Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn leven (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn leven
Afbeelding van Mijn levenToon afbeelding van titelpagina van Mijn leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.91 MB)

ebook (4.25 MB)

XML (2.48 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn leven

(1877)–Mina Kruseman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

[Multatuli's Vorstenschool]

NIEUWE ROTTERDAMSCHE SCHOUWBURG VAN JUDELS & VAN BIENE.
onder het bestuur van
LE GRAS, VAN ZUYLEN & HASPELS.

(diploma's en vrijbilletten niet gang baar.)

met medewerking van de dames MINA KRUSEMAN en ELIZE BAART.

DONDERDAG 4 MAART 1875.

MULTATULI'S VORSTENSCHOOL.

Drama in 5 Bedrijven (6 Tafreelen.) De Mise en Scène geregeld door den Regisseur A.J. LE GRAS.

☞ Ter wille van de scènerie heeft de Auteur de bereidwilligheid gehad zijn toestemming te geven tot het maken van eenige bekortingen in het Derde bedrijf en het aanbrengen van eenige kleine wijzigingen.

George, koning   de Hr. D. Haspels.
Louise, koningin   Mej. MINA KRUSEMAN.
Koningin-Moeder   Mevr. Van Offel Kley.
De Walbourg, eeredame der koningin   Mevr. Luers.
Van Huisde,
Miralde,
Von Schukenscheuer-Schiefschalheim.
Hesselfeld.
Prins Spiridio.
} Heeren uit de omgeving des Konings { de Hr. J. Haspels.
de Hr. Van Offel.
de Hr. Le Gras.
de Hr. Dutillieux.
de Hr. W. van Zuylen.
Weis, des konings kamerdienaar   de Hr. A. van Zuylen.
Landsheil, kleermaker   de Hr. Dubois.
Herman, werkman in een ijzergieterij   de Hr. W. van Zuylen.
Hanna, een naaister, Herman's zuster   { Mej. Elize Baart.
{ leerling van Mej. MINA KRUSEMAN.
Albert, Hanna's verloofde   de Hr. Van Korlaar.
Puf   de Hr. Van Nieuwland.
Boerevrouw   Mej. de Heer.
Vier lakeien   { de Hr. Buderman.
{ de Hr. Keerwolf.
{ de Hr. Huygen.
{ de Hr. De Heer.
Groom van Schukenscheuer   Mej. Van Rijk.
Knecht van Landsheil   de Hr. Van der Fehr.

Ga naar voetnoot1Het stuk speelt in Duitschland.

Aanvang ten half ACHT ure. Bureau geopend ten ZES ure.

Prijzen der plaatsen voor deze voorstellingen:

Balcon en Stalles f 2.50. Loge f 1.75. Parket f 1.50 Parterre f 1.-

Amphithéatre en Galerij f 0.50.

☞ Coupons van H H. Aandeelhouders worden aan het Bureau in betaling genomen voor het bedrag dat er op uitgedrukt staat.

[pagina 38]
[p. 38]

De Rotterdamsche Gids.
Rotterdam, 4 Maart.
Vorstenschool.

De inhoud van Multatuli's drama mag als bekend verondersteld worden. Wie heeft die schoone rijmlooze verzen niet gelezen en herlezen?

Doch een drama alleen te lezen is nog niet genoeg, men verlangt het te zien en eerst dan, de auteur zegt het ons zelf, kan men er een oordeel over uitspreken.

Daarom ook zeiden wij in een vorig nummer dat de tooneelbestuurders Le Gras, van Zuylen en Haspels zich verdienstelijk maakten jegens de Nederlandsche letteren door hun krachten aan de Vorstenschool te beproeven. Die proef werd genomen en Dingsdagavond had voor een stampvolle zaal de eerste opvoering hier ter stede plaats.

De hoofdrol, die van Louise, de koningin, was in handen van mej. Mina Krüseman, terwijl hare ‘leerling’, mej. Elize Baart, als Hanna optrad. Deze omstandigheid (de eerste althans) was de aanleiding tot het feit, dat niet Rotterdam doch Utrecht de primeur van deze opvoering had. Och, wat deed het er toe? Men noeme het kleingeestig, doch vergete dan niet, datzelfde epitheton tevens op zichzelf toe te passen. Vervulde mej. Krüseman de rol van Louise goed, dan was dit zeker wel een kleine toegeeflijkheid waard, en deed zij het niet... waarom verlangde men dan de primeur te hebben?

Gelukkig mogen wij hier in een adem bijvoegen, dat zij zich onzes inziens zeer goed van haar moeielijke taak kweet. Al was het publiek in den aanvang niet overvriendelijk jegens haar gezind, spoedig week deze gezindheid om plaats te maken voor onverdeelde bewondering, toen zij ons het edele karakter van Louise deed hooren, zien en voelen. Zij heeft bij deze gelegenheid getoond, dat zij in een meesterstuk ook meesterlijk weet op te treden, en het gevoel van eigenwaarde, waarmede zij enkele regels uit de rol voordroeg, wij behoeven ze niet nader aan te duiden, klonken alsof de bevallige spreekster ons iets uit haar eigen ervaring vertelde. Dat de dictio in deze passages niet het slechtste was, behoeven wij hier wel niet bij te voegen.

Mej. Elize Baart zette haar eerste schreden op ons tooneel onder de gunstigste auspiciën. Een allerliefste persoonlijkheid (een voorrecht dat wel niemand gering zal schatten!) en een rol waarin zelfs een actrice van minderen rang zou bevallen! - Het doet er niet toe, zij voldeed in elk opzicht en werd zeker wel in de eerste plaats om haar spel door het publiek ten warmste toegejuicht.

Voor een uitvoerige beoordeeling van het spel der overige acteurs ontbreken thans tijd en gelegenheid. De heeren D. en J. Haspels, als de (in der tijd zoo streng gewraakte, doch in

[pagina 39]
[p. 39]

elk geval thans zoo uitmuntend gespeelde) koning en de traître-heer uit Z. M's omgeving, de heer W. van Zuylen in zijn dubbele rol van Spiridio en Herman, de heeren Le Gras en de overige acteurs gaven allen blijken van grondige studie en speelden con amore. Mevr. Van Offel-Kley toonde Multatuli's opmerkingen over de rol der koningin moeder gelezen en goed begrepen te hebben; de overige dames werkten insgelijks naar hunne krachten uitstekend mede.

In een woord, er was niets gespaard om de Vorstenschool zoo goed ten tooneele te brengen, als met het oog op de beschikbare krachten slechts mogelijk was en zoowel daaraan, als aan de innerlijke waarde van het stuk was ongetwijfeld het enorme succes te danken dat het behaalde.

Na afloop van het vierde bedrijf en onder oorverdoovend applaus verscheen de auteur ten tooneele. Reeds was hem dezen dag (zijn verjaardag!) namens de directie en het personeel van den schouwburg een prachtige pendule met twee coupes vereerd; thans werden hem, behalve tal van lauwerkransen uit het publiek, door eenige bewonderaars van zijn talent een rijke mahoniehouten schrijfbureau met stoel en een bronzen beeld ten geschenke aangeboden, met een toepasselijk woord van den heer Le Gras, die hulde bracht aan zijn groote verdiensten. Aandoening belette hem hierop te antwoorden en uit zijn naam dankte de heer Le Gras daarop opnieuw voor de ontvangen bewijzen van waardeering.

Wij hopen nog nader op deze merkwaardige voorstelling terug te komen en wij twijfelen niet of zij zal nog door anderen gevolgd worden. We zouden althans meenen dat de directie van dezen schouwburg het publiek daardoor nog meer aan zich zou verplichten dan zij tot nog toe reeds gedaan heeft.

