Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Blonde Martijn (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Blonde Martijn
Afbeelding van Blonde MartijnToon afbeelding van titelpagina van Blonde Martijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (10.49 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Blonde Martijn

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 51]
[p. 51]

9

Die huisschilder Van de Bermen moet later toch weer ziedend zijn geworden, bij nader peinzen over een en ander. Of waren er meer zieders? Hebben zij dan allen blonde Martijn zo'n door-en-door slechte kerel geacht, dat dochters, zusters en verloofden verkracht werden door zijn blik alleen - of hebben ze geloofd dat hij toch níét enkel met zijn ogen werkte...?

Wat wist zo'n dorp nu ook van ogen! Misschien de ouderen; die konden nog praten over het boze oog, over de kwade blik. Maar de moderneren - zij die in het gewone leven waren opgenomen van radio-berichten en injecties tegen ziekten - deze vernuchterden zullen eerder hebben geloofd aan perfide erotiek en geslachtelijk misbruik. Dat waren zaken van vlees en bloed, en gerede aanleidingen om er eens flink op los te slaan. Wat een haat moet er rondom Martijn hebben gestaan - waarvan niemand in zijn eigen kring wist!

Op een herfst-avond werd hij overvallen, terwijl hij door een stille laan huiswaarts liep. Blonde Martijn, geheel alleen, zorgeloos lopende in zijn chique wijde jas, het zilverblonde haar waaiend in de bolle wind, òpkijkend naar de wolken die als machtige vrachten langs de hemel werden gestuwd.

Hij was zich van geen kwaad bewust, toen een hard stuk hout zijn achterhoofd raakte. Hij dacht, dat het een afgewaaide tak was - hoewel hij zich verwonderde. Hij keek om. Maar op dat moment sloeg een gillend touw over zijn kuif, en striemde zijn rechteroor. En terwijl hij in de rafel-schemer gestalten onderscheidde, trof het hout nogmaals zijn schedel en schouders. Hij was niet snel genoeg geweest, om deze slag te ontgaan. Hij wankelde. Hij hoorde lachen. Hij zag zich ingesloten door drie of vier grote kerels. Twee doken achter hem, om hem aan te grijpen, en intussen hief een derde het touw, waarmee hij had gezweept.

Maar hij kwam niet tot een striem, want Martijn ontweek de mannen achter zich, door een stap naar voren te doen en de man met het touw zo'n ontzettende schop tegen zijn onderlijf te geven, dat hij meende, door het weke vlees heen tot het middenrif te zwiepen. De man zonk met een bizarre kreun in elkaar. Hij verloor het touw en klemde beide handen ker-

[pagina 52]
[p. 52]

mend tegen zijn organen. Toen een van de anderen Martijn toch nog greep, trapte hij achteruit tegen een scheen, ook met volle kracht.

‘Nu kunnen jullie puin ruimen,’ zei Martijn, ‘al is het dan niet mijn puin.’ Meteen haalde hij diep adem en brulde uit alle overgebleven macht: ‘Hèlp! Móórd!’

Het geluid zonk in de avond als door een zeef. Het was weg. Maar geen minuut later schoot er een lichtje aan bij een gevel, en het sneed een helle baan over de weg.

De kerels, één hinkend met een kapotte scheen, zeulden de kermende patiënt hakkenslepend weg met alle beschikbare haast.

‘Móórd!! Hèlp!!’ riep Martijn nog eens.

Meer lichten sloegen hun schijnselbrug van verschillende zijden. Een paar mannen kwamen uit omliggende huizen naar buiten.

Men vond Martijn duizelig geleund staan tegen een boomstam. Zijn oor bloedde, en twee hoofdwonden drupten traag op de hoge kraag van zijn jas. Hij zag doodsbleek.

 

Men telefoneerde naar het ouderlijk huis.

Notaris De Schencker haalde zijn zoon met de wagen. ‘Maar wat is er gebeurd?’ vroeg hij.

Net als de redders.

‘Ik ben aangevallen door een stel kerels,’ zei Martijn.

Maar waarom?...

Dat was een logische vraag en veel mensen stelden hem.

Er was geen antwoord. Van Martijn althans niet. Maar o, wat werden er veel onderstellingen in het dorp uitgesproken!

Mijn moeder werd 's avonds om elf uur nog opgebeld door een vriendin.

‘Wàt?!’ zei ze, ‘die beroerde jongen van die notaris?... En is 'ie dood?...’

Ik hoorde dat boven in mijn bed. Ik kreeg kippevel, sloop m'n bed uit en luisterde op de bovengang.

‘Nou, dàt geloof ik ook! Dat zal wel dìk verdiend zijn!...’

Ik stond daar met koude voeten te overleggen, of ik naar beneden zou gaan.

‘Naar het politiebureau gebracht, en daarvandaan bewusteloos naar huis?... Hij zal wel dronken zijn!...’

Ik had mijn ene voet al op de bovenste tree. Wat trof mij zo afschuwelijk?... Want wat kon blonde Martijn me schelen?... Hij was geen echte vriend van me, hij was niet van mijn leef-

[pagina 53]
[p. 53]

tijd...

Het hele dorp gonsde van de geruchten. Velen wisten ontstellende verhalen, die zich alleen lieten fluisteren; omdat ze zo realistisch waren. Dat je dan beter kon zwijgen, drong niet door tot de mensen. Alle Dientjes en Nellies huilden en dat gaf extra diepte aan de geruchten.

Ik ben die avond toch naar beneden gegaan. Mijn moeder zat druk met mijn vader te praten, haar wangen waren hoogrood.

‘Wat is er met blonde Martijn?’ vroeg ik.

Ze zweeg.

Mijn vader vroeg vriendelijk: ‘Waarom slaap je niet, jonkje?’

‘Hoe kàn ik nou slapen met dat lawaai in de gang,’ zei ik onredelijk. Het was een wraak op mijn moeders voldane opwinding. Hoe kòn iemand, die familie van me was, zó verrukt zijn over een ongeluk van Martijn?...

‘Hij is afgeranseld en bewusteloos naar het politiebureau gebracht, omdat ze iets van hem weten!’ gaf ze ten antwoord.

‘Jezus!’ zei ik geschokt.

‘Je mag niet vloeken,’ vermaande zij. ‘En zeker niet, omdat zo'n schurk is afgetuigd! Hij zal 't er heus wel naar hebben gemaakt!’

‘Dat kàn niet!’ zei ik. Waarom niet, was onverklaarbaar - maar ik miste de mogelijkheid tot geloof.

Mijn moeder blikte naar me alsof ze me verloren wist en moest redden.

‘Hij is een smerige vent,’ wierp ze fel tegen.

‘Ik heb hèm nog nooit van iemand horen lasteren,’ zei ik.

M'n vader glimlachte opeens en stak zijn armen naar me uit alsof hij naar me verlangde. Maar ik wist mezelf over de zestien, ik kon hem niet naderen. En toch was dat gebaar zo direct, dat ik traag naar hem toe stapte. Hij greep mijn hand en trok me tegen zich aan. Hij vouwde me met m'n slungel-lichaam op zijn schoot en sloeg de armen om me heen, ‘Mijn beste Daantje, die altijd het goeie van de mensen gelooft!’ zei hij.

Het gaf me zo'n schaapachtige indruk van mezelf. Ik zat zo dicht tegen hem aan, dat zijn diepe stem in mijn borst resoneerde. Het maakte me zwak.

‘Geloof je niet, dat je ouders het heus goed met je vóór hebben?’ vroeg hij.

Ja, dat kon ik natuurlijk niet betwijfelen. ‘Maar jullie begrijpen het niet,’ zei ik. Dat is altijd de vlucht van generaties voor

[pagina 54]
[p. 54]

elkander.

Mijn moeder zweeg. Ze leek beschaamd, en dat maakte dat ik haar niet kon aanvallen.

‘Ik weet zeker,’ besloot ik dringend, ‘dat ik gelijk heb. Martijn is een gewone knul, een aardige vent... Ik - ik ken hem niet erg goed -’

‘Goddank!’ schoot mijn moeder daardoorheen.

‘Maar hij is toch iemand die ik wel eens ontmoet, en ik vind het afschuwelijk,’ probeerde ik te formuleren, ‘dat hij bewusteloos van het politiebureau naar huis is gebracht...’ Hij was in mijn gedachten te voornaam om dit te mogen meemaken. Niet zozeer Martijn, als wel mijn wereld werd erdoor aangetast. Dat moet mijn vader ook hebben begrepen. Hij klopte me op mijn dij, zoals hij had gedaan toen ik een klein jongetje was.

‘Dat is ook nog helemaal niet zeker,’ bromde hij. ‘Die gekke vrouwen altijd, met hun telefoontjes!’

‘Nu zullen wij nog de schuld krijgen, dat die Martijn -’ begon mijn moeder verontrecht.

Maar mijn vader zei: ‘Jullie krijgen nergens de schuld van. We horen morgen wel, wat er is gebeurd. Daantje moet nu gaan slapen, er is nog niets bekend. Ik, Daan, geloof niet elk telefoontje - wie belde er op, Anna?’

Mijn moeder aarzelde een beetje pruilend, als een klein kind, betrapt op jokken. ‘Lena Geelsen,’ zei ze.

‘Nou, Lena Geelsen!’ herhaalde mijn vader, en klopte me nog eens op m'n dij. ‘Een mens dat de hele dag zit te reutelen als een kokende theeketel! Nee, Daantje, ga jij nou maar fijn maffen - morgen horen we wel de juiste toedracht. Welterusten, jonkje!’ En daarmee kon ik dan gaan - getroost en gerechtvaardigd. Nog altijd geloof ik bij tijd en wijle, dat vader over meer tact beschikte dan moeder.

 

Vier dagen later hoorden we de toedracht: Martijn had erop gestaan, gewond als hij was, naar het politiebureau te worden gebracht. Wankelend had hij een potlood genomen, en op een blad papier gezichten getekend. ‘Dit zijn ze,’ had hij gezegd. Het waren vage koppen, meer schaduw dan sterke lijn; maar herkenbaar. ‘Eén had een hazelip, dat hoorde ik aan zijn manier van lachen,’ had Martijn erbij gevoegd. Toen was hij bewusteloos omver gezonken.

Ja, vier dagen later. Toen waren er al kerels gepakt, op aanwijzing van die tekening. Drie hadden bekend - waaronder

[pagina 55]
[p. 55]

Van de Bermen. Die met de hazelip zei stamelend, dat hij niets had gedaan - hij had alleen de jutezak en de stokken vastgehouden.

De jutezak? waarvoor?...

Ja, dat wist hij niet. Hij was opgestookt en meegegaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken