Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De moord op Arend Zwigt (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van De moord op Arend Zwigt
Afbeelding van De moord op Arend ZwigtToon afbeelding van titelpagina van De moord op Arend Zwigt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

Scans (1.22 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De moord op Arend Zwigt

(1961)–Alfred Kossmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

4

Het was vierhonderd vijfenzestig gulden, maar inplaats van door blijheid werd hun spanning vervangen door neerslachtigheid. Een neerslachtigheid, zo groot en zo onverwacht, dat zij er geen raad mee wisten en maar bleven uitstaren over de nachtelijke rivier. Zij waren eenzaam, ieder voor zich en tezamen en dit besef van eenzaamheid verlamde hen, hoewel zij beiden zochten naar een plan of naar de bevestiging van een plan.

‘Wij moeten onze koffers halen’ zei Arend tenslotte en keek naar Simons profiel, waarin niets aanduidde, dat hij de woorden had opgevangen. Arend zuchtte diep. ‘We moeten eigenlijk opschieten’ zei hij zachtjes, ‘als we met de trein van half acht naar Antwerpen willen gaan.’ Hij voelde verbazing over de onbewegelijkheid van zijn vriend en toen op zijn aansporing weer geen reactie volgde, stootte hij hem vriendschappelijk in de zijde. ‘Kom Simon’ zei hij resoluut, ‘laten we gaan’, maar het resolute brak onmiddellijk af en ging dankzij de passiviteit van de ander over in een lome traagheid. Arend zakte in elkaar. Met gebogen rug, licht met de hakken tegen de kademuur trappend, bleef hij zitten. Hij wist niet waar hij aan toe was en zocht naar een gevoel dat overheerste. De triomf had geen kracht van enige betekenis meer en hij wist dat dit Simons schuld was, maar het verwijt over die schuld had ook niet voldoende spanning en het was eigenlijk alleen sterk genoeg om zijn liefde voor Simon flink onder de duim te houden. In de situatie kon hij niets vinden en hij liet zich slaperig, onbewust wegzakken in zichzelf. En plotseling werd hij heel droevig bij de ge-

[pagina 55]
[p. 55]

dachte aan zijn moeder en zijn zusje. Een sentimenteel gevoel, vol heimwee, radeloosheid en wanhoop, stroomde schuimend door alle kanalen van zijn wezen. Daar lag immers waartoe hij behoorde en waaruit hij leefde. Waarom had hij zo slecht gewerkt op school, terwijl hij het beter kon? Waarom had hij met zijn moeder ruzie gemaakt, terwijl zij gelijk had? Waarom had hij gestolen? Een diepe verwondering over dit inzicht deed hem de adem inhouden. Niet bij zijn ouderlijk huis lag de fout, bij Simon lag zij. Hij hield zijn benen stil om de consequenties van deze gedachten in volle rust te kunnen overzien.

Toen brak Simon zijn gepeinzen af. ‘Zullen we ons verdrinken?’ zei hij, terwijl hij scherp en rechtop voor zich uit keek en uit niets liet blijken, dat zijn eigen woorden hem aangrepen.

Arend schrok op. ‘Wat?’ vroeg hij, naar het scheen uit onnozelheid, maar eigenlijk omdat hij zijn eigen veilige inzicht niet zo snel in de steek wou laten.

‘Zullen we ons verdrinken?’ De stem klonk even onpersoonlijk en herhaalde de vraag mechanisch.

Arend verzette zich plichtmatig. ‘Waarom?’ vroeg hij en begon de oude slogans op te zeggen: ‘We kunnen nu gaan leven...’

‘We kunnen het niet. We blijken niet in staat te zijn om te leven en dus hebben we het volste recht om er een einde aan te maken.’ Simon praatte nog altijd met een verontrustende starheid, die voor de ander iets nieuws was.

De onmacht om zich aan de dwang te onttrekken, de noodzaak om weerloos te volgen, maakten Arend bang. Zijn eigen gezicht viel uit elkaar zodra het zoete vergif er in doordrong en op dit ogenblik wist hij het een en het

[pagina 56]
[p. 56]

ander: de waarheid die van hemzelf en de onwaarheid die van Simon was en hij wist ook, dat de onwaarheid steeds opnieuw zou overwinnen. Maar hij wilde zich per se niet verdrinken. Zijn gemakkelijke tranen drongen naar zijn ogen bij het besef, dat hij ook in deze absurditeit zou moeten volgen als zijn vriend het wilde. Heftig begon hij zich te verzetten, stond op, trad terug van het water en zei fluisterend: ‘Nee, Simon, sta op, we gaan de koffers halen.’ Toen de ander zich niet bewoog, ging hij achter hem staan en pakte hem bij de schouders. Hij schudde hem door elkaar, maar het strakke lichaam gaf niet mee en hij liet het weer los. Wat moest hij nu toch doen?

Het was een verademing voor hem, dat Simon weer begon te praten, al was wat hij zei allerminst opluchtend. ‘Als we ook maar enige moed hebben, verdrinken wij ons’ zei hij zo zachtjes, dat Arend zich moest inspannen om hem te verstaan. ‘We hebben niet voldoende moed gehad om te leven, dan zullen we toch nog wel voldoende moed hebben om dood te gaan.’ Even zweeg hij, daarna voegde hij er meeslepend aan toe: ‘Niet Arend?’

Arend bleef stokstijf op zijn plaats.

‘Kom’ zei Simon zonder zich te bewegen, recht voor zich uit sprekend tegen de jongen die achter hem stond, ‘kom, ga naast me zitten. Dan geef je me een hand en dan springen we samen. Het is geen lafheid, het is omdat we eerlijk zijn.’

In een impuls, die geen nieuwe vondsten opleverde, greep Arend hem opnieuw bij de schouders en probeerde zijn starheid te breken, maar dit keer draaide Simon zich om en greep hem onverhoeds bij de benen. Met een gil viel Arend, hield zich aan Simon vast en

[pagina 57]
[p. 57]

kwam op zijn zij naast hem neer. Hij worstelde om los te komen, maar Simon gleed meteen over hem heen, drukte zijn schouders naar beneden en hield hem vast in die vernederende ligging.

‘Laat me los’ huilde Arend en trappelde onmachtig met zijn benen, die Simon met zijn hele gewicht neerdrukte, ‘laat me toch los, je weet niet wat je doet, je bent gek.’

‘We moeten ons verdrinken’ zei Simon, hijgend van inspanning.

‘Ik wil niet’ schreeuwde Arend, ‘laat me los, laat me los’ en probeerde dit verder te roepen, terwijl de hand van Simon zijn mond bedekte. Half bewusteloos ontspande hij zich en gaf zich over. Hij stond even bewusteloos op, toen Simon hem dat beval, sloeg mechanisch zijn kleren af en volgde zonder zich op iets te bezinnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken