‘Wat een regen, hè’, zegt hij tegen haar.
Ze knikt even, verdwijnt dan tussen de rijen levensmiddelen. In de gang met potten pindakaas en jam, blikjes ham, sardines, worstjes en pakjes hagelslag ziet hij haar weer.
‘Zoek je iets?’, vraagt ze.
Fred grijpt zomaar een pot van het rek. ‘Markusajam.’ Hij zet de pot terug. ‘Dit is niet het juiste merk.’
‘Daar hebben we van Superster.’ Het meisje wijst verder op het rek. ‘Werk jij hier?’, vraagt hij, om haar aandacht van de jam af te leiden.
‘De winkel is van mijn vader’, antwoordt ze. Fred doet een gok. ‘Volgens mij heb ik je bij de Elizabethschool gezien.’
Het meisje trapt erin. ‘Nee, ik zit op de Meester Callenderschool.’ Plotseling verschijnt een man aan het eind van de rij. Hij zegt op scherpe toon iets tegen het meisje. Fred verstaat het niet. Het meisje richt haar aandacht strak op de blikken. ‘Sjee,’ denkt Fred. ‘Dat is zeker haar vader.’ De volgende dagen zorgt Fred er steeds voor dat hij na school in de buurt van de Meester Callenderschool is. Als hij een keer vroeg vrij is, en nog voor de bel is gegaan bij de poort van de Meester Callenderschool staat, ziet hij haar weer. Ze loopt met een vriendin.
‘Hi’, zegt hij.
‘Hi’, groet ze terug. Haar vriendin kijkt nieuwsgierig naar Fred.
‘Hij was laatst in de winkel’, zegt ze tegen haar vriendin.
‘San, je kent me nog’, zegt Fred blij.
‘Natuurlijk, je was toch markusajam komen kopen.’
De vriendin moet afslaan. ‘Dag Lin-Si,’ roept ze.
Fred loopt met Lin-Si tot de hoek van haar straat. Dan steekt hij over, want Lin-Si is bang dat haar vader hem samen met haar ziet.
‘Ik mag niet met jongens bemoeien’, zegt ze. ‘Als ik achttien ben, wil hij een