Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Help! De dokter verzuipt... (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Help! De dokter verzuipt...
Afbeelding van Help! De dokter verzuipt...Toon afbeelding van titelpagina van Help! De dokter verzuipt...

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
roman (populair/bestseller)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Help! De dokter verzuipt...

(1968)–Toon Kortooms–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

5

Wie kwamen er in vredesnaam op het spreekuur van geneesheer Edmund Angelino? In zo'n dorp gaat niet veel om. De mensen zijn er kerngezond en worden stokoud. En welke kwalen kreeg hij te behandelen? Hoogstens buikpijn en kinderziekten zoals mazelen, waterpokken en bof die nu eenmaal nergens ter wereld te vermijden zijn.

Op dat spreekuur zullen misschien wat kromme reumatische wijfjes zijn gekomen en bejaarde kereltjes die moeite hadden met hun plasje en deswege door Angelino naar het ziekenhuis in de stad werden gezonden voor een operatie.

Vergis u niet. Denk niet te min over de praktijk van onze dokter. Zijn formaat, zijn allure als mens, zijn eigen stijl van omgang met de patiënten, zijn resolute diagnoses, zijn suggestieve wijze van toespreken en overreden en zijn onopgesmukte taal, gevoegd bij een brede eruditie hadden de faam van zijn medische bekwaamheid door het hele land verspreid, zelfs tot over de grenzen.

Van heinde en verre kwamen patiënten, onder wie zware zieken, simulanten en ingebeelde lijders. Onder wie nieuwsgierigen die de wonderdokter wel eens van dichtbij wilden bezichtigen. Onder wie op sensatie belusten die op zijn fantastische verhalen vlasten.

Geneesheer Angelino keek hen met zijn lichtblauwe ogen fel aan, doorboorde met zijn blik hun binnenste en zag hun inhoud: oprecht of hypocriet, groots of onbenullig. Hun klachten en kwalen raadde hij niet zelden bij de eerste oogopslag.

‘Kerel,’ zei hij tegen een heer die zijn kop van zijn romp hoestte, ‘ik hoor het al. Eigen teelt! Waar of niet?’

Het was waar. Tijdens de oorlogsjaren hadden verstokte rokers de verderfelijke gewoonte om bij gebrek aan importtabak zelf in de tuin rookkruid te verbouwen. De tabaksplanten deden het voortreffelijk, beter dan de kwekers. Het tuig woekerde als onkruid en de bladeren kregen gemakkelijk de omvang van olifantsoren. Men oogstte ze, liet ze wat drogen - liefst niet al te lang - rolde ze op en sneed ze dan in dunne schijfjes. Door deze dunne schijfjes tussen de handen te wrijven, verkreeg men een soort vezels of draden. In de pijp ermee en roken! Of in een papiertje tot sigaret rollen en

[pagina 48]
[p. 48]

dampen maar! En stinken.

Echte liefhebbers die het nodige geduld wisten op te brengen, zonden de geoogste bladeren naar een van de vele binnenlandse fermenteerbedrijfjes waar het goedje bewerkt werd. Terug bij de eigenaar, leek het aardig op tabak. Het hele land rookte eigen teelt. Het hele land kuchte, hoestte en blafte.

Regelrecht tuig, noemde geneesheer Angelino dit vaderlandse rookkruid. ‘Bocht,’ zei hij. ‘Puin. Huilen. Bittere ellende.’

De hoestende heer nu was directeur van zo'n fermenteerbedrijf, Furore genaamd. Vreemd genoeg rookte hij zijn eigen vergif. Bakkers, zo staat bekend, moeten doorgaans geen taartjes; slagers geen vlees; kaasboeren geen zuivelprodukten; groenteboeren geen sla of andijvie en koks geen eten. Maar er zijn uitzonderingen. Kasteleins, om eens een voorbeeld te noemen, zijn in de regel niet vies van een pils of een borrel.

De heer van Furore was ook zo'n uitzondering. Als kettingroker blies hij kilo's eigen teelt de lucht in. Naargelang hoestte hij.

Angelino beklopte en beluisterde de borstkas van de heer en zei: ‘Bouwvallig, man! Zo rot als poep! Let wel wat ik u zeg: hou onmiddellijk op met het roken van uw hoestrommel of ge gaat naar de pieren. En omwille van de mensheid die ik mede tracht te genezen: sluit uw bedrijf en verkoop liever prentbriefkaarten.’

‘Dokter,’ hoestte de heer verbolgen, ‘het produkt dat wij afleveren, is zuiver, nicotinevrij en daarom volkomen onschadelijk. Ik zit al jaren in de tabak en verdien er voor mij en mijn gezin een eerlijke goedbelegde boterham mee.’

Er viel met de heer niet te praten. Hij zwoer bij zijn produkt.

‘Goed. Best. Uitstekend,’ zei geneesheer Angelino. ‘Dan bent u mij vijfentwintig gulden schuldig. Vaarwel. Ik wens u beterschap als ge soms ziek mocht worden. En misschien mag ik u dan een andere goede raad geven?’

Dat mocht.

‘Eet nooit zult,’ zei de dokter.

Geneesheer Angelino keerde terug naar de wachtkamer en verzocht de aanwezige patiënten hem een wijle te willen verontschuldigen. Hij moest dringend iets in orde maken - een kwestie van twee minuten.

‘Zeker een spoedgeval,’ zeiden de patiënten tegen elkaar.

Angelino nam uit zijn schrijfbureau een groot stuk wit karton en schreef er in forse drukletters de volgende tekst op: Rokers van

[pagina 49]
[p. 49]

eigen teelt worden niet in behandeling genomen.

Hij bevestigde het daarna eigenhandig aan de wand in de wachtkamer, ten aanschouwen van eenieder.

Twee jaar nadien - de oorlog was goed en wel ten einde - las geneesheer Angelino in een landelijke krant een overlijdensadvertentie. Na een langdurig en smartelijk lijden was heengegaan Alfons de Waal, in leven directeur van de tabaksbewerkingsindustrie Furore...

 

Wie er op het spreekuur van geneesheer Angelino kwamen? Niemand kan het zo gek verzinnen of onze dokter kreeg ermee te maken.

Uit de duinstreek van de provincie Noord-Holland kwam een man die bij noordoostenwind voortdurend naar de plee moest.

‘Mijn beste grofpisser,’ zei Angelino, de ongelukkige op de schouder kloppend, ‘wees blij dat ge niet gevoelig zijt voor westenwind, want dan mocht ge in dit land met zijn pokkenweer wel op de pot blijven zitten!’

De patiënt, versleten gelaat, gebogen in de schouders, zware tred, kon de luchthartigheid van de dokter niet waarderen. Hij bezag de medicus somber en schudde het hoofd. Zijn plasafwijking drukte hem zeer.

In een aan wanhoop grenzende gemoedstoestand vertelde hij dat hij enige tijd geleden te Haarlem naar een voorstelling van het beroemde Zwitserse circus Knie was wezen gaan kijken.

‘Ik mag zo drommels graag circus zien, dokter,’ klaagde hij.

Maar tijdens het voltigenummer was er plotseling een noordooster bries opgestoken die het tentzeil deed bollen. Prompt had de man naar de plee gemoeten. En hij zat nog wel zo ongelukkig ver van de uitgang af. Zijn eerste expeditie leverde geen moeilijkheden op en de man volbracht zijn zending naar wens. Doch nauwelijks terug op zijn plaats, kreeg hij opnieuw drang. Al spoedig dreigde hij over te stromen. Wederom dus die hele rij toeschouwers passeren! Men stond geprikkeld op om hem door te laten. De derde keer weigerde het hooggeëerde publiek hem botweg de doorgang.

‘Waarom zijt ge niet meteen naar huis gegaan, kerel?’ vroeg Angelino, want dat vond hij de meest voor de hand liggende oplossing van het probleem.

‘Omdat ik zo drommels graag circus mag zien,’ zei de man dood-

[pagina 50]
[p. 50]

eerlijk. Hij had ter plaatse gedaan wat de natuur van hem eiste.

Ja, kijk eens hier, als iemand in zijn broek plast omdat hij zo gaarne circus ziet, dan is weglopen geen remedie. Geneesheer Angelino knikte begrijpend, keek de man strak in het bekommerd oog en verzekerde hem: ‘Ik ga u genezen, mijn waarde manneke pis! De schuld ligt bij uw diuretisch hormoon, uw nervus splanchnicus en uw nervus vagus.’

De grofpisser liet een weemoedig maar niettemin hoopvol lachje los. En geneesheer Angelino wist zich van medewerking verzekerd. Hij nam zijn toevlucht tot een geheel eigen therapie welke in dit soort moeilijke gevallen meermalen baat had gebracht: een mengsel van fantasie en suggestie.

‘Kerel,’ zei hij, ‘ik ga u een geheim vertellen. Het blijft strikt tussen u en mij. Beloof mij dat.’

De arme waterproducent beloofde het volgaarne.

‘Zelf,’ zo sprak geneesheer Angelino, ‘heb ik destijds last gehad van datzelfde verrekte pishormoon. Ik dacht op een gegeven moment: wees blij, Angelino, dat ge zo vlot zijkt. Veel erger is het als ge het niet kunt. Laat lopen waar ge ook gaat of staat. Schaam u niet. Het bewijst dat ge open zijt. Na een keer of drie zijt ge van het gedonder af en doet uw nervus splanchnicus alsook uw nervus vagus precies wat gij wilt. Wacht, ik geef u iets mee dat ge des morgens vóór uw ontbijt moet innemen. Een krachtig geneesmiddel dat de oude Chinezen reeds gebruikten. En kijk nu maar eens hoeveel Chinezen er zijn die er absoluut geen last meer mee hebben. Het kan niet missen, het regelt uw pissen! Ge ziet, het rijmt ook nog. Kom over een half jaar terug. Het allerbeste met uw blaas. En ik wens u beterschap als ge soms ziek mocht worden.’

De man ging gelukkig heen met zijn medicijn, een literse fles ordinair pompwater waaraan een onschuldige kleurstof was toegevoegd. Onnodig te zeggen dat manneke pis de actie van geneesheer Angelino ruim bedacht.

 

Op de kop af een half jaar later meldde hij zich weer. Een herboren man, monter van uiterlijk, kaarsrecht van lijf, veerkrachtige tred. Een man die het heelal met alles erop, eraan en erin glimlachend bezag.

‘Dokter,’ zei hij, ‘hoe kan ik u genoeg bedanken? Ik ben door uw medicijn volkomen genezen en heb mijn kraantje onder controle. Ik

[pagina 51]
[p. 51]

ga wanneer ik wil en als ik niet wil, ga ik niet. Laatst stond er een straffe noordooster. Hij deed me niets. Ik hoefde niet. Zelfs als ik gewild had, zou het me moeite hebben gekost. Om uw terminologie te gebruiken: ik ben grofpisser af.’

Geneesheer Angelino ontsloeg hem als patiënt, drukte hem de hand, gaf hem de dringende raad nooit zult te eten en liet hem uit. Maar niet alvorens de man de gelegenheid te hebben geboden een bankbiljet in het offerblok van de actie te steken. Dat mocht ook wel, dacht Angelino, want de rest van zijn leven zou de kerel zich waarschijnlijk niks meer aantrekken van winden, onverschillig of ze uit het noordoosten of het zuidoosten bliezen.

 

Mensen uit het dorp en uit de omgeving kwamen 's ochtends met hun kwaaltjes en ongemakken naar geneesheer Angelino. Zijn wachtkamer zat altijd vol als hij de eerste patiënt binnenriep met de uitnodiging: ‘Wie wil er het eerst geslacht worden?’

Terwijl hij de klachten van man of vrouw aanhoorde en onderzocht, gisten de achterblijvers wat er met de patiënt aan de hand was. Dan kwamen de sterke verhalen los; ze konden allemaal navraag lijden. Naam en toenaam werden desgewenst verstrekt.

Een veehandelaar uit de binnenlanden, een zekere Beer Jansen, was bij Angelino gekomen met een stoelgang van niks. De dokter gaf hem zetpillen. ‘Elke dag een pil, Jansen,’ zei Angelino, ‘en ge zult zien, dan komt ge poep tekort.’ Maar die Beer Jansen had zijn naam niet voor niks. Hij was zo lomp als een beer. En stom navenant. Toen zijn pillen op waren, kwam hij terug, kloste de spreekkamer binnen en zei: ‘Dokter, ze hebben geen barst geholpen. En ze smaakten zo smerig dat ik ze beter in mijn kont had kunnen stoppen.’ Echt gebeurd. Kan navraag lijden.

Na een dergelijk sterk verhaal werd er gelachen in de wachtkamer, hetgeen in de regel zelden geschiedt.

Het ene lokte het andere uit. Men overtroefde elkaar. Nee, zo'n sterke tabak als Bartel Kunders heeft geen mens ze ooit gerookt. Bartel leverde altijd piepers aan de dokter. Toen hij weer eens binnenstiefelde bij Angelino bracht hij het niet verder dan: ‘Heer dokter, ik wou komen vragen...’ Geneesheer Angelino hield niet van gezanik, vooral niet als hij zijn wachtkamer vol had zitten. Hij snoerde Bartel de mond met een halve snauw: ‘Ja, ja, landbouwer, ga achter dat scherm en kleed u uit!’

[pagina 52]
[p. 52]

‘Ja, maar, dokter...’ zeverde Bartel Kunders, ‘ik wou alleen maar...’

Angelino werd ongeduldig en riep vanachter zijn schrijfbureau waar hij een kleine administratieve bezigheid verrichtte: ‘Kerel, verstaat ge me niet? Kleed u uit, dan zien we wel.’

Bartel probeerde het nog eens gezegd te krijgen, maar Angelino schreeuwde zonder op te kijken: ‘Als ge u, snetverderrie, niet als de bliksem uitkleedt, kunt ge opdonderen! En zoek dan maar een andere dokter! Begrepen?’

Bartel schoot als een geslagen hond achter het scherm en trok zijn boezeroen en manchester broek uit. Hij draalde ter plaatse in zijn blote achterste tot geneesheer Angelino vroeg: ‘En waar blijft ge nou, landbouwer? Ik heb nog méér patiënten!’

Schoorvoetend en spiernakend kwam Bartel te voorschijn, een kop als een boei. Daar stond hij op zijn vuile poten voor de geneesheer in smetteloos witte doktersjas.

‘Zo,’ zei Angelino, ‘en vertel nou maar eens wat eraan mankeert, landbouwer?’

‘Mankeert?’ kukte Bartel Kunders - en nu barstte zijn rooie kop bijna - ‘mankeert? Ikke... ikke mankeer niks!’

‘Niks?’ vroeg geneesheer Angelino verbaasd. ‘Hou me niet voor de gek, landbouwer, want dan schop ik u onder uw blote reet.’

Bartel Kunders begon te beven en te zweten. Als Angelino een dergelijke belofte deed, hield hij er zich aan.

‘Ik houd u niet voor de gek, dokter. Maar ik mankeer niks.’

Geneesheer Angelino begon te zwellen. Hij richtte zich op en groeide torenhoog boven de blote landbouwer uit.

‘Wat komt ge dan, potver hier en ginder, doen, kerel?’ riep hij ziedend.

‘Ik wou alleen komen vragen,’ hakkelde Bartel, ‘of ge weer dezelfde soort aarpels moest hebben als verleden jaar?’

Tegen de pastoor zei geneesheer Angelino: ‘Volgens mij heeft die landbouwer nooit van zijn leven zijn poten gewassen. Ik vroeg hem waarom hij zijn sokken niet had uitgetrokken alvorens hij over zijn aardappelen begon. Ik geef u te raden, priester, wat die knuppel toen zei! Hij zei: die heb ik toch al uitgetrokken! Zo verdomd zwart waren zijn poten.’

En zo bouwde geneesheer Angelino met zijn sterke verhalen aan zijn eigen legende. De patiënten zorgden voor verdere verspreiding, de details opsmukkend en vermenigvuldigend. Op den duur ging

[pagina 53]
[p. 53]

de verteller zelf in zijn verzinsels geloven. De alom bekende geschiedenis van de vent met de wormen werd op geen enkel spreekuur achterwege gelaten.

Een beklagenswaardig individu dat vol wormen en pieren zat en bij geen enkele dokter baat vond, consulteerde ten einde raad geneesheer Angelino. Als die hem niet helpen kon, wie ter wereld dan wel?

‘Wormen en pieren, dus,’ zei geneesheer Angelino. ‘En gij wilt ze kwijt?’

‘Dat zou ik denken,’ zei de vent. ‘Ik heb er alles voor over.’

‘Alles?’

‘Alles.’

‘Ontkleed u,’ gebood Angelino.

En toen de vent bloot stond: ‘Kom mee.’

De geneesheer nam de nakende patiënt mee naar de omhaagde tuin achter zijn huis, waar een kuil gegraven was.

‘Kijk,’ zei Angelino, ‘in deze kuil hebben aardappelen gezeten. Aardappelen van Bartel Kunders, de uitvinder van het buskruit, zoals u ongetwijfeld bekend zal zijn. De man met de smerigste poten die ge u kunt voorstellen. Maar dat doet thans niet ter zake. Zijn piepers smaken er niet minder goed om. Ga eens in die kuil staan.’

De vent daalde af in de kuil en begon te bibberen van kou, van verlegenheid en van angst.

‘Ga nu zitten, mijn beste pierenbuil,’ beval Angelino, de vent met zijn dwingende blik doorborend.

Radeloos zeeg de man neer. Hij zat nog niet, of Angelino had een schop gegrepen en begon de kuil vol te werpen met zwarte aarde.

‘Plezierig is het niet,’ zei hij, ‘maar ik neem aan dat ge nog altijd uw wormen kwijt wilt, of niet?’

Ondanks de zonderlinge behandeling wou de vent zijn pieren toch wel kwijt. Hij durfde zich trouwens niet meer te verzetten tegen de menselijke baviaan die hem ingroef in de kleffe grond.

Daar zat de patiënt in de aarde. Slechts zijn paniekerig hoofd stak boven de wereld uit. Grashalmen omwuifden het. Torretjes en mieren kwamen de vreemde vleesrots in ogenschouw nemen en draafden vlijtig tegen zijn wangen op.

‘En nu,’ sprak geneesheer Angelino, ‘klep open!’

De kop van de ongelukkige vent begon te zweten. De dokter kneep de fikse neus van de begravene tussen zijn vingers en de klep ging

[pagina 54]
[p. 54]

open. Rap had de geneesheer ergens vandaan een fles wonderolie getoverd en goot de inhoud ervan in de opengesperde spelonk.

‘Mooi,’ hernam Angelino terwijl hij de neus losliet en zich oprichtte. ‘Nu ga ik terug naar mijn patiënten. Houd goede moed. Ik kom u straks uitgraven.’

Hij verwijderde zich met brede stappen. De bodem dreunde onder zijn voeten.

Slechts moeizaam kon de wormenvent het hoofd bewegen. Hij keek om zich heen voor zover de aarde zulks toeliet. De wind fluisterde door zijn schaarse haren. Een vlieg zat treiterend op zijn kruin. Machteloos onderging de ingegravene de barse geneeswijze. Als de pastoor toevallig uit het raam had gekeken, zou hij een schietgebed hebben verricht. Want daar lag een kop, zomaar los op de grond in zijn hof. Een levend hoofd, dat iemand achteloos had achtergelaten.

Maar de inhoud van de fles faalde niet. Na een eeuwigheid van wachten en naar deinende grashalmen staren, hoorde de ingegravene opnieuw de grond dreunen. Angelino kwam met zijn schop en groef de man uit. Blauw van de kou en stijf van het roerloos beklemd zitten in de aarde, volgde de geteisterde de dokter naar de spreekkamer waar een kuip warm water gereed stond. De patiënt reinigde zich en kreeg een bel cognac aangeboden.

Genezen verliet hij de spreekkamer. De actie ter verwezenlijking van het Visioen voer er wel bij. En de wormen van de man zaten in de verlaten aardappelkuil van Bartel Kunders, de uitvinder van het buskruit...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken