Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In excelsis (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van In excelsis
Afbeelding van In excelsisToon afbeelding van titelpagina van In excelsis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

Scans (10.96 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Illustrator

Cuno van den Steene



Genre

proza

Subgenre

verhalen
heiligenleven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In excelsis

(1947)–Albert Kuyle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]


illustratie

Venantius
Abt

HOE LANGER MEN ZICH AANDACHTIG BUIGT OVER HET DUIZENDVOUDIG LEVEN VAN Gods lieve heiligen, des te minder kan men geloven dat God het toeval toe zou laten, dat er in een mensenleven dingen zijn waartegenover God onverschilligheid betoont, dat alles wat geschiedt ook niet of anders had kunnen geschieden.

Venantius, zo oordeelt de ene schrijver, ‘ging eens zonder oogmerk binnen in de Kloosterkerk van Sint Martinus’. ‘Het was een inspraak Gods’, zo getuigt een andere chroniqueur, ‘waarop Venantius zich nederwierp voor Martinus' tombe’.

Wij weten niet hoe God tot Venantius sprak, en wij mogen geloven dat hij ‘zonder oogmerk’ Gods wil volbracht.

[pagina 100]
[p. 100]

Het zal geen alledaagse pleisterplaats voor de jongeman geweest zijn, want Venantius was jong, rijzig en gezond, zijn naam had de klank van voornaamheid en was in hoog aanzien, en aan geld ontbrak het hem nimmer.

Dat is de beproeving die God velen oplegt, en waarom de beproefden altijd weer worden benijd: rijk te zijn. De arme wordt de armoede een trouw kameraad en een sober gezel die hem weerhoudt van duizend domheden en ondoordachte daden. De rijkdom is de rijke een slechte vriend die hem zo diep doet duiken naar het genot als 't gewicht van zijn beurs maar toelaat. Wreedheid, harteloosheid, lichtzinnigheid, zelf-overschatting, zelfzucht, gebrek aan eerbied voor de scheppende, levendmakende geest, het zijn de dorenkransen die rond de blije zorgeloosheid gewonden zijn, en die tenslotte, schennend en verscheurend, achter blijven als de zorgeloosheid verdampt is, en de wrange droesem alleen nog aan de bodem kleeft. Venantius was verloofd, maar geen veder werd er gevonden die neerschreef hoe hij zijn verloofde beminde. Wel dat hij zijn dagen met feesten en dwaze reizen verbracht, dat de nachten kort waren en de dagen onstuimig en lang. En men mag raden dat zijn liefde niet dieper wortelde dan het kruid dat van drie dagen droogte tot stervens toe verkommert.

Martinus was zeker zijn machtige voorspreker, want nog diezelfde dag die hem aan de grafstee van de grote schenker zag, zag ook hoe hij deemoedig aan de voeten van de abt Sylvain

[pagina 101]
[p. 101]

knielde en om opname bad in diens beroemde klooster.

Dat werd toen strijdplaats en bastion. Venantius vocht tegen wat uit de wereld met hem in de stilte meetrok, met wat in lichaam en gedachten als duivels pluiszaad zat vastgehaakt. Venantius was er de man niet naar om ook maar éénmaal toe te geven. Was het hoogmoed die in hem opstak, dan was hij de minste, de nederigste, de kleinste van alle broeders. Dan schortte hij het kleed om met de riek de mest te keren, dan gespte hij de broeders de sandalen af, dan zocht hij de spot om zich daarin schoon te wassen. Was het de hang naar de beladen tafel en de drinkkan die hem kwelde, dan at hij van wat op de vaalt terzijde was geworpen of knielde biddend bij de put zonder dagen lang een druppel water over de lippen te laten komen.

Zo werd hij de uitdager van duivelen, de met roem overdekte vechter, de kampioen tegen de wereld en het vlees.

En zoals 't gewoonlijk gaat wanneer de troost van de wereld wordt opgegeven, de troost van de hemel werd overvloedig. De broeders wisten dat hij de engelen kon zien, en zagen ze al eens hoe hij tijdens de consecratie het Ons Heer ophief naar terzijde om de duivelen te verjagen die hem genaderd waren, zij zagen dan ook hoe de spanning van zijn gezicht wegtrok en een blijde glimlach hem om de lippen speelde.

Het altaar was zijn vluchtheuvel en de brug

[pagina 102]
[p. 102]

van zijn moedig schip, en hij haastte zich om des morgens zo vroeg mogelijk de H. Mis aan te vangen. ‘Ongelukkige lauwen en lafaards zijn wij’, zo riep hij eens uit toen hij aankwam in de Abdijkerk, ‘wij moeten nog beginnen en in de hemel heeft men de mysteriën reeds ten einde gevierd’.

Na de dood van Sylvain werd Venantius abt van 't klooster en nu toonde hij hoe de man die zichzelven regeren kan, het ook verstaat anderen te leiden. Zijn gezag was even groot als zijn heiligheid, en zo machtig stond hij tussen mensen en geesten dat eens, toen hij met luider stemme de woorden ‘Sed libera nos a malo’ gesproken had, een duistere stem uit een van de graven in de kerkvloer de woorden herhaalde. Venantius verliet onmiddellijk het altaar, liep zonder aarzelen naar de zerk van de priester Baasin, wiens ziel te dien tijde nog in het vagevuur gereinigd werd. Duidelijk en zonder aarzelen hoorde het kerkvolk hoe Venantius vroeg hoe hij meende dat men hem helpen kon. Wat tot zoen kon strekken werd toen Venantius geopenbaard en onmiddellijk na de Mis zette hij de gebeden in, waarom de gestorvene had gevraagd. Het zal in zijn later leven geweest zijn dat Venantius te schrijven begon, en hoe de hemelse zorgeloosheid en blijdschap hem toen reeds hadden omarmd blijkt wel daaruit, dat al zijn geschriften in dichtmaat waren gesteld en rijk en klankvol rijmden als de altaarschel met de torenklok.

Martinus zelf verscheen hem, grijs en eer-

[pagina 103]
[p. 103]

waardig en zegende met weids gebaar allen die Venantius' Mis bijwoonden, en het scheen wel alsof daarmede een periode van wonderen was aangebroken zoals de streek en Frankrijk nimmer hadden gekend. Stervende kinderen genas hij, zieken die door de kundigste dokters waren opgegeven omarmde hij en genas hij met een enkel teken des kruises. De derdedaagse koorts, de besmettelijke ziekten ook die zijn tijd teisterden, ze weken voor zijn gebed en zijn wil. Op het eind van zijn leven werd nog eenmaal gevochten om zijn ziel.

Het klooster werd verontrust door de boze geesten en het geschiedde dat Venantius' cel vol was van hun onverdragelijke stank en besmetting. Maar te laat beproefde de zwarte wereld nog enig offensief. Toen Venantius stierf, in 't midden van de vijfde eeuw, ging zijn ziel als een witte wolk naar God, en om zijn rustplaats vermenigvuldigden zich de wonderen die hij tijdens zijn leven had gewrocht.

Een man die de laffe halfheid als een benauwenis van zich had afgeschud, een held die overwonnen had met vredige, gevouwen handen en de sterke wil van een die een goed soldaat van Jezus Christus wilde zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken