Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Help! De dokter verzuipt... (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Help! De dokter verzuipt...
Afbeelding van Help! De dokter verzuipt...Toon afbeelding van titelpagina van Help! De dokter verzuipt...

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
roman (populair/bestseller)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Help! De dokter verzuipt...

(1968)–Toon Kortooms–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 149]
[p. 149]

18

Ziezo, nu kan er gebouwd worden ten behoeve van de berooiden! Eindelijk, zo zult gij als lezer verzuchten, het heeft intussen lang genoeg geduurd. In de offerbus van geneesheer Angelino zit een plezierig aanloopbedrag. Madame Lefèbre komt over de brug. Felix van Tienen levert de materialen alvorens een tweede aanval van schizofrenie te krijgen. De Gouden Gulp doet een schenking van een slordige tienduizend. Onze Talmudgeleerde heeft zijn hymne voltooid. En Chrisje de bakker kan zijn feesttaart beginnen te bakken.

Dat is dan úw theorie! De praktijk ligt anders. Ooit gebouwd? Ooit achter formulieren, instanties, ambtenaren, inspecties en werklui aangedraafd? Zo ja, dan weet ge het: voordat de eerste spade de grond ingaat, hebt ge al een keer of zes van de kerktoren af willen springen of net als Felix van Tienen iemand de keel willen dichtknijpen, bij voorkeur een vent van bouw- en woningtoezicht. Formulieren en ambtenarij zijn vele malen erger dan losse knopen bij volle maan.

Terwijl geneesheer Angelino en zijn rechterhand, Herman Schutte, bijgenaamd de Rechtvaardige, een verwoede slag leverden met gemeentelijke, provinciale en rijksinstellingen, gebeurden er nog enkele vermeldenswaardige dingen.

Geneesheer Angelino verloor bijna zijn juweel van een huishoudster! En zonder Ella zou hij onmogelijk de energie hebben kunnen opbrengen om naast zijn spreekuur en zijn visites te donderjagen met bouwtekeningen en maquettes. Wat het ontberen van een zorgende en dienende slavin betekent, kan iedere vrijgezel getuigen. Men is onthand, loopt als een kip zonder kop door het huis, gooit voorwerpen overhoop, struikelt over drempels, morst op het tafelkleed, mislukt onherroepelijk in de keuken. Men vermagert, men vervuilt, men wordt onverschillig - kortom, men bewijst geen goede weduwnaar te zijn.

Geneesheer Angelino zou nergens zijn geweest zonder zijn Ella, zijn pokdalig schommeltje, dat hij niet voor niets zijn schat noemde. Om eens een kleinigheid te noemen: waar zou hij de tijd vandaan moeten halen om zijn maaltijd te bereiden?

[pagina 150]
[p. 150]

Buitenshuis eten, natuurlijk! Wie dat zegt, is een grapjas.

 

Onmisbare, onbetaalbare Ella begaf zich op zekere maandag naar het kanaal om de wekelijkse was te spoelen. Zoals iedere vrouw in ons gewest dat stikt van de kanalen en de vaartjes, had zij daar haar vaste plek voor. Langs het kanaal was ter hoogte van elk huis een steigertje aangelegd dat het de gebruiker mogelijk maakte een eind van de verraderlijke oever af de was te spoelen of water te putten.

Een blijmoedig gezang aanheffend, des zondagsmiddags in de tempel opgedaan tijdens de bijeenkomst van de leden van de Derde Orde van Franciscus, snelde Ella met haar wasmand kanaalwaarts. Plots bleef zij staan. Het vrome lied stierf op haar lippen. Wat zag haar oog? De een of andere lomperik had zijn boot voor haar steigertje gemeerd. Een breed vaartuig, tot de rand gevuld met knoeien vloeibare smeerlapperij uit de beerput. De eigenaar van deze onwelriekende vracht had zeker ergens een akker liggen die hoognodig bedacht moest worden.

Niet iedereen bezit een kar met gierton. Maar wat de man van de schuit wel bezat, was vernuft. Hij paste ervoor telkenmale een tonnetje vol te scheppen en dat per kruiwagen naar zijn dorstige landerijen te rollen. Neen, hem overviel een beter idee. Hij kocht een oud ijzeren aakje en vervoerde daarmee de zwijnentroep naar de behoeftige perceeltjes.

En nu lag zijn aakje voor anker bij Ella's steiger. De avond tevoren aldus bleek later bij navraag, was de poepschipper van plan geweest nog gauw een vrachtje weg te brengen, doch onverhoeds door een stortbui overvallen, had hij zijn vaartuig naar de eerste de beste haven gestuwd. Morgen kwam er wel weer een dag, had hij terecht geredeneerd, ik smeer hem naar huis.

Ella zag het aakje liggen en rook de walm die het afgaf. Nijdig zette zij haar wasmand neer en zag tegelijk de vaarboom, door de schipper inderhaast achtergelaten op de oever. Met zo'n vaarboom duwt men een aak voort. Ik zal hem leren, zijn stinkboel hier neer te leggen, gromde Ella. Zij wierp het touw waarmee de boot aan haar steiger zat vastgebonden los en wilde de vaarboom hanteren. Het ding was te zwaar en te lomp voor zo'n klein vrouwtje als zij. Maar evenals de schipper, kon Ella bogen op vindingrijkheid. Wat met een vaarboom niet wil, lukt wel met een bonestaak.

Onvervaard plantte Ella het uiteinde van de inderhaast geleende

[pagina 151]
[p. 151]

bonestaak tegen de scheepswand en het andere eind tegen haar hechte schouder. En zij begon uit alle macht te duwen. In dat kleine vierkante lichaam van haar zat behoorlijk wat kracht. Het kan mij niet schelen waar dat stinkgeval heendrijft, dacht zij, al is het naar de grote zee! Had hij het hier maar niet neer moeten leggen, de vuilak.

Hoort ge dat onheilspellende geluid, lezer? Heel kort, maar heel duidelijk? Dat is nu het geluid van een brekende bonestaak. Bonestaken zijn namelijk geen vaarbomen.

De staak knapte doormidden en Ella was niet meer te houden of de Heer had een wonder voor haar moeten verrichten. En laten we wel wezen, de Heer kan niet elk ogenblik ingrijpen ten behoeve van huishoudsters.

Ella schoot als een snoekbaars naar beneden. Destijds bij zijn val uit zijn kantelende wagen, had haar werkgever, geneesheer Angelino, in een aak terecht moeten komen, doch hij belandde in het kanaal. Thans ware het voor zijn huishoudster heilzamer geweest in het kanaal te duiken, doch zij dook in de poep.

Die aakjes zijn behoorlijk diep, dat kunt ge Ella vragen. Zij weet het. In haar straffe val kwam zij helemaal op de bodem van de schuit terecht. Niet dat zij daar lang toefde. Zij rees op uit de smurrie en toen bleek dat zij tot haar eerder vermelde hechte schouders in de gier stond.

Haar hulpgeroep werd opgevangen door een turfgraver die zich in alle vroegte naar zijn werkterrein begaf. Hij stapte verschrikt van zijn fiets en holde op stijve benen naar Ella's steigertje. Hoewel hij niet kon onderscheiden wat daar boven de blubber uitstak, herkende hij de noodkreet als zijnde van een mens afkomstig.

De mestschuit was door de douw van de huishoudster al zo ver afgedreven dat de behulpzame redder haar vieze uitgestrekte hand niet meer grijpen kon. De verraderlijke bonestaak, daarnet zo onbesnut geknakt, deed nu dienst als redmiddel. Met behulp van een der fragmenten bracht de brave turfgraver contact tot stand tussen vasteland en gierboot, waarna Ella gered kon worden.

Brengen wij toch de kiesheid op om een beschrijving van haar toestand achterwege te laten! Zwijgen wij in vredesnaam over de taal die zij uitsloeg, gericht aan het adres van de poepschipper! Zij bleek haar werkgever goed afgeluisterd te hebben. Geven wij slechts de woorden weer van de turfgraver: ‘Ik ben heel wat gewend, maar dit, nee...’

[pagina 152]
[p. 152]

Geneesheer Angelino ontwaakte en deed wat hij altijd deed: hij plaatste zich voor het open slaapkamerraam om een stoot zuivere Peellucht in zijn longen te zuigen. Maar toen hij met geweld inhaleerde, was het of hij een dreun in zijn gezicht kreeg. Zo een, hard genoeg om twee Felixen van Tienens met hun dubbele ik plat te leggen.

‘Snetverderrie, wie stinkt hier zo gemeen naar stront?’ riep hij luidkeels in de prille morgen, want de dag had zich nauwelijks ontworsteld aan de schemering. Nog gehuld in nachtgewaad, ontvluchtte de geneesheer zijn nachtverblijf. De golven van zijn woede sloegen overboord terwijl hij naar beneden rende om de oorzaak van de stank te achterhalen en de dader af te straffen. Wee zijn gebeente!

Bij het kraantje op de binnenplaats van pastorie annex dokterswoning, stootte de ochtendlijke blik van geneesheer Angelino op een onzichtbare muur van beerputwalmen. En midden in die muur ontwaarde hij een wezen dat in zijn contouren iets van een vrouw verried, doch hem voor het overige volslagen onbekend voorkwam. Naast de vreemdelinge stond een Peelwerker als waanzinnig zijn handen te wassen.

Angelino wilde net op barse toon een verklaring eisen wat dat allemaal te beduiden had bij zijn kraan, op zijn terrein en waarom er zo godsgruwelijk gestonken moest worden, toen de turfgraver inlichtingen verstrekte.

‘Ze is in een aak met zijk gevallen,’ legde hij grof uit.

‘Wie?’ vroeg Angelino.

‘Zij daar.’

‘En wie is dat dan?’

‘Ik ben het, dokter,’ zei Ella, drek uit haar ogen wissend.

‘Verrekt, mijn schat, zijt gij het?’ riep geneesheer Angelino verbluft uit. ‘Hoe komt ge zo liederlijk onder de stront te zitten?’

‘Ach, dokter,’ snikte Ella. ‘Wil ik de was doen, ligt me daar een aak met vuiligheid voor mijn steigertje. Wil ik die aak wegdouwen, breekt de bonestaak en val ik in de blub. Ik zit van onder tot boven vol. Help me toch, ik word misselijk van mijn eigen stank!’

Geneesheer Angelino was evenals de turfgraver heel wat gewend, maar dit... neen! Zestig Dajaks bij elkaar konden niet zo rot stinken als Ella, ook al zouden ze het geprobeerd hebben. Daarom gebood de dokter zijn gedienstige zich terstond en ter plaatse te ontkleden.

[pagina 153]
[p. 153]

De Peelwerker die zijn handen fris gewassen had onder de kraan, lachte. In zijn door zon en buitenlucht verweerd gezicht verschenen duizenden rimpeltjes. Ella daarentegen lachte geenszins. Zij deed voorzichtig haar schort en klompen uit. Of het zo goed was?

‘Neen, nondedomme!’ zei geneesheer Angelino. ‘Alles!’

Zij moest al haar met gier doorweekte en besmeurde rommel uittrekken. Haar werkgever hield niet van halve maatregelen.

‘Ja maar, dokter...’

Daar beginnen ze allemaal mee als het schaamtegevoel in het geding komt.

‘Trek die kakboel uit! Hoe moet ik u schoon krijgen als gij niet doet wat ik u zeg?’

Ella was een vurig lid van de Derde Orde van Sint Franciscus alsmede van de Mariacongregatie en zij viel liever nog eens in de derrie dan dat zij zondigde tegen de kuisheid. Moeizaam ontdeed zij zich van haar dikke gebreide kousen, zodat geneesheer en Peelwerker haar spataderen zagen.

‘Dokter,’ poogde zij, ‘zal ik nu maar naar de badkamer gaan om mij daar...’

‘Niks daarvan!’ schreeuwde Angelino. ‘En het hele huis vullen met uw smerig gestink, zeker? Nee, nee! Wat zouden dan straks mijn patiënten denken als ze naar het spreekuur komen? Ik hoor ze al tegen elkaar zeggen: Angelino heeft in zijn broek gescheten! Ontkleed u, anders doe ik het!’

Het hoofd afgewend om haar eigen schande maar niet te hoeven zien, begon Ella aan haar boezelaar te wurmen. De knopen schenen rotsvast te zitten. Voor Felix van Tienen en zijn tweede ik zouden ze ternauwernood gevaar hebben opgeleverd.

Eindelijk kwam dan die boezelaar los van Ella's lichaam en stond zij daar met naakte armen. Doch onderschat de kledij van een doktersmeid niet. Hemden, borstrokken, lijfjes, korsetten, boezemhamen, broeken met kant, onderrokken en rokken alsmede jarretels behoren tot hun normale uitrusting.

De striptease verliep dermate langzaam dat geneesheer Angelino zijn geduld verloor en tot de turfgraver zei: ‘Help haar, anders liggen wij zo aanstonds gedrieën tegen de vlakte door die verpestende dampen.’

Maar de turfsteker die het geheel tot dan toe als een kostelijke grap van de dokter had beschouwd, begreep opeens dat het menens was. Hij zei dat hij hoognodig naar zijn turfkuil moest en nam de

[pagina 154]
[p. 154]

stijve benen, zonder acht te slaan op de verwensingen die hem tijdens de vlucht tegen de schouderbladen kaatsten.

‘De lafaard!’ zei geneesheer Angelino binnensmonds. ‘Alsof hij thuis zijn wijf nooit heeft geholpen bij het losmaken van haar korset!’

En tot aarzelende Ella zei hij: ‘Schiet als de donder op, of ik roep de pastoor om u te helpen.’

De pastoor! Aan hem had Ella in het geheel niet gedacht, terwijl hij toch de naaste buurman was en slechts een blik uit zijn venster hoefde te werpen om de verkleedpartij gade te kunnen slaan. Ella werd bij de gedachte alleen al vuurrood onder haar poeplaag.

‘Verbeeld u, dokter, dat mijnheer pastoor mij ziet!’

Ten einde raad maakte Angelino aanstalten om zich te verwijderen en zijn huishoudster over te laten aan de dodelijkste stanken die een beerput kan voortbrengen.

‘Dokter, nee, ga niet weg!’ smeekte Ella in uiterste nood.

‘Goed! Maar dan ook die kledderboel van uw lijf! De pastoor slaapt nog. Zo niet, dan wordt hij wel wakker als hij u ziet. Bekoringen zijnerzijds acht ik uitgesloten. Gij parfumeert te zeer!’

Met eeuwig schaamrood op de bezoedelde kaken haakte Ella haar toebehoren los. En daar stond zij uiteindelijk naakt op de binnenplaats, de handen angstvallig voor haar schamele vrouwelijkheid houdend. Haar gedrongen lichaam had bitter weinig van de glorie van Jahwe's meest volmaakte schepping: de mens. De prelaat van Peelland zou bij het aanschouwen van zijn blote vormeloze buurvrouw de hele apologie, filosofie en theologie te hulp moeten roepen om te kunnen bewijzen dat ook Ella geschapen was naar Gods beeeld en gelijkenis. Het mocht haar tot troost strekken dat de Heer lichamelijk schoon niet telt als het er op aan komt.

Geneesheer Angelino greep de tuinslang, draaide de kraan wijd open en spoot zijn gouden huishoudster van top tot teen schoon. Huiverend doorstond Ella de striemende straal die drek en lucht van haar afspoelde.

En toen toonde Angelino hoe warm en menselijk zijn hart was bij al zijn gebulder en gevloek. Hij trok zijn kamerjas uit en sloeg hem Ella om de bibberende leden.

‘Schat,’ zei hij, ‘kruip als de bliksem in bed. Ik breng u zo aanstonds een paar warme kruiken. Haast u. Niemand heeft u gezien behalve die laffe turfknoeier en die zal zijn klep wel dicht houden. Want spreekt hij, dan wordt hij tot in lengte van dagen door de

[pagina 155]
[p. 155]

hele wereld uitgelachen omdat hij zich hét tafereel van deze eeuw heeft laten ontgaan!’

Ella verdronk bijna ten tweeden male - nu in Angelino's kamerjas. Zij verdween in huis om zich weer aan te toveren met haam, hemd, borstrok, lijfje en noem maar op. Als de dokter haar de bedkruiken kwam brengen, diende zij decent op haar legerstede te liggen.

Geneesheer Angelino bleef achter om, enkel gekleed in zijn pyamabroek, de tuinslang op de hoop kleding te richten. Hij rustte niet vooraleer de zwijnerij in het afvoerputje was verdwenen en Ella na herstel van lichaamswarmte haar natte boel zonder meer aan de waslijn kon hangen.

‘O, dokter,’ zei nadien het brave schommeltje, ‘wat heb ik geluk gehad. Ik mag mijn engelbewaarder wel heel erg dankbaar zijn, want ik had wel in het kanaal kunnen vallen!’

 

Neen, dit was té uitzonderlijk! Dit moest de aartsbisschop van Peelland toch ook horen. Het zou zonde zijn het voor uzelf te bewaren.

Daarom kon geneesheer Angelino niet nalaten de pastoor hét tafereel van deze eeuw te schilderen.

‘Heilige vader,’ zei hij schaterlachend, ‘wat een granieten geloof! Wat een pure geest! Van haar had men kunnen getuigen o, sancta simplicitas! Zij dondert in een strontschuit en dankt de hemel dat zij niet te water is geraakt! Om het te bescheuren!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken