêr te onthaalen,
 
Op vruchten van uitheemschen grond;
 
Neen, als we op ons belang zelfs letten,
 
Is 't goed, ons die eens voor te zetten;
 
Zy smaaken wel, en zyn gezond. /(20)
 
 
 
Maar laat ons ook van de uwen proeven:
 
't Is niet genoeg altyd te snoeven
 
Op kweeksels uit een vreemde lucht:
 
De perzik wil hier ook wel groeijen;
 
Men ziet hier meê den wynstok bloeijen,
 
En teelt ook overzeesche vrucht.
[pagina 27]
[p. 27]
 
't Staat ons zo wel hier vry te roemen
 
Op keur van kleur en geur van bloemen,
 
Als eenig afgelegen oord:
 
Wat zou hier doch niet weelig tieren?
 
Hier wassen zelfs voor u lauwrieren,
 
Ja, alles brengt de konst hier voort.
 
 
 
Sluit dan uw Vaderlandsche fruiten,
 
Wen ge ons vergasten wilt, niet buiten:
 
Wat Landheer wraakt zyn eigen ooft?
 
Eer poogt hy dat uit andre streeken,
 
In zynen lusthof, aan te kweeken,
 
Dan dat hy 't zyne zich ontrooft.
 
 
 
Verschillend zyn, veel al, de smaaken:
 
Wat deeze pryst zal geene laaken:
 
Een landsmaak heerscht in elk gewest:
 
En daar verscheidenheid van spyzen,
 
Wel eens, den eetlust kan doen ryzen,
 
Is tal van soorten, doorgaans, best.
 
 
 
Zou dan uw yver niet ontbranden,
 
Beroemde Dichters, om de handen
 
Wat meêr aan eigen werk te slaan?
 
Min zwaar valt zulk een last te draagen;
 
Min zult ge uw schrandre herssens plaagen;
 
Dan of ge uw ziel te huur liet gaan.

[.../(21-22)...]

 
Dus heeft alhier uw Vrind gezongen:
 
Ach, had hy, vrindlyk, u gedwongen
 
Tot zulk eene eedle werkzaamheid!
 
Ligt, hoopt hy, zult ge een drift verschoonen,
 
Die, zonder iemands konst te hoonen,
 
Voor de eer van EIGEN VINDING pleit.
 
D.K.

eind23
Nederlandse bibliotheek IV/i (1776) 263-71; Boekzaal 124 (1776) 263-71.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vertaalhistorie


auteurs

  • [tijdschrift] Vertaalhistorie


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Spoore tot eigen vinding, aan een gezelschap van beroemde dichteren


auteurs

  • over Jan de Kruyff sr.