Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opkomst en voortgang van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opkomst en voortgang van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden
Afbeelding van Opkomst en voortgang van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te LeidenToon afbeelding van titelpagina van Opkomst en voortgang van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opkomst en voortgang van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden

(1966)–F.K.H. Kossmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Geschiedenis van een initiatief


Vorige Volgende

2. De aanwezigen en hun verband

De voorzitter Mr. Henrik Arnold Kreet , advocaat in Leiden, was kennelijk de man met de oudste rechten en herinneringen in deze kring. Inderdaad is zijn betekenis voor de Maatschappij beperkt tot de voorgeschiedenis. En deze speelde zich af in de studentenwereld.

Kreet is geboren in Amsterdam, dec. 1739, en werd 7 sept. 1756 in Leiden aan de universiteit ingeschreven,

[pagina 10]
[p. 10]

volgens het Album stud. oorspronkelijk in de theologie; 24 maart 1761 promoveerde hij daar in de rechten, en 5 juli '62 liet hij zich als doctor juris opnieuw inschrijven. In oktober 1757 dan had hij met twee theologische medestudenten het taal- en letterkundige werkgroepje gesticht, dat zich in de volgende jaren handhaafde en nog enkele andere beoefenaars aantrok, onder de zinspreuk Linguaque animoque fideles. Samen met Van Lelyveld begon hij in november 1758 een anoniem kritisch maandblaadje uit te geven, Tael- en dicht-kundige by-dragen, dat bij Joh. le Mair in Leiden verscheen. Dit hield vier jaar stand tot eind 1762; v. Lelyveld zette het tijdschrift 1763 tot '66 bij een andere Leidse uitgever, Pieter v.d. Eyk, voort als Nieuwe bydragen tot opbouw der vaderlandsche letterkunde. Intussen hadden geestverwante Utrechtse studenten een soortgelijk gezelschap opgericht, Dulces ante omnia musae, waarvan Kreet dadelijk buitenlid werd. De Leidenaars maakten van hun clubje in januari 1761 een enigszins vaster genootschap en kozen als nieuwe naam Minima crescunt; zij kregen nu enkele van de Utrechtenaars als buitenleden, met name M. Tydeman en A. Kluit. Maar in de loop van 1763 bleef van de werkzaamheden van Minima eigenlijk niets over dan de voortzetting van de Nieuwe bydragen door v. Lelyveld. Deze had daardoor intussen allerlei nieuwe betrekkingen, zowel in Utrecht als in Zeeland en Noordholland aangeknoopt en in maart 1766 meende hij kansen te zien om Minima te laten herleven als een algemene landelijke Maatschappij. Hij had in Carolus Boers een nieuw lid gevonden, en kwam nu met Kreet en nog enkele overgebleven oude leden tot de vorming van een nieuw plan. Met de 95e

[pagina 11]
[p. 11]

zitting hervatte Minima, na ruim drie jaar rust, zijn bestaan op 26 maart 1766, en in een reeks halfmaandelijkse samenkomsten werkten de vrienden hun voorstel verder uit, zochten toekomstige medeleden, en bereidden een algemene vergadering voor tegen 18 juli. In de laatste 102e zitting op 14 juli besloten zij, dat Kreet als voorzitter ‘dezelve met ene aenspraek zal openen’ en vervolgens aan v. Lelyveld het woord zal geven voor de ingekomen brieven en stukken.

Nadat de oprichting dan volgens dit plan was tot stand gebracht, kwamen de Leidse leden op 1 sept. weer bijeen: Kreet als voorzitter, met v. Lelyveld, C. Boers en Schultens; en op 9 sept. volgt een iets drukker bezochte vergadering met 14 leden, onder wie ditmaal ook Van Goens. Dan begint de reeks van geregelde maandvergaderingen, die Kreet trouw bezocht. Op 3 okt. werd een bestuur gevormd: F.W. Boers nam het voorzitterschap over; Kreet kreeg de functie van ‘drukbezorger’, die juli 1767 weer in andere handen kwam. Dan is Kreet uit Leiden vertrokken; in een gedrukte ledenlijst van 1768 is bij zijn naam, achter de aanduiding Advokaet te Leyden, toegevoegd: met Bloeimaend 1767 naar Rotterdam verhuisd. Ook in 1767 kwam hij toch nog op de meeste vergaderingen, en in 1768 ook weer op de jaarvergadering, waar toen de vier ingestelde commissies werden benoemd. Kreet wordt dan gekozen in de taalkunde-commissie. In het eerste deel van de Bydragen had hij verscheiden grote stukken geschreven, en enkele taalkundige verhandelingen van hem zijn in handschrift bewaard gebleven in de bibliotheek van de Maatschappij.

Hoe het Kreet verder verging: Vermoedelijk is hij in

[pagina 12]
[p. 12]

1761 getrouwd (op 7 aug. maakte hij voor de Haagse notaris D.v. Bijsterveld samen met zijn vrouw Barbara Maria Simons een testament; op 2 okt. 1776 stellen zij in Rotterdam een voogd aan over hun na te laten minderjarige kinderen). Op 25 okt. 1771 legde hij in Rotterdam de poortereed af. Hij werd 15 mei 1786 aangesteld tot secretaris en rentmeester van de burger-krijgsraad. In deze functie speelde hij 23 april 1787 een rol bij de verwijdering van zeven prinsgezinde leden uit de Rotterdamse vroedschap, en raakte hij betrokken bij de daarop gevolgde strubbelingen. Per advertentie in de Rotterd. Courant van 5 januari 1788 deelde hij mee sedert 16 sept. '87 naar zijn geboortestad Amsterdam te zijn vertrokken en daar nu te blijven wonen op de Keizersgracht tegenover de oude schouwburg. Hierover schreef ook Ds P. Hofstede op 6 febr. '88 in een brief aan M. Tydeman, dat hij ‘in die stad een consilium abeundi gekregen’ had. In een Rotterdams notarieel stuk van 13 nov. 1790 wordt gesteld dat hij toen in Kampen woonde. Hijzelf liet in verband met deze aangelegenheden een publicatie verschijnen: Nederlandsche Amnestien van de jaaren 1485, 1488, 1787 en 1788 (Dordrecht 1789). Later ging Kreet's ster weer op; hij kwam terug in den Haag, werd griffier van het Hof van Holland en lid van een commissie voor het samenstellen van een wetboek voor de Bataafse Republiek. Hij overleed 15 april 1804 in Amsterdam, waar hij voor een vergadering van deze wetboek-commissie verbleef.

De in Leiden bewaard gebleven bronnen uit de voortijd van de Maatschappij, handelingen van Minima, brieven en andere handschriften, vinden een zeer belangrijke
[pagina 13]
[p. 13]
aanvulling in de brieven van v. Lelyveld aan R.M. van Goens (uitgegeven in Werken Hist. Gen. te Utrecht, Nieuwe serie 38, Utr. 1884). Uit deze gegevens, en uit de inhoud van de Bydragen en Nieuwe bydragen, stelde P.J. Blok zijn rede samen: De geschiedenis van den oorsprong onzer Maatschappij (in Hand. en meded. 1896, blz. 51-84). Dezelfde stof, vermeerderd met een overstelpende hoeveelheid gegevens uit andere bronnen, verwerkte J. Wille in zijn veelomvattend boek: De literator R.M. van Goens en zijn kring; studiën over de 18e eeuw. Dl. I (Zutphen 1937), 622 blz.
Over Dulces ante omnia musae: J.A. Nijland, Leven en werken van Jac. Bellamy (Leiden 1917), II, blz. LXXVII-LXXX, aanteken. 44. - Over de Bydragen en Nieuwe Bydr.: Blok t.a.p. 60-68; Wille t.a.p. 574 v. Bijlage D, en 582. Bijlage H.
Over Kreet: v.d. Aa X, 391; R. Zuidema in NNBW, IX, 554; Blok t.a.p. 58, 65-68, 73-76; Wille t.a.p. 91, 113, 135 noot 15, 157, 161 e.v. en reg.; de brief van Hofstede bij J.P. de Bie, Leven en werken van Petrus Hofstede (Rotterd. 1899), Bijlagen p. CVIII; over de afloop van de patriotse schuttersbeweging: W.F. Lichtenauer in Rotterd. Jaarboekje 1956, blz. 137.

Frans van Lelyveld was een van de eersten die zich bij het oudste Leidse studiegroepje aansloot. Als zoon van een lakenfabrikant in Leiden geboren, maart 1740, en kort na zijn 13e verjaardag als student ingeschreven, kwam hij met Tollius in 1758 het gezelschap uitbreiden en begon tevens in datzelfde jaar zijn ijverig redactiewerk aan de Bydragen. De Leidse koopmanszoon heeft dit werk tot in 1766 voortgezet, ook als de anderen verslapten, en het is zeker door zijn persoon, dat Leiden bij de verdere ontwikkeling het verzamelpunt bleef, en dit in 1766 opnieuw en op breder grondslag kon worden. Van de

[pagina 14]
[p. 14]

oprichting af vervult hij de bestuursfunctie van ‘briefschrijver’ tot 1774, en van ‘secretaris’ 1777-'83, en is doorlopend een drijvende kracht in de Maatschappij bij het voorbereiden van plannen en ondernemingen, tot zijn plotseling overlijden op 8 april 1785. Zijn geschriften en publicaties typeren het schuchtere philologische begin van de Maatschappij.

Een goed overzicht van zijn leven en werkzaamheid door R. Zuidema in NNBW, IX, 594-598; - J. Wille, R.M.v. Goens, in het bijzonder blz. 135-173; - P.J. Idenburg in Jaarboek van de Maatsch. 1950-'51 (Leiden 1952), blz. 229 v.

Herman Tollius , febr. 1742 in Breda geboren en maart 1755 in Leiden als student ingeschreven, kwam in 1758 in het gezelschap en werkte mee aan de Bydragen, sinds sept. '62 als v. Lelyveld's geregelde helper. Na zijn promotie in de rechten, 1763, was hij enige tijd advocaat in 's-Gravenhage, maar vertrok in aug. 1766 als professor in het Grieks en de geschiedenis naar Harderwijk, werd later voor diezelfde vakken professor in Amsterdam (1777-'85) en kwam vervolgens, als leermeester aan het stadhouderlijk hof, weer in den Haag. Hij bleef in de dienst van Willem V jarenlang in het buitenland, tot hij 1809 terugkeerde en hoogleraar werd in Leiden. Daar overleed hij in april 1822. Hij was als historicus en staatkundige een geleerde van naam, en bewees na 1815 nog verschillende diensten aan de koning en de regering.

P.J. Blok in NNBW, V, 949-951; - J. Wille t.a.p. 113, 574 en reg.

Ook Henrik van Wijn , in den Haag juni 1740 geboren,

[pagina 15]
[p. 15]

was Leids juridisch student, toen hij zich in 1759 bij het taallievende groepje aansloot en voorts ook ging meewerken aan de Bydragen. In 1764 promoveerde hij; in 1766 werd hij advocaat in den Haag, 1771 pensionaris van Brielle en 1779 van Gouda; in 1787 bij het herstel van de stadhouderlijke regering werd hij ambteloos. Hij bleef in Gouda wonen en wijdde zich aan historische studies, tot hij in juli 1802 benoemd werd als archivaris van de Bataafse republiek. Met een korte onderbreking (1812-'14) is hij rijksarchivaris gebleven; hij stierf sept. 1831. Zijn belangstelling was geheel gericht op vaderlandse geschiedenis en oudheidkunde, en van zijn verhandelingen op dit gebied verschenen er al enige in het 4e en 5e deel van de eerste reeks Werken van de Maatschappij (1779, 1781).

H. Brugmans in NNBW, IV, 1487-1490; - J. Wille t.a.p. 174-189, en reg.

Mr. Carolus Boers Jz., advocaat te Leiden, is het laatst toegetreden lid van het oude Minima, die meteen betrokken werd in de plannen voor de nieuwe vereniging. Van Lelyveld besprak op 21 maart 1766 met enkele vrienden de stand van zaken en bracht toen de zogenaamde 95e zitting van Minima (ruim drie jaar na de vorige) in zijn huis bij elkaar; op 26 maart verschenen daar Kreet, Paludanus en Tollius. Zij benoemden dadelijk de nieuweling Boers tot permanent ‘geheimschrijver’, v. Lelyveld tot levenslang ‘verstandhouder’, en Kreet tot ‘bezorger der uitgaven’, eveneens permanent of zo lang hij in Leiden zou wonen. Als dan de Maatschappij gesticht is, wordt C. Boers Jz. bij de bestuursverkiezing op

[pagina 16]
[p. 16]

3 okt. aangewezen als penningmeester, wat hij gebleven is tot juli 1768. In 1785 is hij overleden.

J. Wille t.a.p. 160 e.v., en de lijst van studenten-vrijmetselaars 366 noot 1).

Johannes Theodorus Rossijn is een van degenen die tussen maart en juli 1766 voor het lidmaatschap van de nieuwe Maatschappij werden aangezocht; zijn naam staat ook al op een ongedateerd lijstje Buitenleden van Minima. Hij was in dec. 1744 te Noordzijpe geboren en liet zich op 15 sept. 1763, reeds doct. medic., te Leiden inschrijven voor de philosofische faculteit. Van daar vertrok hij in juni 1765 als professor in wijsbegeerte, wis- en sterrekunde naar Harderwijk, om in 1775 deze werkkring voort te zetten aan de universiteit te Utrecht tot 1815; hij stierf daar in dec. 1817.

Album stud. Harderwijk ed. D.G. van Epen, p. XVII, nr. 80; - v.d. Aa, XVI, 482. - Rossijn was een zwager van M. Tydeman (Wille t.a.p. 48, 72 noot 7).

Ook Everhardus Scheidius behoort tot deze op het laatst uitgenodigden van het lijstje Buitenleden van Minima. Dec. 1742 was hij in Arnhem geboren, studeerde theologie in Groningen en liet zich 20 sept. 1763 in Leiden inschrijven. Hij werd in juni 1765 professor in de Oosterse talen te Harderwijk, 1769 in de exegese van het Oude en 1780 van het Nieuwe Testament, 1791 in het Grieks; okt. 1793 ging hij als professor over naar Leiden, maar stierf in april van het volgende jaar.

Alb. stud. Harderwijk p. XVII, nr. 81; - F.S. Knipscheer in NNBW, X, 881.
[pagina 17]
[p. 17]

Nicolaas Hinlópen vertegenwoordigt de taalkundige kring Magna molimur parvi te Hoorn, die al aan de Nieuwe bijdragen had meegewerkt. Hij was in Hoorn geboren in 1724, werd daar conrector, 1745-'54. later o.a. schepen en notaris, en woonde sedert 1787 als notaris in Alkmaar, waar hij dec. 1792 is gestorven. Hinlópen was ook buitenlid van Dulces. Hij schreef de Historie van de Nederlandsche overzettinge des Bijbels (Leiden 1777), en voltooide na v. Lelyveld's dood diens heruitgave van Huydecoper's Proeve van taal- en dichtkunde (1788, 1791).

J. Wille t.a.p. 92, 158 en 576; - v.d. Aa, VIII, 828 - F.S. Knipscheer in NNBW, VIII, 777; - C.A. Abbing geeft in zijn Geschiedenis der stad Hoorn, dl. II (1842), 179-182, een bijlage over Magna molimur parvi, die echter uitsluitend blijkt te berusten op de gegevens van de Leidse Maatschappij.

Mr. Zacharias Henric Alewijn , als regentenzoon in Amsterdam maart 1742 geboren, studeerde in Utrecht en promoveerde daar 14 juni 1764. Hij was in oktober 1759 medeoprichter van Dulces ante omnia musae, werkte mee aan de Bydragen en werd tot de buitenleden van Minima crescunt gerekend; hij was nauw bevriend met M. Tydeman. In Amsterdam vervulde hij allerlei bestuursfuncties, werd 1773 lid van de vroedschap, en overleed er in april 1788. Verscheidene taal- en letterkundige beschouwingen van zijn hand zijn in de eerste Werken van de Maatschappij dl. 1, 2, 3 en 7 verschenen.

J.C. Breen in NNBW, IV, 33; - Wille t.a.p. 92 e.v., 121 e.v., 582 bijlage H, en reg.

Ook Leonard van Wolde , een geboren Rotterdammer, was Utrechts student, 1760 ingeschreven, maar reeds mede-

[pagina 18]
[p. 18]

oprichter van Dulces in okt. '59, en buitenlid van Minima. In 1766 was hij predikant in Schelluinen, daarna in Gorinchem; januari 1769 is hij overleden. Een paar taalkundige verhandelingen, waarbij degene die op de eerste vergadering was ingezonden, zijn onder de handschriften in de Bibliotheek van de Maatschappij bewaard.

Wille t.a.p. 285, en reg.; - v.d. Aa, XX, 406.

Tenslotte Johan Lulofs , een van de twee oudere Leidse professoren, die v. Lelyveld bereid had gevonden zijn plan te steunen (de andere was de oriëntalist Jan Jacob Schultens, 1716-1778). Lulofs, geboren in aug. 1711, werd 1742 professor in de wis- en sterrekunde te Leiden. Zijn ervaring als lid van de in 1752 opgerichte Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem zou, naar men hoopte, aan de nieuwe zustermaatschappij ten goede kunnen komen. Bij afwezigheid van Kreet nam Lulofs op de derde vergadering van 9 sept. '66 het voorzitterschap waar. Hij overleed 4 nov. 1768.

Wille t.a.p. 163 e.v.; - v.d. Aa, XI, 724.

Dit tamelijk gemengde gezelschapje van advocaten, predikanten, professoren en particuliere geleerden, die op twee na niet ouder dan 26 jaar waren, voelde zich verbonden door een gemeenschappelijke neiging tot de Nederlandse taal, letterkunde en geschiedenis. Zij wilden met vereende krachten hun eigen belangstelling bevestigen en die ook op anderen overdragen. Een grens tussen vakgeleerdheid en liefhebberij valt op deze gebieden in die tijd nog moeilijk te trekken. Philologie en smaak voor fraai taalgebruik, studie van oorkonden en liefde voor plaatselijke oudheden, hadden elk hun aandeel

[pagina 19]
[p. 19]

in hetgeen men gezamelijk zocht: opwekking tot eerbied en zorg voor een eigen Nederlandse geestelijke beschaafdheid. Niet omdat die toen niet bestond, maar omdat zij niet op het eigen Nederlandse was gericht. Het ging er nu allereerst om de gezamenlijke kracht te organiseren, zonder dat nog iemand in bijzonderheden kon voorzien wat daaruit moest groeien en op welke wijze.

Na Kreet's redevoering luisterde de vergadering naar C. Boers' verslagje van de laatste besluiten van Minima, en naar Van Lelyveld's gelegenheidsverzen, gevolgd door de voorlezing van de ingekomen stukken, brieven van enkele afwezigen en titels van ingezonden dichtwerk en wetenschappelijke opstellen. Daarna hield men een bespreking over het program en de regeling van zaken voor de toekomst, en tenslotte was er het voorlopig brandende vraagstuk van de nu 31 namen tellende ledenlijst, waarvoor nog 18 illustere candidaten werden genoemd.

Veel verder kwam men nog niet dan een algemene verkenning van de punten die in de wetten zouden worden geregeld en het aanwijzen van degenen die zich hierover nader moesten beraden. Wat in de laatste bijeenkomst van Minima daartoe was opgesteld voldeed zeker niet aan alle eisen en wensen. De vergader- en wetliefhebbers konden nu eerst aan de slag. Daarnaast gingen de inzenders, verzenmakers en verhandelingenschrijvers ijverig door met hun werkzaamheden, ook al zou er voorlopig van de uitgave van voortgezette Bijdragen niets komen. Om van het uit zijn verhoudingen gegroeide studentenbedrijf tot een ernstiger en volwassener bestaansvorm te komen bleek inderdaad heel wat voorbereiding nodig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Woordenboek der Nederlandsche taal


auteurs

  • over H.A. Kreet

  • over Frans van Lelyveld


datums

  • 18 juli 1766


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Herman Tollius

  • over Hendrik van Wijn

  • over Carolus Boers

  • over Johannes Theodorus Rossijn

  • over Everhardus Scheidius

  • over Nicolaas Hinlopen

  • over Zacharias Henrik Alewijn

  • over Leonard van Wolde

  • over Johannes Lulofs