Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De gedichten. Deel 1 (na 1760)

Informatie terzijde

Titelpagina van De gedichten. Deel 1
Afbeelding van De gedichten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De gedichten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

ebook (3.97 MB)

XML (0.72 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De gedichten. Deel 1

(na 1760)–Pieter Langendijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 244]
[p. 244]

Op het huwelyk Van den konstlievenden Bruidegom Jan Wandelaar, en jongkvrouw Elisabeth Smit.

 
Gy treedt, ô Wandelaar, ten Tempel met uw bruid,
 
Terwyl een Dicht'ren rei, met lieffelyk geluid,
 
Ter eere van uw min, aan d' Aemstel zich laat hooren;
 
Een min die met uw' naam nooit in dien stroom zal smooren,
 
Zo lang de tekenkonst in vollen luister praalt,
 
Waar me gy hebt alom een eeuwige eer behaald:
 
Dies poogt myn zanggodin, op 't spoor van Febus zoonen,
 
Uw bruiloftsdisch naâ haar vermogen te bekroonen.
 
Gy tekende eer, vol konst, taf'reelen van de min;
 
Nu zyt gy 't voorwerp zelf: want Ciprus strandgodin
 
Heeft 't kuische minnevuur u in het hart ontsteeken;
 
Zy was gezeten aan de lommerryke beeken
 
Van 't vrolyk Ida, daar de zoele westewind
 
Viool en roozen blaast; wanneer haar dertel kind
 
Vertelde dat uw konst Apolloos liefde maalde;
[pagina 245]
[p. 245]
 
Hoe hy, verwinnaar van draak Pithon, zegepraalde,
 
En eindelyk verliefde op Dafne, trots en fier,
 
Die tot zyn hartenleed veranderde in laurier.
 
Hoe, sprak Dione, zal zyn konst de min graveeren!
 
En hy niet op zyn beurt de kracht der liefde leeren?
 
Gaa heen Kupido, tref den braaven konstenaar;
 
Zo wordt hy 't vuur der min in 't koele hart gewaar.
 
Toen streek het looze wicht, klapwiekende op de winden,
 
Naar Aemstels zilv'ren stroom, om 't lieve paar te vinden.
 
Toen wierdt ge, ô Wandelaar, door zyne pyl geraakt,
 
Met uwe Elizabeth, daar nu uw hart om blaakt;
 
Gy wierdt gevangen door haar lieffelyke lonken;
 
Haar schoonheid stookte uw' vlam, haar oogjes minnevonken.
 
Ei, zeg my, hebt gy ooit een schoonheid afgebeeld
 
Die u zo 't hart verrukte, of meerder heeft gestreeld?
 
ô Neen: want trof uw konst een schoonheid naar het leeven;
 
De schoonheid van de ziel kost gy aan 't beeld niet geeven.
 
Penelopé is meer beroemd door haare deugd
 
Als schoonheid; want zy heeft de bloem van haare jeugd,
 
Op 't rotsig Ithaka, in kuischeid lang versleten.
 
Zy kon haar koning, held Ulisses, niet vergeeten;
 
Schoon hy, gelyk het scheen, Penelopé vergat;
 
Als hy in Azië, de groote waereldstad,
 
Het machtig Troije, met de Grieken hielp bestryden.
 
Zy moest veel stormen op haar hart van minnaars lyden:
 
Maar hieldt door naerstigheid en deugd zich onbesmet,
 
Tot zy haar held ontfing, vol liefde, op 't kuische bed.
 
Ik hoef ô bruidegom geen voorbeeld op te haalen:
 
Gy ziet uit de oogen van uw bruid de deugden straalen;
 
Die schoonheid van de ziel, die meer uw hart verwon,
 
Dan 't schoone ievoore beeld wel eer Pigmalion.
 
Had ik uw groote konst, wat zou ik al graveeren!
 
Wat fraaije stukken zou ik in myn werk stoffeeren!
[pagina 246]
[p. 246]
 
Ik zou uw bruiloftszaal, omringd van minnegoôn,
 
Verçieren naar de konst; uw bruid, zo kuisch als schoon,
 
Wierd door de deugd geleid, gy volgde op haare schreeden,
 
En wierd geluk gewenscht van al de zaligheden:
 
Maar myne poëzy, te laag van styl en toon,
 
Moet zich vernoegen dat haar wil u beide kroon',
 
En wenscht u dat gy moogt gelukkig, veele jaaren,
 
Den hemel danken, die u t' saamen heeft doen paaren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken