Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De gedichten. Deel 1 (na 1760)

Informatie terzijde

Titelpagina van De gedichten. Deel 1
Afbeelding van De gedichten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De gedichten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

ebook (3.97 MB)

XML (0.72 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De gedichten. Deel 1

(na 1760)–Pieter Langendijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 148]
[p. 148]

Melice,
Visscherszang, ter bruilofte van den heere Willem Kops, Nicolaasz. en jongkvrouw Sophia Kops.

 
By de Herulheimer duinen
 
Van wier aangenaame kruinen
 
't Oog naby, en in 't verschiet,
 
Zeil by zeil laveeren ziet,
 
Op de tuimelende baaren,
 
Daar Neptunus lief heur' hairen
 
In de zonnestraalen kemt,
 
Vrolyk zingt, en dart'lend zwemt,
 
Laat zich Zangers ruischpyp hooren.
 
Nimsen, die ons kunt bekooren,
 
Zingt hy, pryst de kracht der min,
 
Nu de schoone visscherin,
[pagina 149]
[p. 149]
 
Paerel van uw maagdereijen,
 
Welker deugden zich verspreijen
 
Langs 't Kaninefaaten strand,
 
Door de liefde is overmand.
 
Mikon smaakt als overwinnaar,
 
Heilryk en gelukkig minnaar,
 
Met Melice 't zoetste zoet,
 
Dat het hart verquikken doet;
 
Dat de wellust is van 't leeven,
 
Ziel met ziel in een doet zweeven,
 
Kussend' smeltende in elkâar,
 
Op de lipjes van een paar,
 
Dat, door 's hemels gunst gezegend,
 
Niets dan heil op heil bejegent.
 
Mikon, welk een zoete vreugd
 
Is het loon van uwe deugd?
 
't Puik der Kenn'mer visscherinnen,
 
(Zingen alle zeegodinnen)
 
Nimf Melice is nu gedwee,
 
Die zo koel was als de zee
 
Loof de dochter van Dione!
 
Dat men haar met paerlen kroone,
 
Zuiverer dan 't paerlemoêr,
 
Daar zy mê ten hemel voer,
 
Toen haar lachjes, en haar lonkjes,
 
En Godinne-minnevonkjes,
 
Met het omgelegen strand
 
Pafos zetten in den brand.
 
Hier zal nu haar Ciprus weezen,
 
Daar heur schoonheid wordt geprezen.
 
Zie haar op de wolken treên.
 
Ginder vliegt de wagen heen
 
Met twee duifjes en twee musschen,
[pagina 150]
[p. 150]
 
Die al trekkebekkend kussen,
 
Nu zy met der Uuren hulp
 
Daalt in haare paerle schulp,
 
En door 't span der witte zwaanen
 
Weet een weg in zee te baanen.
 
Zie de blanke spartel vis,
 
Die uit liefde dartel is,
 
Om haar ryke zeekoets springen,
 
Die dolfynen bly omringen
 
Spuitende in den zonneschyn
 
Straalen, die fonteinen zyn.
 
Zy genaakt de Kenn'mer duinen,
 
Welker geele en dorre kruinen
 
Groener worden dan Himet.
 
Zie, daar zy haar voeten zet,
 
Bloeijen bloemen, groeijen roozen,
 
Die als haare kaakjes bloozen.
 
Minnewichtjes, vlug en snel,
 
Vliegen naar de strandkapel,
 
Daar ze u vrolyk zal bejegenen;
 
Daar zy uwe min zal zegenen,
 
Voor het heilig Echtaltaar,
 
Lief en deugdryk visscherspaar.
 
Elk poogt zich op 't schoonst te çieren
 
Om dit vrolyk feest te vieren.
 
Al de buurt roept overluid:
 
Cipris kus de schoone bruid!
 
't Volk koomt van de bergen rennen.
 
De een brengt volgeladen' bennen
 
Van zyn allerëelste vis;
 
Die nu ersch gesneden is;
 
And'ren brengen uit hunn' stulpen,
 
Zeegewas, en raare schulpen,
[pagina 151]
[p. 151]
 
Die een schoone visscherin
 
Offert aan de mingodin.
 
Duizend snelle wichtjes bouwen
 
(Daar het lieve paar zal trouwen)
 
Met een vrolyk feestgebaar,
 
Rondom 't heilig Echtaltaar,
 
Paerlemoere galeryën,
 
Naast wier pylers van ter zyen
 
Wordt de kracht der min verbeeld,
 
Door de kunst, die de oogen streelt.
 
't Eene stuk verbeeldt de klagten,
 
Zo veel ongeruste nachten,
 
Door Melices lief gedaan,
 
By het schynen van de maan,
 
Eer hy haare fiere zinnen
 
Door de liefde kon verwinnen,
 
En vergeefs, langs 't barre duin,
 
Hulp verzocht van God Neptuin.
 
In een and're staat de schoone,
 
Half verwonnen van Dione,
 
Daar zy twyffelt; daar hy smeekt,
 
En naar 't schynt deez' reden spreekt:
 
‘Zoudt gy langer twyff'len kunnen,
 
Om me uw wedermin te gunnen,
 
Overschoone visscherin?
 
Is myn ongeveinsde min
 
U niet duizendmaal gebleken?
 
Vraag het aan de duinvalbeeken,
 
In wier leevend kristalyn
 
Myne minnetraanen zyn;
 
Vraag het aan de zeegodinnen,
 
Die u om uw' deugden minnen,
 
Hoe ik in myn teed're jêugd
[pagina 152]
[p. 152]
 
Wierd verwonnen door uw deugd;
 
Vraag....maar waarom zoudt gy 't vraagen?
 
Wy zyn één in naam en maagen,
 
En in ééne buurt gevoed;
 
Laat ons één zyn van gemoed.
 
Hoef ik, liefste myner nichten,
 
Iemant van ons dorp te zwichten
 
In de nutte visschery?
 
'k Ken de winden en 't gety;
 
'k Heb veel' knaapen, die de baaren
 
In myn dienst alom bevaaren.
 
Denk, ei denk eens, koele maagd,
 
Dat het u geen visscher vraagt,
 
Die om loon in zee moet zwerven,
 
En gy meenigmaal zoudt derven;
 
Neen ik kan op 't vlakke strand
 
Speelemeiën hand aan hand
 
(Zoo gy wilt een luchtje scheppen,
 
En de vlugge voetjes reppen)
 
Als een slegte visschersmaat
 
Om de kost in 't pinkje gaat,
 
Of zyn netten hangt te droogen.
 
Nimfje, denk wat wy vermogen.
 
Zoekt gy çiersel voor uw stulp;
 
Meenig' paerlemoere schulp,
 
Duizend raare zeegewassen,
 
Hier gevoerd door Nereus plassen,
 
Uit een vreemd gewest gebracht,
 
Heb ik, Lief, u toegedacht.
 
Maar wat kan 't my alles baaten!
 
Daar gy, wreede, my wilt haaten.
 
Wat mishaagt u in myn jeugd?
 
Koele maagd, gy kent myn deugd.
[pagina 153]
[p. 153]
 
Zult gy dan uw' fiere zinnen
 
Nimmer buigen om te minnen?
 
In een geestig stuk daar by,
 
Vol van minnekozery,
 
Ziet men hoe de trouwe liefde
 
Zyn Melice 't hartje griefde,
 
Die met haar koraalen mond
 
Staaft het heilig trouwverbond.
 
De overige stukken toonen,
 
Hoe de deugd het paar laat kroonen.
 
Godsvrucht çiert het met een krans
 
Van een sterrelichten glans.
 
De Eendracht schenkt de vreedepalmen,
 
En de min zingt zegengalmen.
 
Kon ik op een zeedolfyn
 
Nu een tweede Arion zyn,
 
Hoe zou 't aangenaam geschater
 
Galmen over 't kabb'lend water,
 
Zo myn lier den lof der trouw
 
In dit heerlyk Echtgebouw,
 
Dat Diones kunst verbeeldde,
 
Naa de waarde en schoonheid queelde:
 
Maar myn laage visschersriet
 
Slaat die hooge toonen niet.
 
Leid Melice naar de altaaren,
 
Braave Mikon, om te paaren
 
In den naam der Hemelgoôn.
 
Citheré biedt u haar kroon,
 
Hymen zal u blyde ontfangen.
 
Visschers meisjes zingt gezangen.
 
Zegent met een zoet geluid
 
Mikon, en zyn lieve Bruid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken