Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In het hol van de tamme leeuw (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van In het hol van de tamme leeuw
Afbeelding van In het hol van de tamme leeuwToon afbeelding van titelpagina van In het hol van de tamme leeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (13.07 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In het hol van de tamme leeuw

(1977)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

kleine klucht


Vorige Volgende
[pagina 68]
[p. 68]

9

Meneer Van der Spa trachtte lopend te wandelen en zijn ziel open te stellen voor een zoele zomerwind, die andere hoge bomen verkwikte. Maar de wind wou hem kennelijk niet laten delen - hij woei te hoog. En de deftige man kon toch niet in een boomtop klauteren om door te waaien en zijn ziel uit te luchten. Dus bleef hij zijn benen op aarde bewegen, smachtend naar een frisse ziel, die ontdaan zou zijn van zorg en boosheid en vol van oefening no. 1.

Het hielp niet. Er was teveel bitterheid in zijn hart. Hij voelde zich bedrogen. Het leven had hem een kat in de zak verkocht, toen hij nog aan marsepeinen biggetjes geloofde. Hij wist stellig zeker, verliefd te zijn geworden op een dik, blond meisje dat altijd lachte en vrolijk was. Dat was lang geleden en hij wilde toegeven, dat altijd lachen en vrolijk zijn geen teken van verbijsterende intelligentie was - maar hij was er in het marsepeinen seizoen door verblind geweest - hij had haar ten huwelijk gevraagd en zij had ‘ja’ gelispeld. Zulke dingen deed het leven met goedwillende, zwakstaande kerelsmensen. Zij vielen ten offer aan dit geniepig bedrog: als hij nu zonder al te scherpe kritiek naar haar keek, was ze een magere vrouw met rood haar, die al huilend vier stoelen had versleten in de muziekkamer alleen al. Het was grof. En grofheid maakte meneer Van der Spa altijd triest, als die niet van hemzelf uitging.

Moest het een wonder heten, dat hij daarna een ankerloze genegenheid had opgelopen voor alle blonde dikkerdjes die voorbij kwamen? - Doch wie krijgt op aarde, wat hij wenst!..? Dat komt later pas, indien hij zoet is geweest. En de machtige wist vaag, dikwijls stout te zijn geweest, omdat hij zoet niet meer kon vinden.

Nu zou een tactvolle dominee hem hebben kunnen troosten met het vooruitzicht: je krijgt later een blond dikkerdje, met een Hemd en een Harpje. En dan samen op een wolk! - - Wie garandeerde hem echter, dat niet op de naaste wolk me-

[pagina 69]
[p. 69]

vrouw Gravelinc zou zitten met een ontstemde psalmtoeter? En haar aanwezigheid was evenmin te negeren als rood licht of ammoniakgeur. Zij was een vrouw, welke twintig mannen tot daadwerkelijke energie kon aanzetten, zonder enig geluk te stichten. Haar koetsier heette Onrust en haar palfrenier Wraak.

In stilte laakte meneer Van der Spa de Nederlandse wetgeving, die een man verhinderde, sandwiches met arsenicumboter te presenteren of Sint Geerteminne te drinken met een mengsel van bitterwater en brandspiritus. Er waren onverklaarbare onrechtvaardigheden op aarde, en mevrouw Gravelinc was er één van. Als de Opperste Macht waarlijk goedertieren was, hoe kon dan een vrouw als zij geschapen zijn? En wanneer de Nederlandse wetten eerlijk waren, samengesteld door buitensporig wijze mannen, hoe was het dan mogelijk, dat een dergelijke dame met de monsterachtige uitwassen van haar karakter kon werken en kokettéren tot minstens één mannenleven er volslagen door werd verduisterd? Nee; er waren fouten geslopen in de Schepping en in de Maatschappij, die meneer Van der Spa tot bittere en wrange denkbeelden brachten, en een oplossing uitsloten.

Natuurlijk waren er mannen, die nòg dapperder waren dan onze meneer. Doch heldhaftigheid grenst aan het slechte, en wel op een totaal andere wijze dan te dure prijzen vragen, of drie dames tegelijk het hof maken.

Toen meneer Van der Spa zo ver was gekomen, moest hij stilstaan en zuchten. En alsof het een toverzucht was, zo plotseling was daar De Hond.

Meneer Van der Spa wist zeker, dat hij een halve seconde tevoren alleen bij de rododendrons had gestaan. En floep! Opeens stond die hond er. Als een schoonmoeder-symbool. Geen kleine hond derhalve - nee, groot.

‘WOEF!!’ zei de hond; en het klonk onwelwillend.

Meneer Van der Spa stond als gelijmd, en zei niets terug.

De hond zette zich schrap op vier paalpoten en meneer Van der Spa trachtte een stuk steen te zijn. Het werd na enkele minuten vervelend, wat de hond het eerst opmerkte. Hij mat de man tegenover hem hautain en zei nogmaals: ‘WOEF!!!’ Zijn geluid leek te groeien, en hijzelf bleef niet achter. Meneer

[pagina 70]
[p. 70]

Van der Spa had de indruk, dat het donker werd onder de te hoge bomen.

De hond gooide zijn voorlijf uitdagend plat tegen de grond, zodat het achterlijf met een doodstille staart, waaraan de geringste kwispel onbekend leek te zijn, hemelwaarts begon te wijzen.

Meneer van der Spa, die niet van honden hield en geen andere maatstaf voor hun gedragingen had dan zijn eigene, meende hierin een vijandige afwachting te moeten zien, klaar voor de aanval. Hij voelde het zweet uitbreken en herinnerde zich, dat een mens in die situatie mierenzuur afscheidde volgens een geleerde, en dat honden mierenzuur niet leuk vonden. De hond leek dit ook te hebben vernomen, en snoof. Hij bleef volharden in zijn onwelvoegelijke houding, met de ellebogen op het gras, en keek meneer Van der Spa met gloedvolle ogen aan.

Meneer van der Spa beproefde, zijn mierenzuur te beheersen, maar vermoedde ergens een lek. Zo stonden zij. Vreselijk gespannen spits op elkanders geringste beweeg. Na zes minuten was meneer Van der Spa het spel beu. Hij ontstandbeeldde zich en haalde bij wijze van experiment zijn neus op.

De hond deed het ook.

Toen kwam het ogenblik, dat de overwerkte zenuwen van meneer Van der Spa in gebreke bleven. Dat is altijd het moment, waarop het levensgevaar begint. De machtige wendde zich schuifelend af van de hond, terwijl zijn hart vorm en afmetingen van een reclameballon aannam.

De hond vertrouwde dit geheimzinnige minimum aan beweging niet; hij was levendiger gewend, en gromde dus. En niet voor hondeniks, want eensklaps zag hij het bolle schepsel, dat hem daar had staan treiteren met mierenzuur, vliegensvlug verdwijnen.

Meneer Van der Spa bewoog zijn benen met Olympische snelheid en zonder iets van het gewicht te willen voelen, dat hij meevoerde.

De hond was verrukt en volgde hem met grote sprongen, onderwijl zijn zeldzaamste geluiden producerend.

Meneer Van der Spa rende om het rododendronpark heen. De hond, denkende slim te zijn, kroop erin en bleef vast-

[pagina 71]
[p. 71]

zitten.

Meneer Van der Spa wist niet, wat het trappelend, ritselend geluid had te beduiden, en galoppeerde in opperste vervoering driemaal rond. Toen veranderde hij tijdig zijn richting en suisde naar de boomgaard.

In die tijd had de hond zich aan het oerwoud ontworsteld; en aangezien een hond nooit zichzelf de schuld geeft van zijn perikelen, was hij heus een beetje verbolgen op dat dikke wezen vóór hem, dat juist het hek dichtklapte. De hond remde met glissende poten over het besteende straatje en keek door de latten van het hek.

Meneer Van der Spa, wiens adem vleugelklepte als een gevangen gier, retireerde ruggelings naar een bankje dat hij onder een boom wist te staan. Hij hees benen en buik met alle kracht die hem was gebleven erop, en zette een namaak-Batavierenvoet tegen de stam. Achter hem huilde de hond, en krabde belust aan het hek.

Meneer van der Spa hijgde brullend en wiste zich het zweet uit de ogen. Zijn hoofd jeukte en zijn benen schudden en zijn ogen dreigden als vogelen uit hun kassen weg te zullen vliegen. En boven zijn hoofd, in de argeloze kruin van de groene boom, zei een stem: ‘Als je belooft dat ik met Bob mag trouwen, zal ik je ophijsen.’

Hij was meer geroerd dan verbaasd. Als hij op dat ogenblik mevrouw Gravelinc op een eigengebouwd nest had zien zitten met lichtgevende eieren onder zich en een lila hoge hoed op het hoofd, zou hij het normaal hebben gevonden. Wat was er dus alledaagser, dan zijn dochter in deze boom?

Hij stak beide armen in de hoogte, en rochelde: ‘Rèd me!...’ want de hond was op het hek gesprongen en kraste zich er met nagels en tanden overheen. En per slot is het toch zaliger, een levend man in galen en flarden te zijn, dan een lijk in een streepjesbroek.

Zelfs toen tussen de twijgen door naast Hetty's lokkende handen nog een paar andere (mannen)handen bijstand kwamen beloven, bleef meneer Van der Spa ontbloot van alle verbazing.

‘Doe je 't, of niet?’ informeerde Hetty, zo koel alsof ze over de aanschaf van een nieuwe auto praatten.

[pagina 72]
[p. 72]

‘Wat? ...’ viste meneer naïef en uitermate listig.

De hond, nu geland op boomgaardbodem, schalde een fleurig antwoord, dat door meneer direct werd vertaald. ‘Já!...’ siste hij. En met tranen van vreugde voelde hij, dat zijn benen los waren van het bankje. De naden van zijn jasje knapten en een van zijn knieën vrat boomschors. Doch toen de hond, nog steeds ongeblust, met zijn irritante sprongen onder hem meerde, zat meneer Van der Spa als een bouwvallige ruiter op een van de dikste takken van zijn kerseboom.

‘WOEF! WOEF! WOEF!!!’ zei de hond, en lachte glibberig met alle tanden naakt en zijn tong als een feestelijke loper hapklare brokjes verwelkomend. Hij danste enige malen in voorpret om de boom; stond dan nadenkend stil, om ten slotte een schaamteloos merkteken op de stam aan te brengen.

Meneer Van der Spa achtte nu de tijd gekomen, zijn ogen van de hond af te wenden en naar zijn dochter te richten, die ondanks haar hoge zitplaats naar zijn mening bezig was, diep te vallen.

‘Wat doe je hier!?’ zei de vader; en trachtte, ergens diep in zijn zieleleven verbazing te vinden.

‘Ik zìt hier,’ antwoordde Hetty.

‘Waarom?’ vroeg haar voorzaat belangstellend.

‘Waarom zit jíj hier?’ wilde ze eerst weten.

‘Om me te beveiligen tegen dat dolle beest,’ zei meneer Van der Spa.

‘Misschien zit ik hier ook wel, om me te beveiligen tegen een dol beest,’ antwoordde zijn dochter. En het was helemaal niet moeilijk voor meneer Van der Spa, om te geloven dat ze persoonlijk was.

Hij keek terug op de ochtend. Eerst dat avontuur met het Ei. Daarna dat gesprek met zijn vrouw (waarover ging dat ook weer?), dat werd doorschoten met schoonmoederflitsen. Het verschrikkelijke mens, dat later als wraak zo verbijsterend tegen hem had gegild. Vervolgens zijn zakengesprek met Van Dalen, en de inmenging van zijn schoonmoeder, die ook toen dingen had gezegd, waarbij een normaal man niet rustig kon blijven zitten poppetjes tekenen. Wat had hij geleden van zijn onderhoud met Hetty en Kees, en de daarop volgende commentaren van zijn schoonmoeder, waarbij deze vrouw uitspraken had ge-

[pagina 73]
[p. 73]

daan, die zelfs een abnormaal man moesten verhinderen, stil te blijven zitten poppetjes tekenen. En tot slot de ontmoeting met De Hond. Er zat een beklemmende stijging in de rij gebeurtenissen. -

- Tot slòt...? -

Daar zàt hij nu, in zijn eigen kerseboom. Hij moest zich impertinente dingen laten welgevallen van zijn dochter. Hij kon niet hoger klimmen want daar zat zíj al met een ontslagen ondergeschikte, die alles aanhoorde. Hij kon niet lager vanwege de hond. Eigenlijk kon hij zich niet eens bewegen, zonder de kans, zijn zeer zwak evenwicht te verliezen.

‘En wat doe jíj hier?!’ vroeg hij toen maar voor de tactvolle variatie aan zijn afgedankte secretaris, op wie hij eigenlijk veel te boos was, om nog met hem te kunnen converseren.

‘Ik zit hier ook,’ legde Bob uit. Dat leek besmettelijk te zijn.

‘En welke reden heb je -’ begon meneer Van der Spa.

Maar toen viel Hetty hem scherp in de rede: ‘Als je je nou niet netjes gedraagt, gooi ik je voor de hond!’

‘Dat moest er nog bij komen!’ wond meneer Van der Spa zich op. ‘Uit mijn eigen boom!...’

Maar toen zweeg hij en dacht na.

Niet langer dan een halve minuut. De hond, die uitgerust en een modern dier was, zonder geduld en mèt tempo dus, nam een sprong of hij in een film speelde en bleef met een hoektand in meneer Van der Spa's rechterschoen haken. ‘HRRRR!!...’ zei de hond; en niemand vroeg wat hij bedoelde.

‘AUWWW!’ zei meneer Van der Spa, hoewel hij niets voelde dan een ruk en veel angst dat hij naar beneden zou tuimelen. ‘Verrèk! Hònd! Béést! Laat lòs!...’

Doch de hond was een geoefend hoektandhanger. ‘Ggrrrgr!’ zei hij, en danste in de lucht. En daar zaten nu de dochter des huizes en een kerel van veel minder allooi samen naar het toneel te kijken, alsof ze ervoor hadden betaald.

‘Hèlp!!’ zei meneer, in de richting van God, maar naderbij bedoeld.

‘Gunst,’ vond Hetty. ‘Ik kan toch mijn been niet ernaast hangen om hem af te leiden! Maar ik heb nog een stukje van mijn boterham in m'n zak, en als je belooft dat ik met Bob

[pagina 74]
[p. 74]

mag trouwen, zal ik het naar beneden gooien. Dussss!...’

Haar vader bezag haar met broeiende haat. Zou hij nu zo diep moeten zinken, dat hij zijn woord verkocht voor een afgekloven stukje brood, met wellicht niets erop?! -

De hond liet aller-onverwachts los. Uitermate geraffineerd. Het been, waaraan de voet zat, zwaaide van louter lichtheid omhoog, zodat zijn bezitter het toch reeds armelijk evenwicht verloor. Hij maakte een buiteling om de tak heen, kwam op handen en voeten in het gras terecht, en vond een haastige stabiliteit in drie verrukkelijke sprongetjes.

De hond was enthousiast, en sprong ook - al was dat lang niet zo goed. Hij wipte op de rug van het dikke wezen, bij wijze van slot-apotheose. Maar zijn corpulente speeltuig leek nog van geen scheiden te willen weten, hoewel de hond dacht, zijn baas te horen fluiten, en dus aarzelde.

Nee, dat wonderlijke schepsel greep hem bij de voorpoten en begon hem in het rond te slingeren. De hond joelde, meegesleept door al zijn gevoelens. Hij hapte naar de vette grijphandjes, en beluisterde intussen met vereerde vreugde het rare gezang van dit kunstwerk Gods: ‘Krèng, krèng, krèng!’ zei het. ‘Ròtdier, snòtbeest, ááp!...!’

Toen ontstond er een hiaat tussen de poten van de hond en die van het dikke wezen. De hond meende verrast, een engel te zijn geworden, en zong met lange psalm-uithalen. -

Daarna vond hij zichzelf terug in een heg, waar hij zo-maar uit kon stappen. Hoewel zijn baas nu dringend floot, moest hij nog even dankbaar omkijken naar het ongelooflijke verschijnsel, dat met hem had gespeeld, en dat nu in zijn eentje op het gras stond te loeien tegen de boom, en daarbij zwaaide met al zijn poten.

‘Ik verbied je, óóit te trouwen!’ gilde meneer Van der Spa. ‘Als ik je ooit weer over een huwelijk hoor, dan slijp ik een punt aan je kop! Verdomme! Ik geef nergens meer toestemming voor! Ik wil je niet meer zien! Verdikke! De zal je kráken! Jou, en die blàdluis van je!...! Verdomme verdomme!... VERDOMMMMME!’

En toen opende hij het hekje van de moestuin, en probeerde in het park zijn nette gedachten terug te vinden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken