Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Blonde Martijn (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Blonde Martijn
Afbeelding van Blonde MartijnToon afbeelding van titelpagina van Blonde Martijn

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (10.49 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Blonde Martijn

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 81]
[p. 81]

14

Zo is dan het ogenblik gekomen, dat de buitenmuren van de eerste verdieping omver worden gehaald, en met een daverende slag, dof en ongelukkig als het snikken van een reus, ter aarde donderen. Lijnloze brokken met tekening van menselijk metselwerk, omwerveld van stof.

Gek, dat opbouw altijd mensenhanden verraadt, en afbraak opeens de grimlach heeft van een natuurramp. Wij kronen en verjagen, wij vormen en verstoren.

Als het stof kalmeert en wegzinkt, ligt daar die vlakte, waar eens leefruimten waren. De grote vogel Waan is opgevlogen van zijn nest. Alleen het peinzende hart kan zijn kreet horen, en de vleugelslag langs de kim. De werklieden laten het stof tot rust gaan en wrijven bezweet en voldaan hun handen.

Ik kijk met de pijn, die wij dagelijks lijden door alle kleine afscheiden, naar de hoek waar Martijns kamer was.

Wat gaat het snel - en waarom zou het trager moeten? Dit leven is immers een groot spookbeeld van tijd en afstand, waarop wij te pletter lopen, om later te ervaren dat tijd en afstand niet bestaan: we nebben tegen een papieren wand geleund, en de verre beminde leunde tegen de andere kant.

Kijk nu die kale vlakte aan, waar in de grens van muren en plafond het bed stond - en denk terug aan de eigenzinnige kerel, die daar sliep en waakte, vechtende met zichzelf en anderen; met schoonheid en lelijkheid. Waar hij voor het eerst droomde dat hij een vlam kon maken.

Niets is ervan over! brokkelige, bestoven ruimte, alleen nog verbonden aan de bodem - het plafond van de benedenverdieping. Werklieden stampen er fluitend rond, een transistorradiootje staat te schallen. Ze roepen mekander vragen toe, één gooit een hamer op, die wordt gevangen. Klinkende slagen. Wat weet iemand van die vlam...?

 

Alleen ik, die Martijn op de hei ontmoette.

Ik liep daar met onze hond, en ik had hem niet veel meer gezien, blonde Martijn. Dat was tamelijk spoedig na het weggaan van Emilie van Wijdevelden. Het was zomer geworden, brede, gloeiend-warme zomer vol belofte van goede dingen.

[pagina 82]
[p. 82]

Mijn hondje rende en hijgde en blafte - en eensklaps stond het pal, met een scheve kop, en keek in een kuil

Ik riep.

Geen reactie, behalve een vaag, kalmerend kwispelen van z'n staart.

In die kuil lag blonde Martijn. Hij bewoog niet, hij lag daar als vermoord, met slordige armen en benen en een hemelwaarts gewend gezicht.

Ik schrok geweldig en zelfs nu besef ik scherp, dat ik geen moment dacht aan flauwte of ongelukkig-gevallen-zijn - nee, ik dacht aan woeste vrouwen-verhalen, aan wraak van kerels in donker.

Doch terwijl ik in paniek vaart zette en de kuil in rende, hief hij het hoofd, opmerkzaam geworden door het blaffen van het hondje, en keek naar mij. Een lach maakte hem weer levend. Hij hief een lome hand.

‘God is een knopje, waar altijd iets goeds van komt, als je d'r op drukt,’ zei hij.

Ik wist niet of dit een compliment was - ik was bezig bij te komen van de schrik. ‘Ik dacht verdomd, dat je dood was!’ hijgde ik.

‘Je hebt omgang met verkeerde kringen,’ berispte hij. ‘Lieden, die luidruchtig zijn en grinniken om algemeenheden, die de hele dag bewegen op ritmen van buiten af. Elke nadenker lijkt daar dood. Keer in tot jezelf, ga hier naast me liggen en probeer de adel te hervinden, welke God eens in je ziel heeft gemonteerd als een dauwdrop op een lindeblad - als een diamant in een gouden sieraad.’

Ik ging naast hem zitten.

Hoog boven ons zoemde een vliegtuig, dat slierten condens als smalle zilveren strepen achter zich liet.

‘Als hij “kak” schrijft, ga ik geloven dat God heel nabij is,’ zei Martijn, en gaapte zo diep, dat hij ervan moest hoesten.

‘Waarom nou kak,’ vroeg ik verbaasd.

‘Omdat het een woord is, zou het een teken van grote vaardigheid zijn; omdat het een vies woord is, zou het een bewijs zijn van vrijheid van geest, van zelfstandigheid en moed. Die kerels - kijk es, je kan zo'n vliegtuig bijna niet eens zien! die kerels denken, dat ze zichtbaar zijn, en hun prestaties timmeren aan de breedste weg. Maar ze zijn even ver en onzichtbaar als de hooggeplaatsten. Die zie je ook nooit in hun ware gezicht - je weet alleen, dat het de keizer of de koningin is, of de paus of de - de g-geliefde... Wij weten ook, dat dit een vlieg-

[pagina 83]
[p. 83]

tuig is, en dat er een mens in zit... En zij daarboven maar denken, dat ze in onze aandacht staan en duidelijk bekend zijn...’ Hij was die middag spreekgraag. Ik keek naar hem, omdat hij had gestotterd bij het woord geliefde. Hij was Emilie nog lang niet vergeten. Hij leek daar ouder van geworden. Een wazige ernst gaf zelfs zijn uitbundige gedachtengang de schijn van intenser volwassenheid.

Hij lag weer achterover, met gesloten ogen. ‘Daantje!...’ lispelde hij, ‘hoe vaak zul je nog mijn gepeins met je lichtgroene klimop-slingers oversieren en tot feestpraat maken?...’

Ik haalde mijn schouders op en antwoordde: ‘Ik wist niet dat ik dat ooit had gedaan!’

Hij schudde traag het hoofd. Zijn haar sliertte in bleke krullen langs de erica. ‘De kroon der argeloosheid!’ zei hij.

En ik zou stellig hebben gedacht dat hij sliep, want we spraken daarna zeker tien minuten niet. Ik zat stil, te kijken naar het vliegtuig, te luisteren naar de wind, die kleine gilletjes streelde over de heide. Mijn hondje achtervolgde schijngestalten van wild en snoof sporen na die zonder resultaat schokten tot scheuten van activiteit. Een dikke hommel zong onverstoord naast mij een honingzoet Te Deum.

Martijn was geen vriend van me in de gewone zin van het woord. Ik zag hem zeer onregelmatig; hij was veel ouder dan ik; wij spraken elk van een andere wereld uit - er was geen binding tussen ons. En toch- als ik zo opzij naar hem keek - - wat bracht ons dan altijd weer samen?...

Elke andere jongen die ik op de hei zou hebben getroffen, had me zonder uitnodiging tot zitten laten gaan. En ik zou er bij welhaast niemand aan denken, naast hem te gaan zitten. Je zei ‘hallo!’ je stak je hand op of je maakte dat je onopgemerkt weg was. Was het alleen het verbod van mijn moeder geweest...? ‘Ik hoop op een dag een vlam te maken,’ zei Martijn op dat ogenblik.

Het bracht me tot de werkelijkheid terug. De vliegtuigstrepen waren vale wolkjes geworden. De piloot was gevlucht. Hij had het niet tot een woord gebracht. -

‘Een vlàm?...!’ herhaalde ik, niet wetend of ik goed had gehoord.

Hij knikte met een zalig gezicht. ‘Ja. Op een dag hoop ik een vlam te maken.’

Er was weer niets van te begrijpen. Ik vreesde, dat hij diep in zijn wonderlijke binnenste wraakzuchtig was op de een of ander - wellicht op de een èn de ander. -

[pagina 84]
[p. 84]

‘Het sidderende, tere, ongelijnde, dat zichzelf tot kroon maakt rondom een gloeiende kern,’ legde hij uit. ‘De blauwe binnenzijde, die geest is, met daaromheen het sluierdansen van oranjeschijnsel - - dat de kunst zou kunnen zijn'...’ Hij zuchtte.

‘En de walmpluim van recensie,’ voltooide ik.

Hij schoot in een helle lach. ‘Ik bedoel het niet zinnebeeldig,’ zei hij dan. ‘Ik hoop, eens het materiaal zó te beheersen, dat ik een vlam kan maken...’

Ik schoof een eindje uit zijn buurt, want ik dacht nu toch te begrijpen dat hij een brandje wou stichten. En waar? en waarom?...

‘Heb je er haast mee?’ informeerde ik.

‘Een kunstenaar heeft altijd haast,’ zei hij peinzend. ‘Maar de vlam komt pas, als hij levensvatbaarheid heeft.’

Ik knikte. ‘Martijn, wat bedoel je?...’ vroeg ik toen.

Hij gaapte weer. ‘Dat ik op een dag een vlam wil scheppen. Een vlàm, jongen! Van glas of van steen of van metaal - ik wéét niet, waarvan - ik wil de siddering, het wapperende leven, de ademhaling van het vuur uitbeelden in materiaal. Dat móet kunnen. IK moet het kunnen.’ Hij keek met een lach opzij; de zon streek over zijn gezicht en gaf er een aureool van blankheid aan.

‘Waarom maak je het jezelf zo verdomd moeilijk?’ vroeg ik.

‘Als je - in stéén - een vlam wilt maken..., dan wordt het een vervelend stuk brok... al zou je het dun uitbeitelen en er Godweet-wat aan doen... Steen blijft steen...’

Hij keek ernstig, met een schijn van teleurstelling. ‘Dat nu niemand me begrijpt,’ zuchtte hij. ‘Maar je bent ook nog zo klein!... Hoe oud ben je nu, Daantje?

Ik was bijna zeventien.

Ja, dan kon je toch niets verwachten!...

‘Toen jij zeventien was,’ gaf ik terug, ‘dacht je al net zo omslachtig als nu.’

‘Ja, maar ik ben een groot kunstenaar,’ wees hij me terecht. Hij hoestte brullend.

Mijn hond kwam aanrennen met de oren in de nek.

‘Je moet eerst maar es een spelende hond maken,’ animeerde ik.

Hij glimlachte melancholiek. ‘Ik moet jou ook nog maken,’ bromde hij. ‘Al die burgerlijke onderwerpen!...’

En dat was dan weer de grens, waarachter ik hem als een hert in een sprookjesland moest laten gaan - zelf blij vende staan bij

[pagina 85]
[p. 85]

een hekje met toegangsverbod. Het leek me veilig, burgerlijk te zijn. Een vlam! Wat had je daar nu aan?...

Trouwens - wat had je aan één van de vele gedachten, waarmee blonde Martijn zijn naam had gevestigd?...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken