Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820 (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820
Afbeelding van In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820Toon afbeelding van titelpagina van In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820

(1993)–Luc Korpel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vertaalhistorie. Deel 4


Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

13
Anonymus (vert.): Nagelaten werken van Frederik den II, Koning van Pruissen. Uit het Fransch. Eerste deel. Amsterdam, J. Yntema en d'erven P. Meyer en G. Warnars; Dordrecht, P. Blussé; Leiden, L. Herdingh, 1790. ‘Voorreden van den vertaaler’ (pp. v-xxxii).

De voorrede van deze anonieme tekst leidt een zesdelig werk in. Een gedeelte van de vertalersvoorrede is een compacte verhandeling over het vertalen geworden.

[.../(vi-xx)...]

De Vertaaling, van dit belangryk Werk, hebbe ik getracht met alle getrouwheid en naauw- /(xxi) keurigheid te volvoeren. Ik bedoelde daarin niet alleen den zaakelyken inhoud uit het Fransch in het Nederduitsch over te brengen, maar ook des Vorsten styl te bewaaren, en het oorspronglyke woordelyk te volgen, voor zo verre de verschillende aart der beide Taalen toeliet, en het behouden van een vloeienden schryftrant het niet verbood. Altoos ben ik van gedachten geweest, dat een Vertaaler, in verscheidene opzichten, eveneens als een portraitschilder moet beschouwd worden. De laatste zoude gewisselyk niet voldoen, indien hy, eenigen byzonderen persoon zullende afbeelden, alleenlyk een fraai aangezicht tekende, zonder zich te bekommeren, of hy de onderscheidende trekken, welke der oorspronglyke tronie eigen waren, en haar van alle andere deeden onderkennen, op zyn paneel of doek overbragt. Hoe net ook zyne tekening, hoe leevendig zyne kleuren, hoe fiks zyne behandeling van het penseel mogt weezen. men zoude met reden hem zeggen; het is een schoon stuk, maar niet het afbeeldsel, waarvoor het te scheep komt. Zo ook behoort, myns bedunkens, in eene Vertaalinge, niet alleen des Schryvers redeneering en denkwyze gevolgd te worden, maar ook die byzonderheden van styl en uitdrukkingen, wel- /(xxii) ke hem van anderen onderscheiden en kenbaar maaken. Het is waar, deeze wyze van vertaalen is niet de gemaklykste. Men moet daartoe het Werk van eenen Schryver, wel meer dan eens, met ernstige opmerkinge leezen, alvoorens men zelve de pen opvatte; men moet naauwkeuriglyk bedacht zyn, zo op de letterlyke, als op de figuurlyke betekenis der woorden, op den draai der spreekwyzen; men moet trachten ieder woord in het oorspronglyke uit te drukken, met een ander enkel woord in de Vertaalinge, het geen denzelfden zin levere, en zyne toevlucht niet tot omschryvingen neemen, dan wanneer men, zonder dezelve, des Schryvers meening niet kan overbrengen. Zekerlyk is het minder moeielyk zich slechts in het algemeen tot het zaakelyke en het beloop der redeneeringe te bepaalen, zonder zo heel zorgvuldig te letten, of men juist overal het rechte woord gebruike, het geen de Schryver zoude verkozen hebben, indien hy in onze taale zyn werk had

[pagina 78]
[p. 78]

opgesteld. Maar, behalven de reeds gemelde aanmerking, hangt, dikwyls, niet juist de bondigheid der redeneeringe, maar wel de nadruk en kracht eener zinsnede, af van een byzonder woord. De woorden toch zyn de tekens onzer denkbeelden, wel in zich zelve /(xxiii) willekeurig, maar over welker beduidenis men met elkander is overeengekomen. Zelden, misschien nooit, vindt men in eenige taale twee woorden van volkomen dezelfde betekenisse. Dit is meermaalen aangetoond, in Verhandelingen over de synonyma, door verscheidene Geleerden. Wanneer, derhalven, een Schrver, die eenigzins helder is in zyne gedachten, en naauwkeurig in dezelve met woorden te bekleeden, zich in zyne Werken bedient van eenige uitdrukkinge, zal men zekerlyk in eene andere taale ten hoogsten één woord vinden, dat juist het zelfde denkbeeld behelze, welk de Schryver bedoelde uit te drukken. Alle andere woorden, welke men mogt willen gebruiken, zullen zyne meening verzwakken of veranderen. - Hierby komt nog, dat wy dikwyls niet verzekerd zyn den zin van eenen Schryver volkomen te vatten. Al wie eenig werk maakt van oplettend leezen weet, dat hiertoe veel meer vereischt wordt, dan een oppervlakkig Leezer zich in den eersten opslag wel zoude verbeelden. Immers daartoe behoort, dat wy, onder het leezen of nadenken, aan zyne woorden dezelfde denkbeelden hechten, welke de Schryver onder het opstellen voor den geest had. Dit kan gewisselyk niet dan door eene herhaalde en naauw- /(xxiv) keurige leezing verkregen worden, en dan zelfs zal de gelykheid nog nooit volkomen zyn. Het noodzaaklyke gevolg hiervan is, dat alle Vertaalingen, met hoe groote zorge en oplettendheid bearbeid, altoos meer of min gebrekkig zullen weezen. Maar, hoe veel grooter moet die gebrekkigheid worden, wanneer men zich vergenoegt met slechts de gedachten van den oorspronglyken Schryver te volgen, zonder zich te binden aan de uitdrukkingen, met welke hy ze voordraagt? Wanneer men zyn eigenen gewoonen styl levert, in plaatze van den styl des Werks, dat men vertaalt? Is 'er dan niet het grootste gevaar, dat men, ook in het zaakelyke, wel eens zyne eigene gedachten de plaatze van die des Schryvers zal doen inneemen? Zal niet de vryheid, welke men zich omtrent de woorden aanmaatigt, zich nu en dan uitstrekken tot de denkbeelden? - By dit alles voege men, dat nimmer twee verschillende Taalen zo naauwkeuriglyk aan elkander beantwoordden, dat men voor ieder woord of spreekwyze der ééne, ook in de andere een woord of eene spreekwys had, welke volkomen hetzelfde denkbeeld uitdrukte. Ieder Volk heeft zyne byzondere gewoonten en gebruiken, welke somtyds noodzaaklyke gevolgen zyn der Luchtstreeke, /(xxv) welke het bewoont, somtyds afhangen van zynen uitwendigen toestand van rykdom of armoede, van zynen staat van vryheid of van slaavernye, van de natuure zyns staatsbestuurs, van zyne meerdere of mindere beschaafdheid, somtyds ook uit overoude en tegenwoordig onbekende oorzaaken, voortspruiten. Maar die gewoonten, zeden en gebruiken hebben altoos aanmerkelyken invloed op de wyze van zich uit te drukken, op de gemeene Spreekwoorden, en op den styl der Schryveren. De vrye inwooner van het onafhangelyke Noord-America zal op een geheel anderen trant spreeken en schryven, dan de voor de willekeurige bevelen des Turkschen Sultans beevende Griek: de spreekwyzen van den arbeidzaamen en krygshaftigen Romein

[pagina 79]
[p. 79]

waren ongetwyffeld geheel andere, dan die van den verwyfden en vadsigen Sybariet. De zogenaamde Wilden hebben, in hunnen ruwen toestand, meest altoos eene wyze van spreeken, by welker kracht en nadruk de vergezochte welspree-kendheid van door weelde bedorven Volken verre te kort schiet. En deeze is eene andere reden van de moeilykheid, of liever onmogelykheid, van eenig Werk uit de eene taale in de andere zo volmaaktelyk over te gieten, dat 'er niets verloren ga, dat het volkomen zyn eer- /(xxvi) sten geur en smaak behoude. Maar, hoe veel grooter zal de verspilling of verandering zyn, wanneer men de moeite schuwt van den byzonderen schryftrant in acht te neemen, en zyn best te doen om de denkbeelden des Schryvers uit te drukken met woorden, welke, zo veel mogelyk is, en de verschillende aart der Taalen gehengt, met de zyne overeenkomen.

Men zal hier, misschien, tegen inbrengen, dat dit alles van gewicht is, wanneer men Werken van Smaak of Vernuft wil vertaalen, wier schoonheid in eene groote maate afhangt van de woorden, welke de Schryvers gebruiken, en van de orde, in welke die woorden geschikt worden; maar dat eene diergelyke reden niet gelde omtrent Stukken, in welke het meer om de vervatte zaaken, dan om de wyze van voordragt, te doen is; omtrent Geschiedenissen, by voorbeeld, of wysgeerige bespiegelingen. - Zeer zeker is het, dat, in de eerstgemelde soort van Schriften, het in acht neemen van den styl des Schryvers, een volstrekt onontbeerlyk vereischte is in den Vertaaler, indien hy slechts eenig denkbeeld wil geeven van het oorspronglyke. Welk eene Overzetting zoude het weezen van de Redenvoeringen van Cicero of Demosthenes, in welke men hierop /(xxvii) niet gelet had? Maar, schoon zulk eene oplettendheid hier allernoodzaaklykst zy, volgt daaruit, dat zy in Geschiedkundige of Wysgeerige Werken mag verwaarloosd worden? Hoe zouden Sallustius, Caesar, Livius en Tacitus 'er uitzien, indien zy allen in eenerlei kleeding gesteken, ik wil zeggen, indien hunne Werken in denzelfden styl vertaald wierden? Wat zoude op die manier worden van de vloeiende en verrukkende welspreekendheid van Plato, en van de Stoische beknoptheid en ruwheid van Marcus Aurelius?

Doch het is tyd, dat ik hier afstappe. Ik zoude anders wel eene Verhandeling over de beste wyze van vertaalen schryven, daar myn oogmerk alleenlyk was, kortelyk reden te geeven van myne eigene verrichtinge. Ik hebbe my benaarstigd om het oorspronglyke van zo naby te volgen, als het onderscheid der Fransche en Nederduitsche Taalen gedoogde. Daarin te slaagen is, myns oordeels, al de roem, naar welken een Vertaaler behoort te dingen. Of en in hoe verre ik myn oogmerk bereikt hebbe, staat den kundigen Leezer te beoordeelen.

Niet zonder reden eischt men, dat een Vertaaler eenigzins bedreven zy in het onderwerp, waarover zyn Schryver handelt, en eenige ken- /(xxviii) nis hebbe van de kunsttermen en byzondere benaamingen, welke in beide Taalen daarby in gebruik zyn. Het ontbeeren van deeze kundigheid geeft wel eens aanleiding tot zonderlinge misslagen, zelfs tot zo verre, dat somtyds zaaken, welke in het oorspronglyke klaar en duidelyk waren, in de Vertaalinge onverstaanbaar worden, of dat men den Schryver geheel iets anders doe zeggen, dan hy bedoelde. Voorbeelden daarvan, welke ik meermaalen in de vertaalingen van geachte Werken

[pagina 80]
[p. 80]

hebbe opgemerkt, behoeve ik hier niet aan te haalen. Maar hieruit ontstaat, ten opzichte van deeze myne Overzettinge, eene zwaarigheid, welke ik voor den Leezer niet wil ontveinzen. De Werken van zyne Pruissische Majesteit bevatten het verhaal der Gebeurtenissen van een der gewichtigste Tydperken deezer Eeuwe, en daaronder zeer veele Krygsverrichtingen. In de Geschiedenissen van ons Waerelddeel geloove ik juist niet geheel een vreemdeling te weezen. Maar de Krygskunde is myn beroep niet, en het beoefenen der edele Kunst, van op eene regelmaatige wyze Menschen om te brengen en Steden te vernielen, geheel niet van myne verkiezinge. [.../(xxix-xxx)...] Dat gebrek hebbe ik door het nazoeken van andere Schryvers getracht te vervullen, die my somtyds van dienst geweest zyn. Over sommige plaatzen hebbe ik luiden van meerdere kundigheid, en tot welker beroep deeze zaaken behoorden, geraadpleegd. Wanneer dan nog duisterheid overbleef, hebbe ik het Fransche woord in den tekst bewaard, en in eene Aantekening derzelver waarschynelyken zin gemeld, of, wanneer ik meende wel de betekenis te begrypen, maar voor dezelve geene Nederduitsche uitdrukking wist, my in den tekst bediend van eene omschryvinge, en het Fransche woord onder aan de bladzyde geplaatst, op dat de kundige Leezer moge oordeelen, of ik de waare meening getroffen hebbe.

[...]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vertaalhistorie


auteurs

  • [tijdschrift] Vertaalhistorie


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Nagelaten werken van Frederik den II, Koning van Pruissen


auteurs

  • over Anoniem Nagelaten werken van Frederik den II, Koning van Pruissen