Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel 2 (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel 2
Afbeelding van Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.83 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (1.79 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel 2

(1887)–Arie Cornelis Kruseman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 840]
[p. 840]

Programma
Van het Frederik Muller-fonds.

De heer Frederik Muller te Amsterdam, de geleerde boekhandelaar, die gedurende zijn geheele leven zooveel heeft toegebracht tot de kennis der boekenkunde in Nederland, had in het laatst zijns levens het plan opgevat om, met medewerking van velen, een algeheel overzicht van de Nederlandsche letterkunde in elk vak van wetenschap of kunst, in het licht te doen verschijnen. Zijn plan, dat, door bespreking met vakgenooten en andere deskundigen, langzamerhand tot rijpheid kwam, bestond in het uitgeven van eene reeks bibliografiën van bizondere onderwerpen, ten einde daardoor tot een ‘Nederlandsch bibliografisch woordenboek’ te geraken. Bij dit laatste stond hem wel het werk van Lowndes voor den geest, maar hij wenschte toch nog iets beters tot stand te brengen. Het was hem overtuigend gebleken, dat voor het samenstellen eener goede bibliografie het niet genoeg was boekenkennis te bezitten, maar dat deze vergezeld moest gaan van de kennis der wetenschappelijke waarde van de meeste daarin opgenomen werken. Het opnemen van titels toch moest in dezen grootendeels bepaald worden door het gewicht voor, en den tijdelijken of blijvenden invloed van de te vermelden boekwerken op wetenschap en kunst.

Daarom was hij te rade geworden aan eenige geleerden en letterkundigen, die met de geschiedenis en letterkunde der door hen beoefende vakken bizonder bekend waren, eene bibliografie van dat bepaalde vak van kennis te vragen, en die speciale bibliografieën, elk vergezeld van een systematisch register, afzonderlijk uit te geven. Later zouden dan de verschillende afdeelingen, zoo noodig aangevuld en verbeterd, in éen alfabetisch werk samengesmolten en aldus eindelijk een Nederlandsch bibliografisch woordenboek verkregen worden.

In Juni 1878 werd door hem aan eenige belangstellende zaakkundige

[pagina 841]
[p. 841]

het ontwerp eener ‘Nederlandsche bibliografie’ verzonden, waarbij hij kon melden dat reeds de volgende heeren zich bereid verklaard hadden eene afdeeling te bewerken, namelijk:

Prof. D. Bierens de Haan: de Wis- en Natuurkundige wetenschappen.

Prof. A.H. Israels: de Genees- en Heelkunde.

De Heer P.A. Tielc: de Land- en Volkenkunde, waarbij zich later voegde

Dr. S.C. Snellen van Vollenhoven, voor de Natuurlijke Geschiedenis.

 

Het was den ontwerper niet vergund zijn lievelingsplan tot een begin van uitvoering te zien komen. Maar hij had voorzien dat dit gebeuren kon, en zijne erfgenamen uitgenoodigd na zijn overlijden aan zijn wensch gevolg te geven. Hoe dezen aan die uitnoodiging voldeden is bekend, en evenzeer hoe de ondergeteekenden als Commissie van het Frederik Muller-fonds werden geroepen om de uitvoering van het plan te leiden. Zij hebben daarmede tot heden nog weinig voorspoed ondervonden. Prof. Bierens de Haan maakte bezwaar om aan zijn arbeid den vorm te geven, dien de ontwerper van het plan voor een bibliografisch werk een eerste vereischte had geacht. Prof. Israëls en Dr. Snellen van Vollenhoven bezweken vóór zij aan hun voornemen gevolg hadden kunnen geven. Alleen de Heer Tiele mocht zijn arbeid voltooien.

Het is thans, bij de uitgave van dien arbeid, dat de Commissie het oogenblik gekomen acht om het plan in wijder kring bekend te maken. Zij geeft den moed niet op dat er deskundigen zullen gevonden worden, die de taak op zich willen nemen om de verschillende afdeelingen te bewerken. Niemand toch zal ontkennen dat voor de geschiedenis van elke wetenschap, zulk een arbeid een gewichtige hulpbron kan zijn. Maar zal hij dit kunnen zijn, dan moet ook de bewerking op een degelijken grondslag rusten.

Het is er verre van dat de Commissie den vorm van bewerking in alle bizonderheden zou willen of kunnen omschrijven. Veel moet natuurlijk aan de intelligentie van den bewerker worden overgelaten; ook zullen niet voor elke afdeeling alle vereischten dezelfde zijn. Maar de ontwerper achtte het toch noodzakelijk dat in het plan van bewerking eenheid zou bestaan, en hij stelde daartoe, in overleg met anderen, de volgende regels op, waaraan de Commissie van meening is dat ieder die eenige afdeeling bewerkt zich in hoofdzaak zal hebben te houden.

[pagina 842]
[p. 842]

1. In den regel worden geen boeken opgenomen die men niet gezien heeft. Wanneer men het boek niet vinden kan doch daarvan betrouwbare opgaven heeft, wordt dit steeds vermeld.

2. Elke afdeeling zal bevatten de titels der belangrijkste boeken en geschriften over het vak van wetenschap, door Nederlanders uitgegeven, onverschillig in welke taal. Van Zuid-Nederlanders alleen die vóór omstreeks 1600 gedrukt zijn, en uit later tijd alleen die in het Nederlandsch zijn geschreven. In de koloniön of in het buitenland uitgegeven werken alleen voor zoover ze in het Nederlandsch zijn geschreven.

Van werken van buitenlandsche schrijvers worden alleen Nederlandsche vertalingen opgenomen.

Bij oudere werken wordt ook de zeldzaamheid en populariteit in aanmerking genomen, al is de wetenschappelijke waarde gering te achten.

3. De titels worden nauwkeurig weergegeven, de uitgelaten woorden met........ aangewezen. De bijvoegsels tot het hoofdwerk, op den titel genoemd, mogen niet worden weggelaten, ook niet de namen der uitgevers en het formaat. Van de boeken, vóór 1700 gedrukt (en ook van de nieuwere waar men dit noodig oordeelt), wordt het getal bladzijden vermeld, het voorwerk in romeinsche, de tekst in arabische cijfers; het getal kaarten en platen, zooveel raogelijk met de namen van teekenaars en graveurs.

4. Aan den auteurs-naam wordt zoo noodig eenige biografische bizonderheid toegevoegd.

5. De aanteekeningen behelzen alleen bizonderheden die op het boek, en slechts in verband daarmede op den schrijver betrekking hebben. Inzonderheid bibliografische opmerkingen; over den inhoud, voor zoover die niet uit den titel blijkt; verschil der uitgaven; vertalingen enz.

6. Aan elke afdeel ing wordt een hetzij alfabetisch hetzij systematisch zaakregister toegevoegd

7. De kopij wordt slechts aan ééne zijde beschreven. De bewerkers zorgen zelven voor de correctie. Het drukken begint zoodra de kopij gereed is.

 

De Commissie, overtuigd van het gewicht van zoodanigen arbeid, wanneer deze aan de gestelde eischen in alle opzichten beantwoorden zal, heeft het honorarium voor een blad druks, van 16 bladzijden in 2 kolommen, bepaald op veertig gulden. Dit honorarium wordt uitge-

[pagina 843]
[p. 843]

keerd als het werk is afgedrukt. Gaarne stelt zij ook de gelegenheid open om door geschenken en legaten het bereiken van het groote doel te bespoedigen.

 

De Commissie van het Frederik-Muller-Fonds.

 

Dr. M.F.A.G. Campbell.

A.C. Kruseman.

Mr. S. Muller Fz.

Mart. Nijhoff.

F. Adama van Scheltema

P.A. Tiele.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken