Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Probleem in Aerdenberg (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Probleem in Aerdenberg
Afbeelding van Probleem in AerdenbergToon afbeelding van titelpagina van Probleem in Aerdenberg

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (11.23 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Probleem in Aerdenberg

(1972)–Olaf J. de Landell–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

III

In het hotel ‘De gouden Arm’ maakten we kennis met dr. Gants, die, toen hij hoorde dat wij vrienden waren van Henri van Doff, zich ontpopte als de medische adviseur, waarover Menters gesproken had. Hij bleek een gezellig prater te zijn van een jaar of vijftig, met vrolijke bruine lachogen. Terry hield zich aan de leugen betreffende onze vriendschap, en dit vergemakkelijkte veel voor ons.

Ik praatte bijna de hele middag met dr. Gants. We zaten samen in de conversatiekamer van het hotel, terwijl Terry boven, in onze kamer bezig was, enkele dingen aan te tekenen zoals hij zei. Ik was blij met zijn gezelschap, want de dokter bleek een langdurige praktijk te hebben, waarin zich heel wat treffende gebeurtenissen hadden voorgedaan. Hij tapte uit een schijnbaar onuitputtelijke bron van moorden en liefdesgeschiedenissen, ongelukken en toevalligheden, tot ik ervan duizelde en hem begon te verdenken van een ruime fantasie. Maar ik was hem dankbaar, dat hij me zo beziggehouden had, want anders zou ik die hele tijd alleen hebben moeten doorbrengen, en dat had nooit zo interessant kunnen zijn.

Om half zes voegde Terry zich bij ons, met mr. Burgheem, die we te dineren hadden gevraagd. We dronken een bitter en natuurlijk liep het gesprek weer over de dood van Martijn van Doff en de schuld, welke schijnbaar gezocht moest worden bij zijn broer.

‘Ik kan en wil niet geloven, dat de arme jongen dit gedaan heeft,’ zei mr. Burgheem nadrukkelijk, ‘'k Heb de beide broers vanaf hun jeugd gekend. En - het spijt mij, het te moeten zeggen, - als het andersom was geweest - tja.... dàn zou het volgens mij hebben kunnen zijn....

[pagina 29]
[p. 29]

Martijn was een beste vent, maar razend driftig en haatdragend, en soms jaloers bij het ziekelijke af.’ Hij keek peinzend voor zich uit, en herhaalde: ‘Dat had me aan het weifelen kunnen maken: als Henri dood was, en de feiten wezen zo sterk Martijn aan.... Hoewel het zelfs dan nog een uitzonderlijk geval zou zijn....’

‘Je moet moord eigenlijk nooit als regel beschouwen,’ vond Terry droog, en hij nam een grote slok.

Dr. Gants schoot in de lach, en vroeg: ‘Hebt u wel eens opgemerkt, hoe weinig “regel” er eigenlijk in het leven is?’

‘Dit was ook geen regel,’ hernam Burgheem. ‘Natuurlijk niet. Maar hier betrof het iets anders. Deze twee mannen leefden zo volkomen langs elkaar heen, - ze negeerden mekaar zo absoluut, dat ze daardoor automatisch uit elkanders buurt bleven.’

‘Het is toch bekend, dat ze die middag verschil van mening hebben gehad,’ voerde ik aan.

Mr. Burgheem knikte nadenkend en nipte van zijn glas.

Ik had een helder ogenblik, en vroeg nog: ‘Hadden ze geen gemeenschappelijke vijanden?’

Terry schopte me onder de tafel. Blijkbaar was ik niet helder genoeg, om naast hun grote geesten uit te blinken. Maar Burgheem glimlachte tegen me en antwoordde: ‘Ik zou de situatie niet beter kunnen tekenen, dan door te zeggen: Nee. Ze hadden geen gemeenschappelijke vijanden.’

Terry viel hierover. Het is zijn vak, over de dingen te vallen. Hij zei: ‘Drukt u zich nu niet een beetje onhandig uit?’

De ander nam hem kalm op en zei: ‘Het lijkt erop. Dat geef ik toe. Maar ik wilde alleen maar zeggen, dat ze zo weinig met elkander hadden uit te staan, dat ze niet eens dezelfde mensen kenden.’

‘Behalve dan het personeel,’ voerde ik aan. Ditmaal bleef de schop onder tafel achterwege.

Dr. Gants vroeg: ‘Kent u beiden Henri van Doff intiem?’

‘Och,’ ontweek Terry, ‘intiem.... dat is zo'n onbegrensde uitdrukking....’ Hij lachte tegen de arts en wees uitnodigend naar de fles waardoor hij handig de aandacht afleidde.

[pagina 30]
[p. 30]

Burgheem scheen dit wel te bemerken. Hij zei: ‘Ik heb de geneesheer-directeur van het ziekenhuis opgebeld. Hij acht het niet gevaarlijk voor de zieke, als u hem morgenochtend zoudt willen zien en spreken. Als u hem maar niet te erg opwindt.’

‘Natuurlijk niet, die arme kerel!’ antwoordde Terry warm.

‘U wordt bevoorrecht,’ zei dr. Gants, ‘want madame Enbourg heeft hem nog niet mogen zien....’ Hij leek iets van onze aanwezigheid in Aerdenberg te begrijpen.

‘Bezoek van een vrouw, en dan vooral van een beminde, is ook iets heel anders, dan een goede kennis, die even komt kijken,’ sneed Terry hem de pas af.

We moesten er allemaal om lachen, en dr. Gants ging er niet verder op in. Hij stond op en nam afscheid, daar volgens zijn zeggen thuis zijn ega wachtte met het dagelijks brood.

Toen hij weg was, vroeg Terry aan Burgheem: ‘Hoe oud zijn de beide broers Van Doff?’

‘Henri is drieëndertig,’ deelde de advocaat mee, ‘en Martijn was vijfendertig.’

‘En hoe oud,’ vroeg Terry botweg, ‘is madame Enbourg?’

Even knepen de oude ogen wat dicht, voordat het kalme antwoord kwam: ‘Ik heb haar nooit naar haar leeftijd gevraagd.... Maar ik zal u aan haar voorstellen, dan kunt u dat zelf doen.’

Hij stond op en gebaarde naar de deur. We gingen met hem mee. Toen we in het primitieve halletje kwamen, zweefde juist een elegante gestalte de trappen af: de dame in kwestie.

We werden door Burgheem geïntroduceerd, en zeiden om beurten: ‘Ravi, madame.’

Ze drukte ons de hand, toen Burgheem ons voorstelde als oude bekenden van Henri. Haar stem, zacht en diep, zong: ‘Enchantée, messieurs.’ En ik kon me, toen ik het prachtige figuur, de blanke huid en de schitterende ogen zag, dadelijk voorstellen, dat Henri van Doff met deze dame naar een bal masqué had gewild. Ze lachte bepaald mooi, en haar haar was van een diepblauw-bruin, zoals ik nooit eerder had gezien, hoewel het volgens Terry, expert in alle mogelijke bij-

[pagina 31]
[p. 31]

zonderheden, de natuurlijke kleur moest zijn. We waren eigenlijk allebei verrukt.

‘Oh,’ zuchtte ze, ‘vous êtes venus pour sauver mon petit Henri?....’ en ze schonk ons allebei een blik, die ik tot in m'n tenen meende te voelen.

Het leek me lang niet onmogelijk, dat de heren Van Doff om deze vrouw ruzie hadden gekregen. Was ze het niet ten volle waard?.... Ik geloof niet, ooit zo'n buitengewoon knappe verschijning gezien te hebben, van Françaises gesproken. Want Françaises zijn over het algemeen wel charmant en elegant en zelfs meeslepend, maar niet zozeer mooi. Deze was echter van een filmster-achtige schoonheid, wat nog geaccentueerd werd door haar eenvoudige japon van diep-groen fluweel. Het enige wat uit de toon viel was een blauwe striem, die dwars over alle vingers van de rechterhand liep: waarschijnlijk een gevolg van het ongeluk.

We gebruikten met elkaar het diner: Madame Enbourg, mr. Burgheem, Terry en ik. Mijn neef bestond het, geestig te zijn in het Frans, waarom ik hem benijdde, want madame lachte enige malen zeer hartelijk en welluidend om hem. Maar het was al een genot, haar te zien, en meer mocht ik als 33% van Terry niet verlangen, vond ik.

Ze vertelde van het heerlijke bal, waaraan zo'n afschuwelijk slot was gekomen, door het ongeluk - ‘ce pauvre garçon’ was op een gegeven ogenblik het stuur kwijt geraakt - en toen nog die ontzettende tijding: ‘la mort du frère....’

‘Hoe kwam het, dat monsieur Henri het stuur kwijt raakte?’ vroeg Terry, zonder met de ogen te knippen.

‘Oh,’ haar handen bewogen even, als zwevende vogels, ‘la cause... J'ai oublié la cause absolument, monsieur....’ In haar ogen glom een coquet lachje, dat grensde aan een knipoog. ‘Mille pardons, monsieur - - - Je l'ai oublié vraiement....’

Ik bloosde maar vast. Stomme, botte Terry. Wie vroeg nou zoiets? -

Hij grinnikte alleen maar even, en antwoordde glad: ‘Ca n'a pas d'importance, madame....’ Brutale vlerk, die hij is! Maar ten slotte moest hij brutaal zijn: dat brengt het vak mee.

[pagina 32]
[p. 32]

Over het algemeen vond ik, dat hij niet veel vragen stelde. Zijn manier van werken maakte me nieuwsgierig. Hij had mr. Burgheem verzocht, madame Enbourg niet in te lichten over onze ware identiteit.

's Avonds onder het uitkleden vroeg ik hem, of hij enig idee had.

‘Natuurlijk,’ zei hij hatelijk. ‘Die madame Enbourg is eigenlijk helemaal geen Française. Ze is de Amsterdamse Netty Brand, die ik zoek. En die dooie vent is Henk de Tippelaar. En zij heeft hem een kopje kleiner gemaakt, om die diamanten alleen te hebben. Ben je nou zoet?’

Ik was zo verontwaardigd, dat ik vroeg: ‘Hèb je eigenlijk als eens 'n zaakje opgelost?’ want daarmee tastte ik hem in zijn zwakke plek.

‘Nee,’ zei hij, en mepte naar me met z'n broek, ‘ik ben een kruk. En daarom heb ik jou nodig.’

Maar in het donker zei hij later: ‘Jij denkt natuurlijk, dat ze met haar pauvre garçon zat te vrijen, toen hij het stuur verloor.’

‘Zo zou je het kunnen noemen,’ gaf ik toe.

‘Maar,’ hernam Terry snugger, ‘als ze dat deed dan zat ze toch zeker tegen hem aan.... of tenminste vlak bij hem .... niet?’

‘Ja,’ raadde ik. ‘Dat zou ik wel denken.’

‘Mis,’ zei Terry. ‘Want hij kreeg het stuur in zijn maag, en brak een rib, en het glas van de voorruit sneed hem het voorhoofd kapot. Maar zij had niets. Alleen een blauwe plek, dwars over haar vingers.’

‘Dat kun je haar toch niet als beschuldiging aanrekenen!’ meende ik. ‘Ze zal die striem heus ook niet lollig vinden.’

‘Vooral niet, als die plek afkomstig is van de portier-kruk waaraan ze zich heeft vastgeklemd, om zo ver mogelijk uit de buurt van scherven en stuurstang te blijven,’ tjeemde Terry.

Het zweet brak me uit. Daar had ik haar zo bewonderd, en per slot van rekening had ik misschien met een moordenares aan tafel gezeten!... Ik schoof in mijn bed dichter naar Terry, en fluisterde: ‘Denk je, dat ze een misdadigster is?’

‘Welnee,’ grinnikte Terry. ‘Ik wou je alleen maar laten zien, hoe 'n kruk ik ben. Goeienacht.’

[pagina 33]
[p. 33]

Hij draaide zich op zijn andere zij en mafte in.

En ik bedacht dat we nog niet wisten, hoe oud madame Enbourg was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken