Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In excelsis (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van In excelsis
Afbeelding van In excelsisToon afbeelding van titelpagina van In excelsis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

Scans (10.96 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Illustrator

Cuno van den Steene



Genre

proza

Subgenre

verhalen
heiligenleven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In excelsis

(1947)–Albert Kuyle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 282]
[p. 282]


illustratie

Adam en Eva
Vader en Moeder van het menselijk geslacht

IN DE TUIN VAN EEN OUDE BUITENPLAATS, ERGENS IN HET AARTSBISDOM, LAGEN VROEGER TWEE stenen beelden, aan de rand van een vijver. Honderd maal gekalkt, door ontelbare winters rauw geregend en door evenveel zomers rul gewaaid en verbrokkeld. De mensen noemden deze vage figuren Adam en Eva, al was het zelfs moeilijk er van vast te stellen wat dan de vrouw, en wat de man moest voorstellen.

Zó ging het ook met de stam-ouders van het menselijk geslacht in ons historisch voorstellingsvermogen. Het is al vaagheid en duisternis. Schilders en dichters, beeldhouwers en glasschilders hebben nimmer afgelaten hen uit te beelden. In de dagen van hun lichtende, volkomen glorie, toen in de tuin van Eden de

[pagina 283]
[p. 283]

bloemen nimmer dorden en Gods schepping als een juwelensnoer fonkelend voor het eerst uit het foudraal van de eeuwigheid te voorschijn was getrokken, en in de na-tijd, in de lange jaren van hun boete, toen Adam's zweet de nijdige aarde vruchtbaar moest maken, en moeder Eva bij iedere draad van haar spinrokken er een mee-spon van berouw en verduisterde herinnering.

De grootste straf was dat zij geschonden waren. Geschonden in hun smetteloze gaafheid. ‘Waar zijt gij, Adam?’, riep de Heer uit. En Adam kon niet anders antwoorden: ‘Ik heb U in de struiken horen voorbijgaan, en ik heb mij verborgen. Want ik ben naakt’.

En de Heer vroeg: ‘Wie heeft gezegd dat gij naakt zijt?’

Dat was de uit geen mensenmond weg te wassen, eeuwige nasmaak van de vrucht van de boom der Kennis. Want toen Adam en Eva, temidden van de dieren en de bloemen en een natuur, die geen andere functie had dan voor Gods aanschijn schoon en levend te zijn, in de luister van hun onbeklede leden rondgingen, wisten zij niet wat ‘naakt’ zijn was.

Een ieder kent het verhaal: de slang die o zo overtuigend en geruststellend sprak, Eva die de hand uitstrekte naar de verleidelijke appel, de ronde beet van haar tanden die sindsdien in alle mensengeluk nog even scherp gesneden staat en er het merk van de aarde aan geeft, en Adam die de daad volledig maakte en zich

[pagina 284]
[p. 284]

zelf het oordeel at.

En dan de davering van de wraak-engel, de verblindende brand van het Paradijs, de aswind over de wereld en onze ouders die, gebogen en elkander omarmend, in gedeelde verslagenheid uitgaan om ergens, als dieren, hun leger en hun nooddruft te zoeken.

En nu zegt de Kerk ‘o felix culpa’, o gelukkige schuld, en gedenkt zij hoe om de zonde van moeder Eva Jezus Christus zich zelf deed nagelen aan het kruis om ons het eeuwig Paradijs te ontsluiten.

En in de prachtige praefatie van het Heilig Kruis zingt onze Moeder, denkend aan die andere moeder van ons vlees: ‘Gij hebt de zaligheid van het menselijk geslacht op het kruishout geplaatst, opdat het leven daar zou verrijzen, waar de dood was voortgekomen’; en ook, dat hij, die door het hout overwon, ook door het hout overwonnen zou worden, door Christus, onze Heer.

Dat is de wereldwijde omarming van onze Moeder de Kerk, waarin alles omvat wordt, dat is Haar zee-diepe schoot waarin alles rust en troost kan vinden.

Wij staan niet met de arm verwijtend uitgestrekt naar die schuldgebogen ruggen van de eerste mensen. Neen, de Kerk viert hen vandaag en herdenkt daarbij niet alleen hun gelukkige schuld; niet het mysterie van Gods aanbiddelijke wil die hen vanuit hun schaduwloos geluk deed neertuimelen in de kommernis van een aardse worsteling om het be-

[pagina 285]
[p. 285]

staan, maar de Kerk zingt hun berouw. Zonder veel woorden sluit zij alles in wat deze gunstelingen Gods, de eersten die in het zweet huns aanschijn hun brood moesten verdienen, hebben verduurd.

De eerste oogst die mislukte, het eerste dode kind in Eva's schoot, de eerste vernedering van Adam, de eerste maal dat hij zijn gebroken lenden voelde.

Sinds Adam en Eva zijn er twee wegen die open liggen naar het Paradijs. Die van de onschuld, en die van het berouw.

Langs de laatste weg hebben zij, blind van tranen, hun eeuwige oorsprong teruggevonden. En vandaag staan zij, aan de vooravond van Christus' geboorte uit Haar die de slang overwon, opnieuw aan het hoofd van de eindeloze stoet der mensen.

Want in de Eeuwigheid is de weg van de Boom naar de Kribbe, en van de Kribbe naar de Kruisboom, korter dan de weg die een enkele wiekslag de vlinder voert.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken