Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De mooiste verhalen (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De mooiste verhalen
Afbeelding van De mooiste verhalenToon afbeelding van titelpagina van De mooiste verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

Scans (17.31 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De mooiste verhalen

(1988)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

De merel

Dit wordt een heel gek verhaal - ik moet proberen, het zo gewoon mogelijk te vertellen, anders gelooft u het niet; en dat zou me spijten.

Luistert u maar: juffrouw Annabartje Molenveld is een lelijk, onbevallig schepsel van een jaar of vijftig. Ze is nooit getrouwd, de kerels keken eenvoudig een andere kant op, omdat ze zo lelijk was. Ze kiest ook nooit aardige kleren. Haar moeder heeft haar geleerd, dat je bij kledingkeuze moet kijken naar degelijk; en dat heeft Annabartje Molenveld nooit terzijde kunnen schuiven. Ze is verlegen, onhandig, dik en grauw. Een liefdeloos mensdom heeft kans gezien, alle idealen en illusies zorgvuldig bij haar uit te wieden - en dat is dan het portret van juffrouw Annabartje.

Ze is betrouwbaar. Ze zal nimmer een schepsel verdriet doen. Maar ze is nu eenmaal gewend, verraden en uitgelachen te worden en verdriet te hebben. Ze glimlacht doorgaans verlegen en kijkt niemand aan. Kunt u zich voorstellen, dat ik innig meelij met haar heb?

En nu is het laatst gebeurd, dat Annabartje naar de bushalte liep. Ze had haast en maakte vlugge, slordige pasjes. Het noodlot stak

[pagina 184]
[p. 184]

een wankele tegel uit het trottoir - en vóór Annabartje wist wat er gebeurde, lag ze voorover.

Een bijziende heer hielp haar overeind. Als hij scherpziende was geweest, zou hij het wellicht ook hebben gedaan, omdat hij dan altijd nog een heer was. En nu komt het gekke: juffrouw Annabartje was zo rap gevallen, dat ze onder haar warrelende rokken een vogel had gevangen.

Toen ze, stumperig en stommelend, overeind was gezet, vlerkte er een merel onder haar vandaan, totaal overstuur en duizelig van de plotselinge ellende. Hij bleef dof naast haar zitten, alsof ze in de rij stonden voor hetzelfde lot.

De mensen begonnen te lachen. Enkelen gierden, een oudere dame gniffelde. Een jongen riep: ‘Mens, dat hè'je vlug gedaan!’ en Annabartje begreep eerst niet, wat er was, want ze had heus genoeg aan zichzelf.

De oudere dame tenslotte, legde haar uit dat die vogel - hahaha! - onder haar rok uit was gekomen... En dat vind ik nu zo roerend: Annabartje had geen tijd voor verlegenheid. Ze knipperde met haar ogen, bukte zich en mompelde: ‘Och, Heremetijd, heb ik dat beessie pijn gedaan...? Zouwie doodgaan?...’ Ze strekte haar hand uit. De vogel liet zich pakken. ‘Hij is familie van je,’ grinnikte de jongen. De merel zat een beetje verdoofd in haar hand, maar begon zich al te bewegen. Ze voelde de warmte en de zachtheid van zijn veren, en heel teer, als fluisterend, zijn hartslag. Hij keek haar aan met halve oogjes.

De bijziende heer bleek arts te zijn. Hij vroeg, of ze zich niet had bezeerd, of ze niet duizelig was, of misselijk... Wellicht vond hij haar gedrag met die vogel een beetje gek. Nee, ze had niks; net als altijd. Maar ze vroeg zijn raad voor die vogel.

En toen zei die dokter, als een teder mensenkenner: ‘Ik geloof, dat hij niets heeft. Hij is alleen even geschrokken, net als u. Maar hij is helemaal niet bang voor u. Dat is zo aardig met dieren: ze herkennen onze goedheid eerder dan de mensen...’

Annabartje incasseerde dit compliment. Ze deed omzichtig haar hand dicht, ze vergat de bus en liep terug naar huis. Daar zette ze de merel zo lang in een kooi, en gaf hem een beschuit met boter en een bakje melk. Iets anders kon ze niet bedenken. En 's avonds was hij zo kwiek, dat ze hem naar buiten liet. Hij vloog scherend laag over

[pagina 185]
[p. 185]

de grond en ging op het hekje zitten. Annabartje zette de beschuit op de stoep. Ze ging naar binnen. Maar van het raam uit kon ze zien, dat de merel van de beschuit at. Het gaf haar een warm gevoel.

En sedertdien strooit ze brood en beschuit in haar tuin; en er komt altijd wel een merel die ervan eet. ‘Ach,’ zei ze tegen mij, ‘misschien is 'ie 't niet - maar die andere zijn toch ook lief! Veel beter dan het tuig, dat zich mensen noemt.’ Dat was heftig, en ze vergat geheel, dat zij en ik ook tot het tuig behoren - maar ik begreep haar wel. Ik hoop, dat de vogels dat ook doen - en, wellicht, u, die dit leest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken