Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Familiearchief (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Familiearchief
Afbeelding van FamiliearchiefToon afbeelding van titelpagina van Familiearchief

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.78 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/biografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Familiearchief

(1998)–E.H. Kossmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

9 Dubieus slachtofferschap

In het voorgaande heb ik de woorden ‘dwangarbeid’ en ‘dwangarbeider’ gebruikt, met twijfel en tegenzin. Ik heb de oude beter kenis van deze termen nog niet kunnen vergeten en die is volgens het woordenboek: ‘vrijheidsstraf met gedwongen zware arbeid’. In deze zin waren de miljoenen in Duitsland tewerkgestelde Nederlanders, Belgen, Fransen, Italianen en anderen in het alge-

[pagina 99]
[p. 99]

meen geen dwangarbeiders. Zij werden wel gedwongen in Duitsland te werken, maar niet wegens individuele vergrijpen en niet in een staat van gevangenschap. Hun situatie, hoe miserabel soms ook, was principieel minder zwaar dan de oude definitie van het woord suggereert. Toen de term door de betrokken groep na de oorlog in gebruik werd genomen, voelde ik daarin een poging tot dramatisering, een retorische wending bedoeld om een vorm van slachtofferschap voor zichzelf op te eisen. Ik kan overigens niet nagaan wanneer dit vocabulaire in zwang is gekomen. In het standaardwerk van Sijes uit 1966 (De arbeidsinzet. De gedwongen arbeid, van Nederlanders in Duitsland 1940-1945) tref ik het niet aan en het lijkt me dat het ook in de passages die L. de Jong aan deze kwestie wijdde, niet voorkomt. Maar misschien heb ik al deze honderden bladzijden niet geduldig genoeg nog eens doorgebladerd. De roman over de arbeidsinzet die Alfred Kossmann in 1950 publiceerde (De nederlaag), kent het woord niet. In een kort krantenartikel uit 1968 van dezelfde auteur vond ik het echter wel, en daar is het duidelijk niet meer dan een verkorte vorm van ‘gedwongen arbeid’. Dat is ook het geval in de meest recente literaire bewerking van het thema door Maarten Mourik (Brandenburgs requiem, 1994).

Misschien mag men bij de naamgeving van de in de jaren tachtig opgerichte Vereniging van ex-Dwangarbeiders uit Nederland in de Tweede Wereldoorlog een iets andere intentie veronderstellen. Deze vereniging immers wil meer aandacht wekken voor de noden van de honderdduizenden in Duitsland tewerkgestelde Nederlanders, die worden gepresenteerd als een kort na 1945 onbillijk behandelde en nu ten onrechte vergeten groep oorlogsslachtoffers. Zij zoekt naar een soort van eerherstel voor deze mensen, die bij hun thuiskomst soms als slappe collaborateurs werden afgeschilderd en zeer onheus werden bejegend. (Ikzelf heb daar overigens nooit iets van gemerkt, maar werd na mijn lange afwezigheid in 1945 wel gefrappeerd door de naar mijn indruk nogal pocherige toon van de verhalen over het heidendom van talloos velen die de oorlog in patria hadden doorstaan.) Enig

[pagina 100]
[p. 100]

succes heeft de vereniging wel gehad. Zij heeft een zekere documentatie verzameld en bevordert op integere wijze nader onderzoek. Ook werd in 1996 op het terrein van het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum te Overloon een gedenkteken geplaatst voor degenen die als gevolg van de arbeidsinzet in Duitsland te gronde waren gegaan. Massale belangstelling trok de vereniging echter niet, en een object van nationale discussie is het lot van de voor arbeidsdienst in Duitsland geronselde of gedeporteerde Nederlanders nooit geworden. Onbegrijpelijk is dat niet. Er was, ten eerste, zo'n enorme verscheidenheid aan redenen waarom zij naar Duitsland werden vervoerd, zij werden, ten tweede, op zoveel verschillende plaatsen en in zoveel verschillende beroepen ingezet en zij dienden soms slechts zo kort dat het moeilijk was hen als een groep voor te stellen. Wat had de Nederlandse fabrieksarbeider in het brandende Berlijn gemeen met de tuinier ergens op het platteland, de liftboy in Baden-Baden, de kelner in de vrijwel ongeschonden gebleven hospitaalstad Heidelberg? Maar vooral, zij hadden zich -goed, onder dwang, maar toch... - laten gebruiken als arbeidskrachten die in Duitsland zelf, hoe slecht en lusteloos ook, de functies vervulden welke de aan de fronten vechtende Duitse mannen hadden moeten verlaten. Zodoende is men er wel in geslaagd de term ‘dwangarbeider’ ingang te doen vinden, van ‘eerherstel’ en erkenning is nog niet veel terechtgekomen.

Met alle respect voor de betrokken vereniging erken ik dit niet te betreuren, niet alleen omdat wij heden ten dage al te veel zich miskend voelende groepen hebben, maar ook omdat rnen, als haar interpretatie algemeen aanvaard zou worden, het zicht zou verliezen op de diepe tweeslachtigheid in de positie van de zogenaamde dwangarbeiders. Zeker, zij werden op hun werk vaak slecht behandeld, kregen weinig loon en werden door de aanhoudende bombardementen op de grote steden even zwaar beproefd als de Duitse bevolking, maar in hun vrije tijd konden zij zich in principe zo elegant mogelijk kleden en de stad in gaan - in de hierboven genoemde romans werd dit mooi beschreven. Ik

[pagina 101]
[p. 101]

heb nooit zoveel in cafés, eethuizen en bioscopen rondgehangen als toen. Zeker, zij waren in de strikte zin van het woord bepaald niet vrij, maar wie belette hen eigenlijk op zaterdagmiddag of 's zondags de trein te nemen en een uitstapje te maken? Ik heb dat vooral in de zomer van 1943 regelmatig vanuit Heidelberg gedaan en in Baden-Baden of Karlsruhe reünies bezocht van kameraden uit Vught en Straatsburg die in juni 1943 over Zuid-Duitsland waren rondgestrooid. De volle bizarrerie van de situatie werd ik me echter het helderst bewust toen ik besloot in Frankfort Duitse familieleden te gaan bezoeken van wie ik, zonder hen eigenlijk anders dan uit vage kinderherinneringen te kennen, wel vermoedde dat zij ‘goed’ waren (want die kwalificatie pasten we ook op Duitsers toe). Natuurlijk waren treinreizen verboden, maar wie stoorde zich daaraan? Het risico was gering. Op 8 augustus 1943 bezocht ik in Frankfort, samen met mijn tweelingbroer Alfred, die in juni ook in Duitsland was beland, onze oudoom Moriz Sondheim.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over F.K.H. Kossmann

  • over E.F. Kossmann


landen

  • over Duitsland

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)

  • over België (Wallonië)