 

____________________

 

Na afloop van de eerste opvoering, 2 Maart, van de Vorstenschool te Rotterdam, ontving ik achter de schermen een bouquet ‘van eenige dames’ met het volgend briefje.

‘Hulde en dank aan Mejufvrouw Krüseman. Hulde aan haar talent, en dank zij haren edelen ijver, waaraan wij grootendeels het genot verschuldigd zijn het Drama Vorstenschool te mogen zien opvoeren van onzen genialen schrijver, van onzen eenigen Multatuli.’

Zóó als het met deze eerste bouquet gegaan is, zoo ging het later met alle verdere bouquetten ook, welke aan den een of anderen employé van den Schouwburg werden toevertrouwd om op de scène te werpen.

Slechts die kransen en bouquetten welke de gevers zelve op het tooneel wierpen, heb ik in publiek ontvangen, de andere kreeg ik altijd in de kleedkamer.

Eerst begreep ik de reden hiervan niet, maar later werd mij

[pagina 40]
[p. 40]

eens heel naïf door iemand gevraagd: Waarom ik eigenlijk verboden had de voor mij bestemde bloemen op de scène te werpen, daar dit toch altijd gedaan werd, en zelfs de grootste artisten hier niets anders dan een huldeblijk in zagen?’

Toen begreep ik de reden wèl.

 

Die eerste Vorstenschool-opvoering te Rotterdam is zeer geäccidenteerd geweest, achter de schermen vooral.

De Heeren Commissarissen van den Schouwburg en eenige vereerders van Multatuli hadden zich vereenigd om den auteur dien avond te fêteeren. Wacht, ziehier een stukje Rotterdamsche Gids, dat u vertellen zal, hoe alles zich voordeed voor het publiek.

‘Na het vierde bedrijf verlangde het publiek hem een ovatie te brengen, en met luide stem werd Multatuli's naam geroepen; maar het duurde lang voordat het scherm opnieuw omhoog ging, en toen hij eindelijk ten tooneele verscheen, was het met wankelenden tred en met een gelaat bleek van ontroering. Met fanfares, handgeklap, elegante geschenken, (schrijftafel, studeerstoel, een Apollo-beeldje, marmeren pendule met coupes) en tal van lauwerkransen werd hij begroet en waar hij ooit miskend werd, hier op dit oogenblik moet het hem wel duidelijk zijn geworden, dat hij zich een eereplaats in vele Nederlandsche harten heeft verworven. Zulk huldebetoon zou een krachtiger man overstelpt hebben - geen wonder dat de dichter het hoofd boog en kracht noch moed vond tot antwoord, toen de heer Le Gras hem, namens eenige zijner vrienden, op de volgende wijze toesprak:

‘Vaak zijt gij onjuist beoordeeld, ja, zelfs veroordeeld, maar toch, de kern der massa heeft in u het talent, het genie bewonderd. Die kern is heden avond kier vereenigd om luide haar sympathie met uw arbeid uit te spreken. Blijf steeds het hoofd fier omhoog heffen, hoe vaak smart en zorgen u ter neer gedrukt hebben en ga van hier met de overtuiging dat gij niet te vergeefs hebt gestreden tegen halfheid en kleingeestigheid.’

‘Hoe gaarne men hierna ook des dichters stem gehoord had, niemand die er den heer Le Gras niet dankbaar voor was, dat hij met zooveel hartelijke bereidwilligheid uit naam van Multatuli diens dank voor dit alles overbracht in een even eenvoudig als warm woord. Het was een onvergetelijk oogenblik. Niemand schaamde zich de tranen, die in zijn oogen opwelden, allen waren één in bewondering voor het genie, één in werkelijke blijdschap over dit oogenblik van zoo welverdienden triomf.

‘De fijne, echt gevoelvolle en smaakvolle wijze waarop de heeren directeuren hun best deden om het gevoel te sparen van den dichter, bracht er niet weinig toe bij, om dit oogenblik het pijnlijke te ontnemen, dat het vooral in de herinnering zal hebben: - het contrast toch was zoo scherp tusschen het krachtige

[pagina 41]
[p. 41]

dichtstuk en den door leed en aandoeningen gebogen dichter.

‘Toen het vijfde bedrijf was afgespeeld, werden de voornaamste meespelers nog herhaaldelijk teruggeroepen, een hulde die dubbel verdiend was.’

 

____________________

 

En ziehier een aanhaling uit het Naschrift van ‘Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb.’ Waar Multatuli zegt:

‘Maar ik doe 't niet zonder protest tegen zodanig gedeelte van den inhoud, als waarin iets goeds of edels bij 't gros van de nederlandse natie blijkt verondersteld te worden. Er is een gemoedelijkheid in mijn boekje,’ (Wijs mij de plaats enz.) ‘waarover ik amende honorable maak, en die ik zo-vrij ben terug te nemen, zo-als men een halssnoer zou terugzoeken, dat bij vergissing ware teregtgekomen - of te onregt - in de buurt der trichinen.

‘Publiek, ik veracht u met grote innigheid,’ en daarom heb ik berouw over Havelaar's dwaling, en over de naïve domheid van stukjes als ‘Wijs mij de plaats.’

 

(Zie Verspreide stukken.)

 

____________________

 

Juist tien jaren later stond Douwes-Dekker te Rotterdam op de planken, te buigen en te stotteren van aandoening en dankbaarheid voor dat zelfde Publiek, dat Multatuli eenmaal beweerd had te verachten ‘met grote innigheid.’

De ‘trichinen’ hadden den auteur van de Vorstenschool een schrijftafel aangeboden een stoel, een pendule met coupes een Apollo-beeldje een lauwerkrans.... en Douwes-Dekker maakte weder amende honorable, verloochende Multatuli, karikaturiseerde Havelaar, en was vereerd!

Ik, Mina Krüseman, heb het recht dezen man een ‘Ellendeling’ te noemen, ook al had hij nu weer ‘berouw’ over zijn Douwes-Dekker buigingen te Rotterdam, voor de ‘trichinen’ die Multatuli fêteerden, of voor 't verachte Publiek dat Douwes-Dekker in het leven hield.

Mijn vriend Publiek, ik beroep mij op uwe tegenwoordigheid bij de opvoeringen van de Vorstenschool, om te getuigen dat deze zelfde geschenken-aannemende-nederig-dankende-bibber-stotter-hakkel-buiging-scènes niet alleen te Rotterdam, maar ook te Delft en te Leiden hebben plaats gehad, tot schande van den Auteur van een meesterstuk dat te hoog stond om tot parodie verlaagd te worden.

 

Ziehier nu wat er achter de schermen gebeurde op dien heugelijken Vorstenschool-avond.

Na de Hamminck-Schepel-scènes te Utrecht, en na dat Elize Baart met glans door haar début was gekomen, had ik haar geheel op de hoogte van de respectivelijke verhoudingen gesteld

[pagina 42]
[p. 42]

en terstond de geheele Douwes-Dekker-machinatie voor haar bloot gelegd. Het was onder den indruk van die révélaties dat Elize te Rotterdam optrad, la rage au coeur. Ik, die als Koningin, als eerste rol in het stuk, en ook als Mina Krüseman de strijdster voor Multatuli's werk, den auteur de lauwerkans op het hoofd had moeten zetten, ik had pertinent voor die eer bedankt. ‘Leg de Vorstenschool dáár neer, die zal ik kroonen, maar Douwes-Dekker kroon ik niet,’ had ik ronduit gezegd. Dit wist Elize Baart. Toen wij dus na de vierde akte (onze akte) onder een daverend applaus van het Publiek, door de heeren van de direktie van het tooneel werden verwijderd, om plaats te maken voor Douwes-Dekker, die Multatulitje moest spelen, stonden wij samen te lachen achter de schermen over de ongemanierdheden die volgen moesten. De Directeuren schikten de geschenken op 't tooneel; zij waren natuurlijk zenuwachtig door de nieuwheid van de vertooning, werden nog meer van streek gemaakt door het applaudissement dat doorging, zochten den auteur, vonden hem en plaatsten hem op 't tooneel.

‘Publiek, ik veracht u met grote innigheid!’ riep ik - En Le Gras riep ‘Haal op!’ Daar stonden ze met hun vieren, Herman in zijn kiel, Van Huisde met zijn sleutel op den rug en Schukenscheuer die de aanspraak hield!!!!!!’ Multatuli buigende.... Ik kon 't niet helpen dat ik niets zag als 't gekke van de vertooning! Douwes-Dekker gekroond door van Huisde enGa naar voetnoot1 Schukenscheuer! ‘Où peut-on-être mieux qu'au sein de sa famille!’ vloog me als een bliksemstraal door het hoofd en ik lachte zóó faemeus, dat Elize door mijn hilariteit werd aangestoken en wij nog stonden te schateren, toen D.D. reeds was neergedaald in de kleedkamer van de directeuren. Wij volgden hun voorbeeld en keerden een oogenblik later ook naar onze kleedkamer terug om ons gereed te maken voor het laatste bedrijf.

D.D. stond beneden aan de trap met zijn lauwerkrans om den arm; ik liep hem voorbij zonder acht op hem te slaan en Elize, die mij volgde, wilde het zelfde doen, maar D.D. die dit waarschijnlijk wel verwachtte, plaatste zich vóór de trap, zoodat zij, die eenige treden hooger dan hij stond, moest blijven staan, en reikte haar de hand, terwijl hij haar heel vleiend tituleerde: ‘Mijn Hansje!’

Elize kruiste de armen over de borst en zag hem zwijgend aan.

‘Nu?’

Geen antwoord.

‘'t Moest je 'n eer zijn 'n hand van Douwes-Dekker te krijgen!’

‘Neen, een hand van Douwes Dekker kan nooit een eer zijn, voor wie ook!’

[pagina 43]
[p. 43]

‘G.v. d! enz: volgden! Een avalanche van vloeken en scheldwoorden! Maar Elize had van zijn woede gebruik gemaakt om hem voorbij te loopen en in onze kleedkamer te vluchten, waarvan ik de deur achter haar dicht sloot.

Zóó eindigde, achter de schermen, het fêteeren van den man, wiens werk wij allen zoo hoog stelden!

Ik zal hier, tot nadere toelichting, twee couranten-artikelen laten volgen.

Het Utrechtsche Dagblad is het eenige blad in Nederland, dat steeds voor de kunstenaarswereld gestreden heeft en nog strijdt, zonder gedachtenloos verheerlijken van vrienden, of even onbekwaam neervellen van vijanden.

Het Vaderland 3 Maart 1875.
Multatuli's Vorstenschool

Zelden heeft een première in ons land zooveel belangstelling gewekt als die van Vorstenschool, welke gisterenavond te Utrecht plaats had. Niettegenstaande de verhoogde toegangsprijzen was de Utrechtsche schouwburg, weinige uren nadat de voorstelling was aangekondigd, uitverkocht. Zelfs hadden de berichtgevers van enkele groote bladen de winterkou getrotseerd en waren hierheen getogen om dat évènement in onze tooneelwereld bij te wonen. En er was reden voor.Ga naar voetnoot1 Een drama van den geniaalste onzer letterkundigen, onder het foezicht van den schrijver zelfGa naar voetnoot2 met de meeste zorg ingestudeerd - en met

[pagina 44]
[p. 44]

de veelbesproken en veel sprekende juffrouw Krüseman in de hoofdrol.

En nu het resultaat? Ik geloof den indruk, dien de voorstelling gemaakt heeft, aldus te mogen ontleden. Wat Vorstenschool zelf aangaat: bij hen, die het stuk hadden gelezen en herlezen, een schier onverdeelde bewondering voor dit heerlijk drama, dat zooveel te genieten en te denken geeft, dat in meesterlijken vorm de edelste snaren van het gemoed weet te treffen; bij hen, die er voor het eerst mee kennis maakten, een hier en daar levendig, maar toch nog onvolledig besef, dat men met een meesterstuk te doen had, een onvolkomen genieten van de frissche en verheven denkbeelden, die Multatuli met kwistige hand in zijn Vorstenschool heeft gestrooid.

Het nog onvolkomene van den indruk bij hen, die Vorstenschool niet kenden, ligt in den aard der zaak - wie waardeert bij het eerste aanhooren al de schoonheden van een Beethovensche symphonie? - maar moet toch ook voor een goed deel aan de voorstelling geweten worden.

Hadden velen groote verwachtingen van juffrouw Krüseman, die, hoewel zij eerst onlangs als tooneelspeelster debuteerde, er niet tegen op had gezien om de uiterst moeielijke rol van de Koningin Louise op de schouders te nemen - het mag niet verzwegen worden, dat die verwachtingen bitter werden teleurgesteld. Naar deze voorstelling te oordeelen, heeft juffrouw Krüseman haar krachten overschat, en al schijnt uit het enthousiasme, waarmee zij steeds voor Vorstenschool heeft geijverd, te blijken, dat zij den ernst en de verhevenheid van dit meesterdrama voelt, van het vermogen om dat gevoel te uiten, om door stem en voordracht, door ‘zielehandeling’ (om een uitdrukking van Multatuli te gebruiken) ‘de woorden der Koningin te dramatiseeren’ en de schatten van haar partij aan het licht te brengen, bleek tot veler teleurstelling en zeker niet het minst tot smart van den aanwezigen auteur, weinig.

Uit het parterre opziende naar die fiere gestalte, was men geneigd om met den leekendichter uit te roepen:

 
Gij predikster, daar in de lucht,
 
Hebt gij dan geen woordje voor mij?
 
Uw rede, als een galmend gerucht,
 
Rolt ledig mijn ziele voorbij.

Dat was de algemeene indruk - of liever niet-indruk - dien juffr. Krüseman als koningin op ons maakte. In het 1e bedrijf liet zich iets beters verwachten, daar was bij veel dat onvoldoende moest heeten, werkelijk voordracht, nuanceering, spel;

[pagina 45]
[p. 45]

maar de volgende steeds moeilijker bedrijven gaven, al waren ook hier standen en gestes als beschaafd en smaakvol te roemen, den indruk, dien ik boven schetste.

Werd in de hoofdrol de verwachting beschaamd, ten opzichte van de meesten der overige spelers werd zij verre overtroffen en bleek het, wat volhardende studie vermag. Bovenaan staat de creatie van den koning door den Heer D. Haspels; houding, toon, dictie, alles was voortreffelijk: het tweede bedrijf en het slot-tooneel leverden even fijn bestudeerde als keurig gedetailleerde kabinetstukjes. Van ernstige studie getuigden ook het spel van de heeren Haspels als Van Huisde, Van Zuylen als Spiridio en Herman, Nieuwland als Puf en niet het minst dat van den heer Le Gras, die van Schukenscheuer een alleraardigst type maakte. Juffrouw Baart was een lieve, sympathieke Hanna. Is er in haar spel nog veel dat de eerstbeginnende teekent - hoe zou het ook anders kunnen? - haar opvatting van deze rol geeft ons recht om bij voortdurenden ernstigen arbeid onder ervaren leiding voor het tooneel iets goeds van haar te verwachten. Haar debuut is een belofte - en belofte maakt schuld.

Het publiek was mild met toejuichingen, maar het juichte met intelligentie. Was na het 1e bedrijf het applaus voor Juf. Krüseman, later vonden vooral de koning, Von Schukenscheuer en Hanna den levendigsten bijval. Aan het einde was het één kreet om den schrijver. Maar Multatuli, die zich het grootste gedeelte van den avond in een der benedenloges vertoond had, wenddeGa naar voetnoot1 ongesteldheid voor en liet zich door den regisseur verontschuldigen.

Eerst de herhaalde opvoering van Vorstenschool en dan met een volleerde tooneelspeelster als koningin - hoe zou bijv. Ga naar voetnoot2Mevr. Kleine die rol détailleeren! - zal het Nederlandsch publiek dat meester-drama in zijn volle waarde doen kennen.

In allen gevalle, de ban die op het heerlijke werk scheen te rusten, is thans opgeheven. Het is gebleken, dat er nog ‘hoofden en harten’ zijn om... een meesterwerk te waardeeren.

 

Ga naar voetnoot3J.N. Van Hall.

Men schrijft ons uit Utrecht:

De eerste opvoering van Multatuli's Vorstenschool is goed geslaagd, al is ook het spel van Mej. Krüseman tegengevallen.

[pagina 46]
[p. 46]

Aan Multatuli is in den schouwburg een ovatie gebracht, maar hij scheen op die eer niet bijzonder gesteld. Na afloop der voorstelling hebben de acteurs met eenige voorstanders van het tooneel zich ter ontspanning na de moeilijke taak aan eenGa naar voetnoot1 souper vereenigd. Te twaalf uur hieven alle aanwezigen het glas omhoog; Multatuli was 55 jaar. Multatuli heeft toen uit de volte van zijn hart gedronken op de leden van het Rotterd. tooneelgezelschap; er bestaat tusschen hen een innige band.

Van den auteur der ‘Vorstenschool’ is waarschijnlijk binnen kort een blijspelGa naar voetnoot2 te verwachten; hij heeft stof en wordt van verschillende zijden aangespoord om ze uit te werken.

Den 12den dezer zal het gezelschap van ‘Le Gras, Haspels en Van Zuijlen’ te Amsterdam in het lokaal de Vereeniging in de Warmoesstraat voor de leden van het Tooneelverbond optreden en alsdan ‘Speculeeren’ opvoeren. ‘Vorstenschool’ zal te Amsterdam ook opgevoerd worden, als het niet anders kan in Frascati in de Nes.

Utrechtsch Dagblad.
Vorstenschool.

De opvoering van Vorstenschool is een événement geweest. Alle bladen hebben er dan ook meer of min uitgebreide beschouwingen aan gewijd. Allen zijn het er met ons over eens, dat bij 't vele schoone, 't welk het stuk bevat, Ga naar voetnoot3vooral het derde en vijfde bedrijf te gerekt zijn, en voor 't tooneel, zoo als in enkel opzicht reeds geschiedde, verkort behooren te worden. Allen zeggen wij: het Vad. schijnt hier alleen uitzondering op te maken.

Over het spel is de eensgezindheid minder groot. 't Is opmerkelijk, dat in enkele organen, bijv. in de N. Rott. Ct. en in 't Hlb., duidelijk bleek, dat de kritiek zich niet dadelijk op geheel onpartijdig standpunt had kunnen plaatsen. De schrijvers konden zich niet losmaken van vroeger opgevatte vooroor-

[pagina 47]
[p. 47]

deelen. Zij schenen het Mej. Krüseman niet te kunnen vergeven, dat zij soms zoo ‘stout’ was geweest. Toen echter na Utrecht, Rotterdam nog veel krachtiger hulde gebracht had aan de ontegenzeggelijke talenten van Mejufvrouw Krüseman, verscheen een nader prachtig artikel in de N.R. Ct. over Vorstenschool en de

[pagina 48]
[p. 48]

uitvoering. De kritiek in 't N.v.d.D. toonde zich dadelijk loyaal. Dit blad had eene meer ideale opvatting van de koninginnerol verlangd, en uit dat oogpunt had het recht, zich niet zoo met 't spel van Louise te kunnen vereenigen.

Zonderling is 't, dat 't H.bl. 't 1e bedrijf mat noemde, terwijl

[pagina 49]
[p. 49]

alle anderen juist het 1e bedrijf als zeer gelukkig roemden, en dat het vergat, dat na dat bedrijf de koningin dan ook terecht hier telkens luide werd teruggeroepen, gelijk dit te Rotterdam

[pagina 50]
[p. 50]

en Leiden na elk bedrijf geschiedde, en dat de N.R. Ct. in haar eerste stukje zeide, dat 't 2e bedrijf niet 't verwachte effekt maakte, terwijl juist 't H.bl. en andere bladen, evenals wij, 't voortreffelijk noemden. Nog zonderlinger mag het heeten, dat terwijl de N.R. Ct. zich in twee dagen tijds vrij sterk weersprak, en op een eerst ongunstig oordeel, dadelijk een veel billijker oordeel over 't spel van Mej. Krüseman liet volgen, - 't D.v.Z.-H., 't welk indertijd tegen haar te velde trok, eerst haar hulde bracht voor de opvatting der rol, en zeide ‘dat zij een eigen school heeft, waarbij zij afwijkt van het deklameeren en van den pathos, om haar kracht in rust en eenvoud te zoeken, dat zij zich onderscheidt, door zuivere uitspraak en krachtvolle, ofschoon niet sterke stem,’ om twee dagen later te schrijven, dat zij niet de schitterende ster is, die zij zich waant, - en dat het Vad., 't geen vroeger hare partij trok, eerst in een artikel (waaronder wij tot onze verbazing den naam van M.v. Hall zagen staan) verkondigt, dat er weinig bleek van haar vermogen, om door stem en voordracht, door zielehandeling de woorden der koningin te dramatiseeren, en twee dagen later door Mr. Vosmaer in 't zelfde Vad. wordt gezegd, dat Mej. Krüseman zeer vele gaven heeft, die haar uitmuntend van pas komen, dat zij eene rijzige, waardige gestalte, veel natuurlijke, schoone bewegingen, een aangename stem en uitspraak heeft, maar dat de rol zoo veelzijdig is, dat zij niet aan al de eischen er van kan voldoen, ofschoon zij zeer schoone oogenblikken had. De beide Haagsche bladen wisselden dus nog al heel spoedig van opinie!

Maar ook elders vindt men groot verschil van meening. De Midd. Ct. zeide eerst, dat Mej. Krüseman beneden de eischen bleef, en in een volgend nummer, dat het welslagen van 't drama aan de opvoering was te danken, dat Mej. Krüseman daarin een bijna onmogelijke rol heeft te spelen, en voor moeilijkheden geplaatst is, die voor de geniaalste aktrice schier onoverkomelijk zouden zijn, maar dat zij voortreffelijke oogenblikken had, dat zij hoedanigheden bezit, die voor 't tooneel onschatbare waarde hebben, en dat men deze begaafde vrouw, omdat zij niet volmaakt is, niet mocht ontmoedigen. - 't L.D. schrijft eerst, dat Mej. Krüseman niet speelde, maar ‘vorstelijk, prachtig’ was, om daarna te beweren, dat alle bewonderaars der kunst haar dank moeten brengen voor hare volharding, doch dat zij als Louise niet volkomen op haar plaats was, al waren standen en gestes altijd smaakvol, hare voordracht fijn beschaafd. - De Arnh. Ct. zegt daarentegen, dat men aan Mej. Krüseman geheel buitengewone eischen stelt, dat zij wel niet volmaakt is, maar zeer goed was. - De L. Ct. weder schrijft, dat Mej. Krüseman de ‘redevoeringen’ in 't stuk onberispelijk voordroeg, met kleur en relief, maar dat zij over de tooneelspeelster nog niet durfde oordeelen. - Eindelijk leest men in de Gron. Ct., die protesteert

[pagina 51]
[p. 51]

tegen 't oordeel der N.R. Ct., dat wellicht Mej. Krüseman de Louise van Douwes-Dekker niet was, niet de naieve jonge vorstin in een wereld van idealen levende, maar scherp, hooghartig, met meer wrevel dan geest, doch dat ook voor de opvatting van Mej. Krüseman veel te zeggen is, die, als ze een zee van Multatuli's ideeën op den hoorder moet uitstorten, wel haar kracht in sarkasme moet zoeken. ‘'t Was in elk geval een genot, die beschaafde spraak, die kalme, edele manieren, die schitterende taal te hooren, en men moet Mej. Krüseman voor haar vurigen ijver, voor haar volhardende geestdrift dank brengen,’ zoo besluit 't blad.

Uit die onderscheiden gevoelens kan dit worden opgemaakt, dat 't oordeel in dezen nog niet onbevangen genoeg is, en dat bij velen vroegere opvattingen zich nog deden gelden. Van allen, die niet geheel goedkeurend spreken over 't spel der koningin, kan men zeggen, dat zij wel zeer hooge eischen stellen, en dat zij voorbijzien, dat het pas de tweede schrede is, welke de talentvolle vrouw op 't tooneel zet. De N.R. Ct. schrijft dan ook terecht, dat: bleef Mej. Krüseman beneden sommiger hoog gestemde verwachting, en was haar opvatting niet onberispelijk, alleen een blik op de koningin-moeder en op de hofdame deed zien, hoever zij reeds boven vele tooneelspeelsters staat. - Mej. Krüseman heeft, van haar opvatting uitgaande, de Louise zeker prachtig afgespeeld.

Over Mej. Baart wordt door allen met welwillendheid en aanmoedigend gesproken. Den heer D. Haspels wordt als koning algemeen een lauwerkrans gevlochten. Ook de HH. Le Gras, v. Zuijlen en J. Haspels ontvangen algemeen lof, gelijk zij 't verdienen.

Multatuli's schepping is door publiek en pers beiden evenzeer gehuldigd. De eerste kritikus in 't Vad. bovenal dweept er mede, maar drijft dit zoover, dat hij, waar de indruk nog onvolkomen was, de schuld daarvan aan de voorstelling geeft. Dat is, dunkt ons, niet juist. De groote bewonderaar van Multatuli, mr. Vosmaer, gaat niet zoover. Zij trouwens, die zoozeer voor de opvoering van Multatuli's meesterstuk, maar te vergeefs gestreden hebben, mochten wel bedenken, dat zonder mej. Krüseman 't stuk zeer zeker nog lange niet zou zijn opgevoerd, als 't ooit geschied ware. Zij toonen zich in dit opzicht niet alleen onbillijk, maar weinig erkentelijk tevens. De volharding alleen van mej. Krüseman heeft de opvoering mogelijk gemaakt, gelijk zij niet alleen de overkomst van den auteur, maar zelfs een droit d'auteur voor hem heeft verzekerd. De vrienden van Multatuli dienden niet geheel te vergeten, dat deze aan haar in dubbele mate zooveel verplicht is.

Dat misschien een of twee kunstenaressen van naam in ons land de rol van Louise met meer entrain zouden kunnen spelen,

[pagina 52]
[p. 52]

is mogelijk; ze hadden echter tot nog toe de rol niet op zich genomen. Nu 't ijs gebroken is, zal men vergeten, welke moed er voor noodig was, dat te doen.

In de beide best geschreven beschouwingen over de opvoering van Vorstenschool, die van 't N.v.d. Dag en van de N. Rott. Ct., wordt op goede gronden aangewezen, dat 't stuk, hoe geniaal in vele opzichten, als drama groote fouten heeft. Het is geen geheel, 't wordt door een paar tafereelen gedragen, de intrigue is te warrig, de ontknooping te geheimzinnig, er is geen gang, geen aktie in, en enkele deelen zijn te veel in den betoogtrant geschreven, zegf 't N.v.d.D. - De N. Rott. Ct. zet die bezwaren nader uiteen. Dat het een prachtig dichtstuk is, grootsch opgevat, stout behandeld, waarin geestige spot en menschen naar 't leven geteekend voorkomen, zet de N. Rott. Ct. voorop. 't Drama heeft echter, volgens dat blad, een groot gebrek: dat, wat men zien moest, ontbreekt of is te diep verstoken. Wordt v. Huisde gestraft, Hesselfeld ontgaat de kastijding bijna, ofschoon hij de grootste der beide schurken is. Multatuli toont zich vijandig gezind jegens 't bestaande; hij zegt, dat een nietig deel der maatschappij het overig deel tot ellende verwijst; dat is eene onware voorstelling. Niet 't egoïsme, de ijver, 't karakter, beslissen in den strijd om 't leven. Multatuli treedt op tegen de machthebbenden, de aanzienlijken, de welgezetenen, hij doet daar zijn hartstocht spreken; maar daarom laat zijn stuk ook geen verheffenden, bevredigenden, verzoenenden indruk achter. Bovendien is er gebrek aan samenhang, gebrek aan aktie, uitweidingen moeten geschrapt worden; in 't derde en vijfde bedrijf moet veel verkort worden; uitdrukkingen, die 't gehoor kwetsen, moeten vervangen worden.

De slotsom van 't oordeel der pers schijnt, dat Vorstenschool een prachtig dichtstuk is, bij de opvoering groote bezwaren opleverend, maar dat door de gelukkige opvoering is gered. 't Vad. 't geen het tegenovergestelde zegt, staat in zijn oordeel vrij alleen.

 

Wij zien in 't opgenoemde onzen eersten indruk bevestigd. De tweede voorstelling op gister avond was in vele opzichten alhier nog bevredigender dan de eerste. Behalve dat de dames artisten-dillettanten, ons nóg meer voldeden, nóg beter en edeler optraden dan de eerste maal, scheen veel in de diktie en aktie te hebben gewonnen, wat vooral bij de, naar 't schijnt, minder duidelijke intrige voor hen, die 't stuk niet bestudeerden, noodig is. De souffleur ontbrak een groot deel van den avond, wel een bewijs van rolvastheid der artisten, maar tevens een verontschuldiging, waar die weifelden. Maar er werd niet geweifeld, en bij 't publiek ontbrak dan ook de erkenning van verdiensten niet. Aan alle artisten werd luide hulde gebracht en Mej. Krüseman niet alleen teruggeroepen na 't 1e bedrijf, maar bij elk weder

[pagina 53]
[p. 53]

optreden met warm handgeklap begroet. Kon het anders? Zij die de kunst lief hebben, zonder neven bedoeling, moeten zooveel ijver, zooveel toewijding hoogschatten, en haar danken, die 't alleen mogelijk maakte, Vorstenschool te zien, en die daarin tevens zoo gelukkig optrad.

Multatuli (wij noemen dezen naam liever dan dien van Douwes-Dekker) met groote geestdrift voorgeroepen, verscheen, om 't publiek toe te spreken en het op te wekken, om der wakkere direktie van de Rotterdamsche tooneelvereeniging hulde te brengen, voor de zoo moedig ondernomen opvoering van zijn drama. Wellicht was deze opwekking overbodig en zal de direktie het met ons eens zijn, dat zij, die den stoot aan die opvoering gaf, zeer zeker bovenal een woord van dank had verdiend. Doch waartoe hier op te wijzen? Miskenning was zóó lang het lot van den schrijver van Vorstenschool, dat hij zelf, die meer dan iemand weet, wat deze Louise voor zijn herleving was, zal berust hebben in 't bewustzijn, dat haar loon elders was, dan op 't tooneel.

Wij voor ons verklaren openhartig, nooit eene aktrice, nooit aktrices te hebben gezien, die bij zoo kortstondig optreden, zulk een indruk maakten, als de dames Krüseman en Baart. Waar bleef het stuk zonder die beide vrouwen? Wij voegen hier bij: zijn er voor de oppositie - 't is jammer, voor de oppositie!

8 April.
Utrechtsch Dagblad.

- Men schrijft ons uit Amsterdam.

Heden, Woensdag, avond werd voor de eerste maal hier ter stede Multatuli's Vorstenschool opgevoerd. De toevloed der menigte was niet zoo groot als ik had ondersteld; sedert dagen toch liepen geruchten van mond tot mond, dat geen plaatsje meer beschikbaar was - en ettelijke plaatsen bleven onbezet.Ga naar voetnoot1

't Is overbodig over het ‘drama’ en spel uit te weiden. Vorstenschool werd door zoo velen beoordeeld, de vertolking werd zóó dikwijls reeds besproken, dat ik allerminst geneigd ben daaraan nog iets toe te voegen.

Wenscht ge echter te weten welken indruk 't ‘drama’ hier heeft teweeg gebracht, dan meen ik te moeten zeggen, dan die hoogst middelmatig was. 't Spel wekte sympathie, lokte meermalen zelfs warme toejuichingen uit. Aktrices en akteurs genoten meermalen de eer der terugroeping. Vooral wat de dames Krüseman en Baart betreft was dit wèl verdiend. Toch had ik gemeend, dat voor eerstgenoemde de geestdrift grooter zou zijn en dat althans haar de lauwerkrans zou zijn vereerd, die thans aan den heer D. Haspels werd toegeworpen, omdat hij van eene belachelijke scène geen karrikatuur maakte. Had hij dit gedaan, dan zou hij zich aan een onvergeeflijke fout hebben schuldig gemaakt.

't Scheen besloten, althans na de derde akte hoorde ik 't vrij

[pagina 54]
[p. 54]

luide fluisteren, dat de schrijver na het vierde bedrijf ten tooneele moest worden geroepen. En zoo geschiedde het. Men vergenoegde zich zelfs niet met den Heer Douwes Dekker éénmaal te zien. Voor zooveel eerbewijs wilde hij dank zeggen. Heel gelukkig waren zijne woorden niet. De korte zin van zijn rede - 't staat zoo dwaas om er het verkleinwoord achter te voegen, anders deed ik 't - was, dat hij volmondig erkende dat zijn drama, dat zoozeer de sympathie wekte in den lande, vele en grove fouten had, maar dat hij zijne beste krachten steeds veil zou hebben om het Neerlandisme en Hollandisme aan te kweeken en te versterken. De hulde, die hem te Amsterdam werd gebracht was hem te aangenamer, omdat de hoofdstad zijn geboortestad was. Hij verklaarde, dat de herleving der liefde voor de kunst de ontwikkeling van ons nationaliteits-gevoel bewees. Voorts bracht hij lof aan de vertolkers van zijn werk, die van zijn arbeid meer hadden gemaakt dan er eigenlijk in zat. 't Viel mij daarbij op, dat hij slechts aan het mannelijk personeel gedacht. Dat was niet nobel, Multatuli. Niet aan de mannen, maar aan ééne vrouw hebt gij het te danken dat gij tot uw recht kwaamt. Uw Vorstenschool was vergeten. Toen gij, de auteur, er naar trachttet om er brokstukken uit voor te lezen, kwam niemand naar u luisteren. Mej. Krüseman heeft uw werk uit de vergetelheid, waartoe het gedoemd scheen, ‘opgedolven’, - zij heeft u zelfs de held van den dag gemaakt, u eer en geld gegeven van het publiek, waarvoor gij eenmaal zulk eene diepe verachting aan den dag legdet. Dat ge dit niet wilt erkennen - 't bewijst dat ge nog altijd ‘schijn en blijk’ met elkaar verwart, dat ge nog altijd zoekt, naar 't geen waarnaar ge zoo wanhopig lang hebt gezocht - de waarheid.

Een paar studenten ontvingen den schrijver bij zijne aankomst aan 't station; een twintigtal hunner bieden hem en den heeren artisten heden avond een soupeetje aan in de restauratie van den heer Ebel.

voetnoot1
En P H. van R. mag niet zeggen dat het in Spanje speelt.
voetnoot1
De Directeuren hadden het te druk gehad om hun zwarte rokken aan te trekken en hun pruiken af te zetten! Zij kwamen dààr dus niet als Directie, maar als Herman, als van Huisde en als Schukenscheuer. Zouden zij gevoeld hebben welk een mal figuur zij op dat oogenblik maakten? Heeft het Publiek het gevoeld?

voetnoot1
‘Een drama van den geniaalste onzer letterkundigen’ dat sedert jaren bestond en in den handel was, zonder dat iemand er ooit aan gedacht had het op te voeren, of zelfs verondersteld had dàt het op te voeren was!
voetnoot2
De Koning (D. Haspels) heeft zijn rol slechts twee malen gerépéteerd, en zich verder geëxcuseerd wegens ongesteldheid, ofschoon hij 's avonds speelde in andere stukken; Schukenscheuer (Le Gras) heeft zoo veel dwaze aanmerkingen moeten hooren, die kant noch wal raakten, dat hij op de laatste repetitiën niet verschenen is; ook Mr. C. Vosmaer heeft zich gesauveerd en Elize Baart speelde elken morgen haar geäffecteerde, zwevende Hanna, volgens de ‘nuttige wenken’ van den auteur, om elken avond de rol weer anders te studeeren met mij, en te trachten er den eenvoud in te brengen, die iets natuurlijks aan 't kind uit 't volk moest geven.
De dames van Offel Kley en Luers (Koningin-Moeder en hofdame) die steeds de ‘nuttige wenken’ van den auteur met een lankmoedig hoofdknikje ter harte namen, hebben dan ook het geluk gesmaakt, op de repetities steeds met het grootste welbehagen door hem toegejuicht te zijn geworden.
Ook over Mevrouw ten Hagen (die niet meespeelde!) was hij zóó opgetogen (na dien zekeren zoen!) dat hij voor haar zijn ‘Bruid Daarboven’ heeft laten opvoeren op zijn huwelijksdag, 1 April!
De Bruid Daarboven! Het ouderwetsche stuk, waar hij zelf zoo op schimpt in zijn latere werken!
Die arme Bruid uit zijn jonge jaren, moest hem zelfs nog helpen intrigeeren, op den dag van zijn huwelijk met een andere vrouw!
Arme Multatuli, wat heeft Douwes Dekker u door 't slijk gehaald!
Wat heeft hij den spot gedreven met uwe reinste scheppingen!
Wat heeft hij gespeeld met uwe schoonste beloften!
Wat heeft hij gejuicht over uwen diepsten val. Kassian!
Douwes Dekker had beter gedaan zich een kogel door het hoofd te jagen, dan zich zóó als een ‘spotvorm’ van Multatuli belachelijk en verachtelijk te maken.
voetnoot1
Gij kènt nu zijn ‘ongesteldheid’, Publiek!
voetnoot2
Mevrouw Kleine is oud en leelijk, met een ingevallen borst en ronden rug, heeft gespierde armen als een man en spreekt plat Amsterdamsch! Ik heb Mevrouw Kleine nooit belachelijker gevonden dan als Sapho! en nooit mooier dan als de Sibille in ‘de Watermolen aan de Vlierbeek’ in welke rol zij oud moest wezen, en oud zijnde, ook prachtig oud speelde. Maar als Sapho?.... Gul uit gezegd, het was me een pak van 't hart toen ik haar eindelijk in 't water zag springen en die arme Kistemaker zijn vrijheid weerkreeg!
voetnoot3
J N. van Hall! de vriend van D.D. Redacteur van dat mooie blaadje ‘het Tooneelverbond’ de vader van zuigelingen en bewaarschoolkinderen! Lang leve ook deze Meester Kritiek, die nòg niets geleverd heeft als recensies die afbreken!
1877.

voetnoot1
Arm Miesje! Hoe moest zij dien feestdag vieren?
voetnoot2
Dáár hebben we het steeds beloofde en nooit geleverde blijspel weer!

voetnoot3
Dat derde en dat vijfde bedrijf zijn groote oorlog-sujetten geweest! De Auteur vond alles even mooi, zóó onverbeterlijk mooi, dat hij geen enkelen regel wilde schrappen. De heeren van de directie, Mr. Vosmaer en mijn persoontje, wij waren het er echter allen over eens dat die twee bedrijven veel te langdradig en te vertoogachtig waren voor het tooneel en wij verzochten dus allen den Auteur in het belang van het stuk eenige coupures te maken, welke wenschelijk en noodzakelijk waren.
‘Zeker! O zeker!’ Was zijn eerste antwoord, maar toen hij diep nagedacht had, veranderde hij weer van opinie, en vond hij niets te lang voor het tooneel, tenzij jufvrouw Krüseman geen kans mocht zien, die zes-pagina's-speech behoorlijk voor te dragen.
Jufvrouw Krüseman echter kènde Douwes-Dekker, verwees hem naar de volgende notenGa naar voetnoot* en verklaarde zich bereid het geheele stuk te spelen zonder iets in den tekst te veranderen.
Ik bedankte er voor, als artiste onbekwaam verklaard te worden, als dekmantel voor Multatuli's fouten. Buitendien, was ik gewoon aan lezingen en voordrachten en konden mij eenige pagina's alleenspraak meer of minder ook niet schelen, ofschoon ik ze storend vond voor de handeling, voor den loop van het stuk. Dit vonden de anderen ook en daar begon de strijd weer van voren af aan! Ik bemoeide mij niet meer met het gekibbel en leerde alles van buiten; maar op de repetitie bleek het weer dat die 6 pagina's behoud en niet-behoud wel behoudend waren, maar niet behouden konden worden, en dus alleen behouden moesten blijven in het tekstboekje.
De Heer Douwes-Dekker verklaarde zich bereid de coupures te maken, Mr. Vosmaer zou helpen, de Directie moest mee naar de régie om te oordeelen of ze scèniek waren en Juf. Krüseman om te zeggen of zij vrede nam met de veranderingen in haar rol. De Directie, die niets wist van de vroegere correspondentie tusschen Multatuli en mij, moet, dunkt me, vrij verwonderd geweest zijn over de zonderlinge onderworpenheid van D.D. die al razende, tierende, vloekende en scheldende toch de tirade over kritiek in de rol liet blijven, terwijl allen behalve ik juist die tirade er uit wilden halen.
Later, bij de eerste opvoering van de V. te Amsterdam, had deze passage moeten dienen om een manifestatie tegen mij uit te lokken. Ook deze scène is heel aardig geweest. Toen wij 's avonds op zouden treden, werd ik 's morgens gewaarschuwd dat er kabaal zou zijn en dat ik gesiffleerd zou worden.
‘Door wie? Door Mul? Dan wijs ik hem met den vinger aan, en laat ik hem door de politie de zaal uit zetten. Die vertooning zou pikant zijn!’
Ik had voor die eerste voorstelling te A. den Heer Le Gras een paar weken te voren verzocht zes plaatsen, stalles, tweede of derde bank, te reserveeren voor mijne rekening. Toen ik mijn plaatskaartjes kreeg waren ze voor banken achteraf, ‘de voorste rijen waren lang geleden reeds besproken geweest.’
Toevallig ontmoette ik den dag vóór de opvoering iemand, die mij vertelde ‘zoo pas een kaartje Stalles, heel vooraan, gekocht te hebben.’
‘Aan 't bureau van den Schouwburg?’
‘Ja.’
‘Zijn er dan nog plaatsen vooraan?’
‘O zeker, zoo veel als u wil! De drie eerste rijen waren nog geheel leeg...’
‘En de achterste rijen waren besproken?’
‘Ja.’
‘Mag ik uw kaartje eens zien, alsjeblieft?’
Hij gaf mij zijn kaartje, een prachtplaats vooraan! En ik die veertien dagen te voren plaatsen vóóraan besteld had en ze niet had gekregen, omdat ze verkocht waren! ‘Dan hebt gij gezegd dat gij tot de pers behoort?’
‘Ja, dat heb ik ook, ze kennen me aan 't bureau.’
‘Dankje.’
Ik zond dadelijk een knecht naar het théatre om nieuwe plaatsbriefjes te halen, heel vooraan, zonder te zeggen voor wie. Het antwoord was: ‘alle voorste plaatsen zijn genomen.’ Toen ontving ik dezen brief, met de boodschap dat ik hem publiceeren mocht indien ik dit wilde, zelfs met den naam van den schrijver er onder.
Zeer Geachte Mejufvrouw Krüseman.
Met veel dank hebben wij de plaatskaartjes ontvangen door uwe bemoeijing, ofschoon niet zooals door U Ed. is gewild.
De grootste knoeijerij heeft het afgeven der plaatsen weder gekenmerkt. Het is mij een onbegrijpelijk groot verschil waar ik zit, en daarom bij iedere gelegenheid zorg ik persoonlijk daarvoor. Zoo ben ik voor zes, vervolgens vier, toen twee weken aan het bureau van Frascati geweest om twee plaatsen 2de rij in het midden (en wel ook vooral om u niet lastig te zijn) en men heeft zulks opgeschreven en aangenomen. Zaturdags ben ik drie à vier maal tot 's middags 2½ uur aan het bureau geweest om die plaatsen af te halen, doch de menschen stonden aan rij op straat onder controle der politie. Ik kon er alzoo niet bij en moest wachten tot heden maandag morgen, doch vernam toen tot mijn groote teleurstelling, dat de plaatsen waren genomen. Natuurlijk, daar viel een woordje voor, te meer, daar er velen in mijn lot deelden, die dus ook een kreet van sterke afkeuring gaven. Ik was dus vreeselijk ontstemd en had geen rust, waarom ik mij tegen 1½ uur weder naar het Bureau begaf om mij op nieuw te beklagen en met aanzegging van zulks te zullen doen bij de Directie Haspels enz., maar vernam tot mijn groote verbazing, dat al de voorzorgen door de Directie zelve genomen waren. Toen ik dat hoorde, was ik gerust en meende zeker te zijn dat nu die plaatsen door u reeds waren voorbehouden. Het is daarom dat ik, na uw schrijven van heden middag, meende, om u met die Directie-handeling bekend te maken. Wel is het bij dergelijke volle voorstellingen gebeurd, dat de Directie de plaatsen hield en door opkoopers voor ƒ6, 8, 10, ja soms ƒ25 en hooger in stilte liet verkoopen en zoo er op den avond zelve nog over waren, die met spoed weg te doen voor twee kwartjes enz. Maar voor zulke handelingen bij de weigering der voorste plaatsen aan u, zijn de Heeren Haspels C. suis te fatsoenlijk en te edel.
Intusschen, daar wij Woensdag en Vrijdag gaarne de voorstelling wilden bijwonen, en in uw briefje noch op de kaartjes zelven de dag bepaald is en ik alzoo het voor Woensdag heb opgevat, heb ik heden avond nog gestuurd om plaatsen 2e of 3e of 4e rij in het midden no 10 of 11, want no 17 is aan de kanten, doch het bureau was gesloten. Ik zal alzoo morgen (Dinsdag) ochtend nog beproeven, en schrijf u zulks, omdat welligt door u nog aan mij inlichtingen kunnen worden gegeven. Het is vreeselijk, de ondank, dien ge hebt van al uw zwoegen en tobben, en juist van de lui, die alles, zooals Multatuli, de Directie Haspels enz. aan u verpligt zijn.
____________________
En wat zag ik, toen ik 's avonds opkwam?... de drie voorste rijen waren ingenomen door leden van de pers en... door jonge lui!
‘Arme Mul!’ riep ik lachend, ‘hij zal weer zijn zin niet krijgen van avond! Waar zit hij ergens?’
Te vergeefs heb ik hem met de oogen gezocht, hij was niet in de zaal.
In het derde bedrijf verscheen hij, boven, achteraan, tusschen ‘Jan Rap’, het was bij de prieel-scène en ik moest aan mijnGa naar voetnoot* (door Vosmaer verkorte) 6 pagina's speech beginnen. Alles ging goed, totdat ik aan de regels kwam welke hij er uit gewenscht had en die ik er niet uit wilde laten:
‘Ik eisch
Een blijk... neen, blijken... neen, bewijzen dat
Men recht tot spreken heeft, en dat men niet
In smalen, 'tarbeidschuw pretext zoekt voor
Dagdieverij. La critique est aisée,
Et l'art... Kritiek is zelf 'n kunst, en niet
De lichtste, al wordt ze druk beoefend... O!’
Bij ‘Ik eisch’ stond ik op, en plaatste ik mij aan de rampe, vlak voor de jonge lui, die men mij van uit de zaal aangewezen had, als ‘spelende met sifflets’. Ik had schik in dat jonge goedje, dat zóó attent had zitten luisteren en meer dan eens zóó spontané had toegejuicht, dat het begon te vergeten dat het gekomen was om kabaal te maken! Op den man af zeide ik:
‘Kritiek is zelf 'n kunst, en niet
De lichtste...
en toen ik er lachend, op hen wijzende, op liet volgen
‘...al wordt ze druk beoefend... O!’
kwam er één coup de sifflet van boven.... die gesmoord werd door een daverend applaudissement en een herhaald ‘bravo!’ van de jonge lui beneden.
Dien avond heeft D.D. een lauwerkrans gekregen! Dien hij heeft durven aannemen!
Wat moet Multatuli zich geschaamd hebben over zijn ‘spotvorm!’
voetnoot*
VORSTENSCHOOL.
Noten bij den Vijfden druk 1875.
Het kan zyn dat de passus die hier begint en op blz. 79 eindigt, de eischen van het drama in den weg staat, en alzoo by de opvoering moet worden weggelaten. Dan echter vervalt ook, om redenen van symmetrie, de periode die op blz. 71 tusschen haakjes gezet is. Ikzelf zal hierover niet kunnen oordeelen, voor ik 't stuk heb zien spelen. 't Zal er veel op aankomen, of de artiste die de rol van Louise vervult, genoeg zielehandeling weet te openbaren in de woorden der Koningin, om die te dramatizeeren. Het komt me voor, dat de stof niet ontbreekt. Maar...
(Noot van 1874) Om voor den lezer Louise's uitboezemingen niet te verbrokkelen, heb ik slechts nu-en-dan 'n enkel woord in den mond gelegd der Koningin-Moeder. By 'n voorstelling evenwel, houde men in 't oog dat de meestal in zwygen bestaande rol van deze persoon, uit 'n oogpunt van kunst zeer gewichtig is. Haar zwygen vereischt in de tooneelspeelster meer studie dan 't spreken van de meeste anderen. De rollen, byv. van Spiridio en Schukenscheuer, van den Koning en Herman, jazelfs die van Hanna, zyn in zekeren zin, by de hare vergeleken, zeer gemakkelyk. Ik gis dat deze opmerking velen vreemd zal voorkomen, daar men gewoon is 't gewicht eener rol te verwarren met wat men ‘dankbaarheid’ noemt. Juist de ondankbare rollen zyn vaak de moeielykste. De Koningin-Moeder mag en kan rechtstreeks geen effekt te weeg brengen, maar ze moet meewerken aan 't effekt der woorden van Louise, of méér nog, zy moet dit effekt mogelijk maken. Hier vooral geldt, wat ik reeds vluchtig aanstipte op blz. 30, dat háár gelaat, háre houding, háre bewegingen, háár met moeite teruggehouden doch telkens byna uitberstende interruptien, den toeschouwer voorkomen als zooveel onuitgesproken vragen, waarop Louise dan antwoordt. Men beschouwe de nu volgende 5, 6 bladzyden als 'n dialoog, als 'n zeer levendige dialoog zelfs, doch waarin één der beide sprekers zich niet dan in gebaren uit. Een oogenblik stond ik in-beraad, in den tekst het spel der Koningin-Moeder te beschryven, doch ik zie er van af Het is onmogelyk. Den intelligenten lezer blyve overgelaten het optemaken uit Louise's taal, die byna voordurend als weerslag te beschouwen is op wat zy meent in de trekken van hare Moeder te lezen. Bovendien, al zoude ik by opvoering van 't stuk zeer gaarne de tooneelspeelster die de rol der Koningin-Moeder speelt, zoo goed mogelyk de misschien noodige wenken geven, in eene lektuur-uitgaaf als deze, moet ik my onthouden van veel legende, omdat ze storend werkt op den tekst. Toch achtte ik de opmerking dàt ik die legende grootendeels weglaat, niet overbodig. De lezer moge zich hierdoor opgewekt voelen, door eigen nadenken en kunstbesef die leemte aantevullen.
Ook wat Louise zelf aangaat, onthoud ik me van legende. Haar stand, hare beweging, haar zitten en opstaan, haar soms onverwacht afbreken, de pauzen... over dit alles ware te veel te zeggen om er aan te beginnen. Bovendien, al deze zaken zou ik met geoefende akteurs wenschen te bestudeeren, en wel in verband met de moyens der artiste die Louise voorstelt. Niet op ieder zyn dezelfde voorschriften toepasselyk. Men moet te-rade gaan met de gegevens.
voetnoot*
Mr. Vosmaer had dit ondankbaar werkje op zich genomen, omdat de auteur zulke stuipen van razernij kreeg, telkens wanneer hij er mee begon, dat hij niets vorderde.

voetnoot1
Op de eerste banken!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over B.P. Korteweg

  • over D.A. Thieme

  • over Jacob Haspels

  • over P. Haverkorn van Rijsewijk

  • over August Josef Cosijn

  • over Jan Versluys

  • over Jan ten Brink

  • over W.J.A. de Witt Huberts

  • over J.N. van Hall

  • over Catharine F. van Rees

  • over Julius Vuylsteke

  • over J.M.E. Dercksen

  • over Willem Doorenbos

  • over Gualtherus Kolff

  • over Jérome Alexandre Sillem

  • over J. P. Revers

  • over Martinus Nijhoff

  • over Carel Vosmaer

  • over W.I.C. Rammelman Elsevier, jonkheer

  • over Multatuli

  • over Mimi Douwes Dekker

  • over Betsy Perk

  • over Lucie Baart

  • over Elize Baart

  • over Antoine le Gras


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Vorstenschool


auteurs

  • J.N. van Hall