Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In het hol van de tamme leeuw (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van In het hol van de tamme leeuw
Afbeelding van In het hol van de tamme leeuwToon afbeelding van titelpagina van In het hol van de tamme leeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (13.07 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In het hol van de tamme leeuw

(1977)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

kleine klucht


Vorige Volgende
[pagina 159]
[p. 159]

21

Wij mogen niet geloven dat mevrouw Gravelinc in het lege tuinmanshuisje stil zat, al had zij nu gezelschap van de ontklede naaister, welke zich op een achtergelaten sinaasappelkist aandachtig zat te schamen.

De temperatuur in de woning was hoger dan het bouwsel zelf; en mevrouw Gravelinc had al tweemaal voor een gevonden spiegelscherf haar coiffure geordend, omdat de gebrande kurk, waarmee ze haar schaarse eigen wol in een weelderiger pracht vol diepe kleur had menen te herscheppen, oploste door transpiratie.

Nu en dan stond ze eens op van haar driepotige stoel - verschil van stand móést kenbaar blijven - en bezag het eigen beeld met veldheersblikken. Eigenlijk vond ze het zwarte, in het midden gescheiden kapsel een kantige variatie op haar doordeweekse witte schimmelpluizen. Ook haar wenkbrauwen bekeek zij met welbehagen, evenals de gehele rest van kunstmatigheden, welke zij in het dagelijks bestaan vrijwillig dierf. Ze vond haar figuur prachtig, vooral en profil - al was de japon van juffrouw Parels klaarblijkelijk niet berekend op zulke changementen, zodat deze hier en daar trok, en van voren schalks tuitte.

Toen Liza zich in haar vermomming naar het eigen huis had afgevuurd en was binnengelaten, steeg de spanning. Mevrouw Gravelinc trachtte roestig een liedje te neuriën. Juffrouw Parels wierp haar mantel af en zag eruit als een verschaalde haremvrouw. Er hing een geheimzinnige zielejeuk in de lucht, welke niet milder werd door mevrouw Gravelincs schildwachtommetjes naar de spiegelscherf en haar liedjeloos tikken met wit-linnen fantasieschoenen op de kale vloer als ze eens even haar zitspieren testte. Zij droeg gemeenlijk haar horloge aan een lange ketting om de hals en had dit slingerige sieraad op advies van Liza thuisgelaten, zodat zij nu elke vier minuten vroeg hoe laat het was. De naaister keek dan op haar blote

[pagina 160]
[p. 160]

arm en meldde dat het vier minuten later was.

Mevrouw Gravelinc was zich niet bewust van het feit, dat ze plankenkoorts had. Wat hing er niet mateloos veel af van haar eerste optreden voor zo kritisch publiek als een verpeste schoonzoon! Nu pas doorzag zij dat het een kwestie was van erop of eronder; en dat laatste zou een ongetwijfeld droeve ervaring worden. Het duurde dan ook niet langer dan vier tijdinformaties, voor zij beslist zeker wist, juffrouw Parels even alleen te moeten laten om op zoek te gaan naar een klassiek doch uiterst eenvoudig en doeltreffend gemeubeld vertrek.

Daar haar papa en mama haar een perfecte opvoeding hadden gegeven waarbij zelfs het kleinste detail niet over het beschaafde hoofd was gezien, zei ze tegen de naaister: ‘Excuseert u me...!’ zodat deze noodgedwongen geen keus had en doodverlegen jaknikte om daarna kies het raam uit te kijken. En op haar weg terug kreeg mevrouw Gravelinc een telefoontoestel in het oog, toen zij het gangetje doorschreed. Ze had nooit geweten dat zelfs de tuinman van dit buiten telefoon had, en het leek haar schromelijk overdreven, zulke mensen in staat te stellen, zich aan gesprekken met verder-afgelegen familie of vrienden te vergrijpen. Reeds nam ze zich voor haar schoonzoon hierover te onderhouden als ze weer tot normaler uiterlijke normen was teruggekeerd, toen haar een plan inviel, dat geheel in de stijl van haar uitdagende comedie moest zijn. Ze ging naar het toestel en draaide het nummer van het Huis.

Hendrik liet lang bellen; tweemaal was het signaal al overgegaan, voordat hij antwoordde met: ‘Hallo...?...’ zo voorzichtig - ze meende hem zelfs te horen stotteren - je kon alles verwachten van zo'n snoepzuchtige meubeldreumes. ‘Je spreekt met mij,’ legde ze kort en zakelijk uit. En luisterde met wellustig verlangen, of hij niet jammerig schrok. Maar nee, hij noemde haar mamaatje - de verlakte kwezel! ‘Ben je alleen?’ vroeg ze, omdat je toch iets moest vragen als je opbelt, en omdat ze het antwoord op deze vraag zelf kon invullen: Liza was binnengetreden. Ja, natúúrlijk was hij alleen, de verwrongen knijper van weerloze katten in het aangrijpende duister van zijn door dames verlaten huis!... ‘Verveel je je niet?’ informeerde ze boosaardig. Alsof dat ooit van belang was! Hij moest zich morsdood vervelen!, zodat Liza binnen enkele maanden

[pagina 161]
[p. 161]

Zij zwegen beiden. Mevrouw Gravelinc kon niet de ganse avond converseren met een naaister; en juffrouw Parels achtte zich te hoog na een leven van langdurige oppassendheid, voor gesprekken met een gedroogde lichtekooi.

‘Hoe laat is het?’ meende mevrouw Gravelinc niettemin kon hertrouwen met een aardige autofabrikant. - Maar hij verveelde zich niet, zei dat stuk wansmaak. Zelfs dat deed hij niet! Wat deed hij óóit voor haar! ‘Of zullen Liza en ik komen?...’ Ze moest iets aangrijpends zeggen, waarmee ze hem tot stamelen bracht. Een kanarie had je voor de zang, een ekster voor het praten en Hendrik voor het stotteren. Doch hij stotterde niet. Hij loog gitzwart dat hij zat te werken - - en dat hij niets te kort kwam... O, als Liza zich maar niet verraadde bij een dergelijke valsheid! ‘Nu, dag dan!’ zei mevrouw Gravelinc, uitgepraat. ‘Ja, dàg!’, nu ze niet thuis hoefde te komen omdat hij zich niet verveelde in het eenzame huis. Ze hing de hoorn stevig op, terwijl ze haar aangebrande wenkbrauwen fronste.

In de kamer zat nog steeds de naaister uit het raam te kijken alsof daar iets anders te zien mocht zijn dan een grasveldje met een regenput; en ze vroeg tactisch: ‘Ben u weze telefonere?’

‘Ja,’ gaf mevrouw Gravelinc stemmig toe. ‘Een kennis van me...’

Ze kon niet weten, dat juffrouw Parels besloot, niet weer zo gauw haar heerlijke eigen japonnen uit te lenen aan iemand die je niet verder kende dan een betaalde rekening. Zelf had ze gehoord, hoe deze stokkerig oude vrouw zonder andere charmes dan een figuur als dat van haarzelf, heren opbelde en vroeg of ze alleen waren, of ze zich niet verveelden - of zij, die dáme, misschien naar hun huis zou komen!... Dat zat nou met haar verderfelijke lijf in zo'n jurkje...

nog wel te kunnen vragen. En dan keek juffrouw Parels weer op haar polshorloge; want ze wilde zelfs tegenover een gevallen toverkol niet onbeleefd zijn. Per slot had het wijf haar rekeningen meestal betaald.

De avond zonk loodzwaar binnen en buiten. Een zachtblauwe klem op de kleuren en klanken. Een droomdeken, waarin de twee vrouwen zwegen. Het noodlot sloop op blauwe voeten

[pagina 162]
[p. 162]

om het Huis, waar Hendrik van der Spa veroordeeld ging worden. En hij wist het niet, de feestvierder!...

‘Mijn tijd schiet op,’ zei de met kurk gemaquilleerde lolrok tegen juffrouw Parels, die wrang glimlachte omdat ze niets anders wist te doen, als de tegenpartij weer opstond om enige afzondering te betrachten in het kleine kamertje. De naaister keek uit het raam naar een reusachtige hond, die snuffelend bij de regenbak rondhobbelde. Ze fantaseerde heimelijk, hoe aardig het zou zijn, als die hond straks mevrouw Gravelinc aanblafte. Want die dame had enkele malen aanmerking op haar werk gemaakt, dit afgelopen etmaal nog vernietigende dingen gezegd en vervolgens haar japon geleend, terwijl ze juffrouw Parels dan nog op niets anders wist te vergasten dan op hooghartigheid. De hond stond nu stil en keek onderzoekend rond. Je kon bijna geloven, dat hij geverfde oude dames naspoorde.

Juffrouw Parels bad in stilte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken