Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Letterbak. Moeles van de sjalevaeger (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Letterbak. Moeles van de sjalevaeger
Afbeelding van Letterbak. Moeles van de sjalevaegerToon afbeelding van titelpagina van Letterbak. Moeles van de sjalevaeger

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (13.54 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Letterbak. Moeles van de sjalevaeger

(1999)–Wim Kuipers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Barebinje mit klinkvaersers

Japemen: dat is eigenlijk ‘een stuk emancipatie’, om die kreet mede voor uitsterven te behoeden. Want vroeger golden alleen vrouwen als kletkousen. Die konden uren barebinje: praten tijdens het werk. En wel: het repareren van een baar. Dat was een tonvormige aarden pot, maar meest een grote houten schaal of schotel. De herkomst van het woord is twijfelachtig: er wordt aan dragen gedacht, vgl. (draag)baar.

Een gebarsten pot moest naar de barebinjer, die er een (houten) hoepel omheen legde. Dat duurde even, en dan had moeder de vrouw tijd om het laatste nieuws uit te wisselen, zo wordt verklaard.

Een schotel (kom) kon je zelf repareren. Eerst wat lijm in de barst, dan aan weerskanten ervan een gaatje boren, draad erdoor en die stevig vastbinden. Dat moest je met zijn tweeën doen, dus viel er wat te kletsen. Ik merk nog op dat van dit werkwoord alleen de onbepaalde wijs voorkomt, en misschien het voltooid deelwoord. Je kunt niet zeggen: zie bónje drie keteer de baar, of zoiets.

Hetzelfde geldt voor de misschien mannelijke pendant: klinkvaerse. Dat werd vooral gezegd van boeren die onderweg naar het land stonden te kletsen. De herkomst is nog moeilijker dan die van barebinje. Als je aan kletsen denkt, ben je geneigd in het woorddeel klink de klink van een deur te zien. Zal wel. En vaerse (of moet het faerse zijn?) is een variant van veesten of winden laten.

Allei, om deze woorden te blijven gebruiken, hoef je de juiste (taalkundige) betekenis nog niet te doorgronden. Je kunt van een glas wijn genieten zonder te weten hoe wijn gemaakt wordt. En dus laat ik die lepel van de gaaplaepel ook maar zitten. De suggestie: kinderen die niet wilden eten, stak je een lepel in de mond, dan ging die vanzelf open, bevalt me niet. Want wat heeft dat met nieuwsgierigheid te maken?

[pagina 88]
[p. 88]

Misschien is een gaaplaepel ook nog wel een loupsjans, suggereerde ik hierboven: een uithuizige vrouw, eentje die de hele dag de hort op is. Mooi woord, en - het wordt vervelend: ook deze herkomst is me duister.

Het eerste deel komt ongetwijfeld van het werkwoord loupe, lopen, maar die sjans? Dat is onder meer een takkenbos. Kan ik niets mee.

Schans als verdedigingswerk dan? We hebben het woord bewaard in (zich) verschansen, in aardrijkskundige namen als Mookerschans, Nieuweschans in Groningen, en de heemkundevereniging in Swalmen heeft een boerenschans nagebouwd. Een eenvoudig verdedigingswerk waarmee boeren zich konden beveiligen tegen binnenvallende, plunderende troepen. Daar had Limburg eeuwenlang geen gebrek aan.

Dan ga je denken: ein loupsjans bezocht de schans, waar altijd wel knappe buitenlandse militairen te vinden waren, om daar wat te sjanse oftewel vrijen?

Warempel: het WNT heeft schansloopster, een ‘lichte vrouw die zich des avonds op de wallen of bij de schansen ophoudt’, dus - zegt het gezaghebbende woordenboek: legerhoer.

Oos loupsjans?

Ik weet het niet. Het woordenboek van Venlo heeft bovendien als synoniemen loupschuit (Hollandse import?) en loupbóks. Mooi is de uitdrukking: hae haet de loupbóks aan: is voortdurend op pad. Eine kaerel.

 

Nog even over sjanse. Dat is ouderwets vrijen. Meer dan een handje en zoentje gaf het in den beginne niet. Ook lopen had deze betekenis: zij heeft drie jaar met Herman gelopen. Een meisje dat de jongens achternaliep had vleu oppe sjtert: vlooien in de staart. Dat moest het sjoje verklaren: je liep om de jeuk kwijt te raken.

Sjanse is nog wat anders. Op het eind van de oorlog werden mannen uit de omgeving van Roermond verplicht de Duitsers te helpen bij het graven van zogeheten tankvallen: diepe sleu-

[pagina 89]
[p. 89]

ven waar geallieerde tanks niet doorheen zouden kunnen. Dat graven werd sjanse genoemd: verdedigingswerken aanleggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken