Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De porselein tafel (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van De porselein tafel
Afbeelding van De porselein tafelToon afbeelding van titelpagina van De porselein tafel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (5.78 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.F. Doeve



Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De porselein tafel

(1951)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

[1]

illustratieet lot mat mijn overgrootmoeder een romantisch levens-verhaal aan. Zo-iets is van meer waarde dan een goede indruk of een dure grafsteen, want lof en gebeiteld steen slijten beide af. Doch het romantisch verhaal vindt die rust niet. Het bloeit in de schaduw van een enkel hart of in de schelle schijn der publiciteit. Vrouwen koesteren het warmer dan mannen. Ja, zoals een vrouw het na jaren te voorschijn weet te brengen! - een beetje stijf in de plooien, ietwat kamferachtig; maar zij zal het laten ruisen en kleuren als een bruidskleed. Ik ben blij, dat er zoveel vrouwen in onze familie waren.

Zij, mijn overgrootmoeder, had zes dochters. Haar zoon (mijn grootvader) heeft het verhaal niet verteld aan zijn ega. Dat deed zijn jongste zuster, op een van die lang geleden regen-middagen, dat zij met mijn grootmoeder (haar schoonzuster; de schoondochter van de oude dame) voor het raam van een mooie kamer ergens zat, en de theeketel een lied door de uren weefde, vol tranen en verre danswijsjes: het leven is damp, in wolken verzongen, en God bestemt alle dingen daaromtrent.

Zij snoepten die middag amandel-hartjes van een roze porseleinen schaal. Mijn grootmoeder had vijf dochters. De oudste daarvan werd mijn lieve Moeder. Zíj vertelde mij de geschiedenis, welke mijn hart binnen zeilde met veel zinrijke vlaggen in top. Want het is een geschiedenis met een ‘les’.

Het verhaal spant tussen twee tijdvakken: Biedermeyer en Victoriaans; beide nog vol lessen. Gelukkig seizoen in de menselijke historie.

Vandaag, nadat ons verhaal vele jaren in mijn diepste innerlijk voor anker gelegen heeft, spiegelend in nieuwere tijden, deinend

[pagina 8]
[p. 8]

op mijn gevoel, wil ik het doen uitvaren. Ik heb zoveel portretten, brieven en andere zaken onder ogen gehad, dat ik geloof, reisvaardig te zijn.

 

Toen Alberdina Hiskia Bonheure in het huwelijk trad met Orne Tacoma van Oenstra, bracht zij, behalve zeven grote kisten met een machtige linnen uitzet, ook nog een kleine zwarte koffer mee, met een gebogen deksel en ijzeren handvatten.

Daar zat niet veel bizonders in - het waren de zaken, waaraan zij zich als jong meisje nu eenmaal gehecht had: een ringetje-met-haar van een overleden broertje, een balboekje (hetwelk slechts vier namen bevatte), een bijbel waarin haar moeder vlak voor het sterven gelezen had, enkele romans, die toentertijd geschikt geacht werden voor jonge dochters en toch wel leesbaar waren, een gouden ketting met granaten in filigrain gevat, een dito armband. Dan een cornalijnen halssnoer, bijpassende oorbellen. Een zilveren haarkam van een rococo-voormoeder, een roze porseleinen schaal, een paar zwart zijden kousen en een zilveren reukflesje met eau de Cologne.

Is zij daarmee geportretteerd?

De bruigom, groot en blond, doch veel te ernstig door een zwak lichaam, en streng in de leer van Calvijn, gonsde minstens een half uur lang over de ijdelheid der ijdelheden.

Hij had zijn vrouw lief, ja-zeker; maar dat op zijn manier. Daar was hij een stijve Fries voor. En was het geen gloeiende schande, het haar van een doodgewoon mensenhoofd te willen ontwarren met edel metaal? - En al die lonkende stenen in goud, om de hals!... en een flacon met kunstmatige geur!...

Het schokte hem, op de dag van zijn huwelijk een onbekende karaktertrek in zijn echtgenote te vinden.

Alberdina Tacoma-Bonheure was zo'n lief jong vrouwtje! Zij stond bij een ronde tafel in het slaapvertrek, de zomer-middag-

[pagina 9]
[p. 9]

zon glom over haar gladde kapsel met de trossen pijpekrullen bij de oren, en streelde haar rode wangen, omdat niemand anders dat deed.

Zou Calvijn in zijn leer niet een heel klein beetje rekening gehouden hebben met wittebroods-weken? -

Zij sloot langzaam en zeer beslist de koffer.

En ja - toen duurde het ook geen vijf minuten, of Orne zweeg. Misschien was hij te jeugdig, om zonder directe inspiratie van buitenaf geschokt te zijn. Mogelijk ook, waren de teleurgestelde ogen van zijn bruid een al te directe inspiratie voor teerder gevoelens...

Vast staat, dat Orne bij ogenblikken zwak was. In die momenten (en dat waren er gelukkig vele) aanvaardde hij zijn mooie vrouwtje mèt haarkam, reukflesjes en meer onnutte zaken, waarmee 'n mens z'n zaligheid niet gebaat is. Hij zal daarin als man wel niet alleen gestaan hebben, in die verleden tijd.

Maar dikwijls kon hij het brommen niet laten, als Alberdina Hiskia haar haren kamde met het zilveren instrument.

‘De duivel zit in die koffer,’ zei Orne Tacoma. ‘Vergeet hem, lieve vrouw!’

Zo sprak men op achtentwintig-jarige leeftijd tegen zijn liefste liefje, anno 1842.

De vrouw had er maar één antwoord op, dat nog niets verouderd is.

Zij glimlachte.

 

De duivel school inderdaad in die koffer. Niet echter zat hij verborgen in de wijnrode flitsen der granaten, of in de koele glans van cornalijn. Niet in de zilveren kam of het reukflesje, nee. De duivel lag gebed in het roze porseleinen bord.

Wij kunnen niet nagaan, of Alberdien dit zelf ooit bevroed heeft. Zij hield van porselein. Waarom toch?...

[pagina 10]
[p. 10]

Deze liefde was in haar gevaren, toen ze als meisje van zeven jaar een blauwe, geglazuurde stuiter won, met een ijl wit tekeningetje erop van een trouwe hond.

‘Fidelletje’ noemde ze hem. Zij wist toen nog niet, dat honden ook wel eens Hector heten.

Alberdien had een oom in Makkum wonen. Die werd op een avond na het eten plotseling deelgenoot in het horizon-loos wijde visioen waarop een kinderhart dreef: Fidelletje.

Die oom had kinder-ogen, hij was nog niet eens verloofd. In een van de zeldzame flitsen, welke wij omstreeks de volwassenheid verliezen, aanschouwde hij het sprookjes-dier, zoals het uit de stuiter opstond en bemind was, praten en zingen kon, knuffelige speelkameraad en rijdier langs de sterren tegelijk.

De Makkumer oom gaf het kleine meisje een bordje met een meer uitgewerkt portret erop, van Fidel. Het was daarop een poedelhondje, schuimig grijs-wit tussen groene- en blauwe bloemen.

Niemand weet, of Fidelletje ooit stierf; maar het onwezenlijke verlangen uit de droom lag gefixeerd in aardewerk en porselein. Ook in de mooie roze Chinese schotel, die het jonge meisje Alberdien kreeg bij haar verloving.

Zij presenteerde ‘alderhande’ van deze schaal bij het eerste theebezoek als jong getrouwde vrouw. En toen haar zoon Tjomme geboren werd, stond de roze schaal weer op tafel, met drabbelkoeken.

Daarna zette zij haar in een kleine glazen kuifkast, tussen andere schone zaken: een spekstenen draakje, twee gegraveerde fluitglazen en een snuifdoos van barnsteen.

Een jaar later stonden daar ook zes eierschaal kommen, met dekseltjes. Een vriend van Orne had ze meegebracht, als overjarig huwelijks-geschenk.

Zij waren ‘blanc de Chine’, vertelde hij. En hij had er iets bij-

[pagina 11]
[p. 11]

gevoegd van ‘ling ho’ of ‘ting ba’ - of was het ‘koe ping’?... Het speet Alberdina Hiskia, geen uitleg gevraagd te hebben; maar het klonk toen zo gek, en een dame behoorde bij dwaze woorden geen uitleg te vragen...

De gever was later echter al lang weer de haven uit.

Het duiveltje van Alberdien's leven verhuisde dus naar een glazen kuifkast. Als Orne haar begrepen had, zou het duiveltje misschien gevlucht zijn. Maar het huwelijk bracht hen geestelijk niet nader tot elkaar. De warmte en kwik-snelle offerbereidheid van Alberdien voelden zich verraden door de verwonderde kalmte van haar man. Hun levens waren in een vriendelijke, dorre intimiteit samengeknoopt. Zij waren echt keurige, fatsoenlijke mensen uit de vorige eeuw: voorbestemd om kalm en met mate hoger te klimmen. En de romantiek - die stond in de mooie kamer achter glas.

 

De volgende zomer beleefden de Tacoma's het half-weemoedig avontuur van een verhuizing: zij gingen naar Sneek.

Orne, wiens snijdende hoest geen werk binnenshuis gedoogde, had door een bevriende dokter aanbeveling gekregen voor de wegenbouw. Zijn ernstige blauwe ogen hebben menige grintweg door het Friese land zien ontstaan.

Het echtpaar had tot dan in de Hommerts gewoond, maar voor Orne's projecten lag dit oord te ver uit de buurt. Sneek was een middelpunt, met goede behuizing en betere scholen. Want ja, de roze schaal prijkte nogmaals met koeken voor het kraambezoek, toen de tweede zoon het leven kreeg; en Orne Tacoma wilde zijn kinderen hoger de omstreden ladder des maatschappelijken levens opstuwen. De weg moest open liggen voor Tjomme en Reitze.

De nieuwe woning lag buiten de Waterpoort, aan de Lemsterweg. Zij had een mooie gelakte deur met aan elke kant twee

[pagina 12]
[p. 12]

ramen - het leek wel een notaris-huis! En achter de voordeur blonk een lange, wit gestucte gang met eiken deuren ter weerszijden. Het was inderdaad een beetje groot.

Eigenlijk heeft dat huis zijn stempel gedrukt op het kleine, donkere vrouwtje. Alberdien was te levendig om zich zo nederig op te lossen in de Calvinisten leer als haar lange, blonde echtgenoot. Zij was rap met lachen en een plotselinge boosheid over kleine vergrijpen kon òpschieten, dat velen ervan verschrokkèn. Maar toen ze voor het eerst in de blanke gang stond, en engeltjes en festoenen aanschouwde - en de niet minder indrukwekkende achterzijde van een schrobbende meid in een blauwe pon - toen besefte zij, Alberdina Tacoma van Oenstra te zijn. En de verantwoordelijkheid plooide een verzwegen hermelijn om haar schouders.

Zij richtte aan de zijkant een vertrek in als ‘kinderkamer’ - dat was heel modern. Het wekte een prikkeling onder de vooraanstaanden van Sneek. Dat nest uit de Hommerts moest zich niet zo veel verbeelden! ‘Juffer Tacoma’, zoals zij geheten werd, wist zich befluisterd en bekeken, wanneer zij langs 't Grootzand liep, of de Marktstraat overstak. Zo hevig omgreep haar dit eerst, dat zij vreesde, voor de ongeziene ogen te zullen uitglippen over straatvuil, of te struikelen. Maar het behoorde bij haar waardigheid, dit niet te doen.

De eerste bezoekers die zij ontving, vertelden nog een vreemd nieuwtje rond: men moest bij de Tacoma's de hele, witte gang ten einde lopen, want de mooie kamer lag aan de tuinzijde. De meubelen waren volgens de laatste smaak, het behangsel aan de muur grootbloemig en schoon. Zij hadden het kennelijk te hoog in 't hoofd, voor jongelui. Getuige een prachtige kleine kuifkast met kostbaar glas en zilver en dergelijke. Op de middelste plank stond daar onmenselijk mooi porselein, wit en roze.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken