Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De avonturen van Pinkeltje (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van De avonturen van Pinkeltje
Afbeelding van De avonturen van PinkeltjeToon afbeelding van titelpagina van De avonturen van Pinkeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.37 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De avonturen van Pinkeltje

(1939)–Dick Laan–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

XVIII Pinkeltje en het jarige meisje

Pinkeltje zat voor het gaatje van het muizenholletje en hij lachte heel zachtjes, omdat een van de meisjes uit het huis jarig was. Nu kon Pinkeltje alles zien, wat er gebeurde en dat vond Pinkeltje erg leuk.

Het meisje had haar allermooiste jurk aan en haar stoel was versierd met grote witte en rode bloemen. Voor het meisje op de tafel stonden al de cadeautjes. Een mooie pop, een klein winkeltje, een zakje met chocolaadjes, een doos met echte naalden en klosjes garen en een vingerhoed, maar het aller- en allermooiste was toch wel een zilveren kettinkje.

Pinkeltje kon heel goed zien, hoe voorzichtig het kleine meisje met het kettinkje deed.

‘Ka! Ka! Ka!’ daar zat Wipstaart in het open raam en keek naar binnen. En dadelijk zag Pinkeltje, dat Wipstaart erg ondeugend keek.

‘Hip! Hip! Hip!’ daar hipte Wipstaart naar binnen, en op de tafel.

‘Moeder,’ zei het meisje, ‘daar is dat leuke kraaitje weer.’

[pagina 110]
[p. 110]

Alle kindertjes en de Moeder keken naar Wipstaart.

‘Mag ik hem een koekje geven?’ vroeg het jongetje.

‘Dat is aardig van het jongetje,’ dacht Pinkeltje.

Maar wat was dat...! Wat deed die stoute Wipstaart daar?... Met één sprongetje was hij bij het jarige meisje en... ‘pik!’ daar pakte hij het kettinkje in zijn bek en ‘flap! flap! flap!’ weg vloog de stoute Wipstaart met het kettinkje het raam uit.



illustratie

Pinkeltje schrok er vreeslijk van en alle kindertjes en de Moeder schrokken ook heel erg. Ze holden allemaal naar het raam, maar Wipstaart was met het kettinkje weggevlogen.

Het jarige meisje begon toen ineens hard te huilen, en heel grote tranen liepen over haar wangen.

Pinkeltje kon ook wel huilen, zo akelig vond hij het voor dat lieve, jarige meisje. En wat was die Moeder boos op Wipstaart!

[pagina 111]
[p. 111]

‘Zoem-zoem-zoem,’ hoorde nu Pinkeltje vlak bij het muizenholletje.

‘Hoera!’ riep Pinkeltje, ‘daar is Brommertje, de grote bromvlieg. Brommertje, Brommertje, ga jij eens gauw kijken, waar die stoute Wipstaart naar toe is gevlogen en waar hij dat mooie kettinkje heeft verstopt.’

‘Zoem, zoem, zoem,’ zei Brommertje, ‘dat zal ik dadelijk doen, Pinkeltje,’ en weg vloog Brommertje. Buiten keek Brommertje overal rond en vloog toen naar het grote bos buiten de stad, want daar woonde Wipstaart, dat wist Brommertje, in een nest in een heel hoge boom.

‘Zoem-zoem-zoem.’ Voorzichtig keek Brommertje over een tak en zag in het nest het prachtige kettinkje liggen. Dadelijk vloog Brommertje nu terug naar het grote huis en zei tegen Pinkeltje:

‘Het kettinkje ligt in het nest van Wipstaart!’

‘Knabbeltje!’ riep Pinkeltje tegen een van de muisjes, ‘breng me gauw naar het dak van het huis,’ en ‘rrrt, rrrt, rrrt,’ weg holde Knabbeltje met Pinkeltje op zijn rug, tot helemaal boven op het dak.

Hier keek Pinkeltje rond en ‘Hoera!’ riep hij weer, ‘daar vliegt vader Duif.’ Hij zwaaide met zijn mutsje en riep:

‘Vader Duif! Vader Duif! Wilt u me even naar het nest van Wipstaart brengen?’

‘Dat wil ik graag doen, hoor Pinkeltje,’ zei

[pagina 112]
[p. 112]

vader Duif. ‘Ga maar gauw op mijn rug zitten.’

Zo fijn zittend tussen de witte veren van vader Duif vloog Pinkeltje naar het grote bos, hoog in de boom, waar Wipstaart woonde. Op een dikke tak

illustratie

stapte Pinkeltje van de rug van vader Duif en voorzichtig liep hij naar het nest van Wipstaart.

Gelukkig was Wipstaart niet thuis. Gauw klom Pinkeltje in het nest. ‘Ha!,’ daar zag hij het mooie kettinkje al liggen. Zo vlug hij kon pakte hij het kettinkje, bond het om zijn middel heen en klom toen gauw weer uit het nest op de tak, maar... o hemel, daar kwam Wipstaart aangevlogen.

[pagina 113]
[p. 113]

‘Ka! Ka! Ka! Ka! Wil je dat kettinkje gauw hier geven, Pinkeltje!’ riep Wipstaart boos.

‘Neen,’ riep Pinkeltje, ‘stoute Wipstaart, dat kettinkje is van het meisje.’

Toen werd Wipstaart zo boos, dat hij naar Pinkeltje pikte en toen... toen rolde Pinkeltje om en viel van de tak naar beneden.

‘Help, help! vader Duif!’ riep Pinkeltje.

Dat arme Pinkeltje! Hij viel aldoor maar lager en lager, tussen de takken door en al vlugger en vlugger.

‘Zoem-zoem-zoem!’ riep Brommertje verschrikt, ‘Pinkeltje zal vast zijn beentjes breken, o, o, o!’

Maar ineens, daar bleef Pinkeltje hangen aan zijn buisje, en een klein stemmetje zei:

‘Gelukkig, dat ik je vast heb, Pinkeltje.’ En weten jullie, wie dat was?

Dat was Knaagtandje, het eekhoorntje. Die had gauw Pinkeltje vastgepakt, toen hij naar beneden viel.

‘O, o, wat ben ik geschrokken,’ zei Pinkeltje. ‘Dank je wel, Knaagtandje, ik had anders vast mijn beentjes gebroken.’

‘Roekoe-Roekoe-Roekoe,’ daar kwam vader Duif ook al aanvliegen.

‘Brengt u me weer terug naar het grote huis, vader Duif?’

‘Ja, Pinkeltje, dat zal ik doen,’ zei vader Duif.

‘Dag Knaagtandje, dag, ik ga gauw het kettinkje terug brengen.’

[pagina 114]
[p. 114]

Het jarige meisje was nog erg verdrietig, dat het mooie kettinkje weg was.

Maar toen ze op haar kamertje kwam om naar bed te gaan, wat zag ze daar op haar stoel bij het bed liggen?

- Het kettinkje! -

‘O, moeder, moeder, kom eens gauw kijken!’ Daar kwam de moeder al aan en de andere kindertjes ook.

‘Wie zou dat gedaan hebben?’ vroeg het meisje.

‘Dat weet ik niet,’ zei de moeder, ‘misschien wel de kaboutertjes.’

En Pinkeltje, die het hoorde, moest zachtjes lachen, want hij wist wel, dat het géén kaboutertjes waren geweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken