Les 29 Een bad in de rivier
Het is nog vroeg in de morgen.
Er hangt nog dauw in het bos.
Anton rekt zich uit en geeuwt.
Naast hem op het matras ligt Bert.
Op een ander matras liggen de nichtjes.
Dat zijn Arlet en Marnie.
Ze zijn een paar dagen komen blijven in het dorp.
‘Opstaan!’, roept hij. ‘We gaan baden en zwemmen.’
Arlet trekt gauw haar nieuwe zwempak aan.
Snel rent ze achter haar neef naar de waterkant.
Er is daar een mooi strand en een steiger.
Irving zwaait met een tube tandpasta.
Arlet denkt na over het dorp bij de rivier.
Het dorp is al heel oud, ouder dan een eeuw.
Zou het er vroeger ook zo aan toe zijn gegaan?
Marnie is eindelijk opgestaan.
Bert wil haar leren zwemmen.
‘Kom dan’, roept hij. ‘De zwemles begint al.’