Beschryvinge van de stadt Hulst(1687)–Jacob van Lansberghe– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio *6r] [fol. *6r] Op de Beschryvinge der Stadt Hulst, Door den heer Jacob van Lansberghe, Borgermeester der selver Stadt. SOo heft dan Hulst het hooft om hoog, (Schoon kleen) als andere grooter Steden; Dus blinckt haer Oudtheyt in ons oog, Uyt d' Assche der Vergetelheden. De Schrijver die te rugge kijckt Veel Eeuwen opwaerts; merckt de Plecken Naukeurig, waer een vonckje blijckt Om Wieg en Naems-begin t' ontdecken: Die duyster, by verloop van tijt Hem toeligt met een flauwen doorschijn; Hy onvermoeyt in dapp're vlijt Brengt Schatten uyt die Mijn' te voorschijn: Soo 't yder Hooft-Stuck schicklijck meld; Wat stormen des Gevaers ontvloden, De Stadt geredt zy, en hersteld Van Swaerd, van Brand, van Waters-noden. Haer grondt beverst met Martel-bloet [Folio *6v] [fol. *6v] En, hoe gebuckt voor 't juck van Spanje, Sy wierd herwonnen door de moedt En Wapen-kragt van 't fier Orangie; En vorder.... Maer waer toe den ren (Dat doch geen glans aen 't werck kan geven) Te volgen van die snege pen? Daer in doorleert en fix bedreven: Als sijnd' al blockend opgegaart In vroege jonckheyts avond-uyren; Doch d'uytgift tot nu toe gespaart, Gerijpt, beschaaft, om bet te duyren. Dit voorbeeld moet de loffer jeught Doen overtuygt van schaamte blosen, Die domplend' in hun dwase vreugt De bloem haars tijts verwarelosen. Sanderus maalde als Guicciardijn De Stadt met weynigh grove streken; Lansberghe toontse in netter schijn Haar selfs, schoon aan haar selfs ontleken: Die nu haer Wapen-Crans verwenst, Van steecklig Hulst, om met Laurieren Een beter groen dat niet verslenst, Haer Borgermeesters hooft te cieren. Geertruyd Gordon de Graeuw. Vorige Volgende