Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mnemosyne (ca. 1840-1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mnemosyne
Afbeelding van MnemosyneToon afbeelding van titelpagina van Mnemosyne

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

Scans (17.92 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mnemosyne

(ca. 1840-1850)–Abraham Johannes Lastdrager–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De gastvrije Negerin.

De ondernemende reiziger mungo park werd door de Afrikaansche Maatschappij in Engeland uitgezonden, om de binnenlanden van Afrika te onderzoeken. Op dezen gewaagden togt ondervond hij vele gevaren en moeijelijkheden; maar hij zag ook zijne behoeften dikwerf vervuld en zijne zorgen verligt door de voorkomendheid en het medelijden der Negers.

Zoo geeft hij onder anderen de volgende beschrijving van de gastvrije behandeling, hem door eene Negerin bewezen: ‘Te Sego, de hoofstad van het koningrijk Bambarra, aan de boorden van den Niger, gekomen zijnde, wenschte ik naar dat gedeelte der stad waar het verblijf des Konings gelegen is over te varen; maar wegens de menigte menschen, die mede begeerden aan de overzijde te komen, moest ik wel twee uren wachten. Terwijl ik mij daar ophield, had men den Koning madone reeds gemeld, dat een Blanke aan den anderen oever toefde, die gekomen was om hem te zien. Dadelijk zond de Vorst nu een zijner eerste ambtenaren om mij te zeggen, dat de Koning mij niet kon ontvangen, ten zij hij wist welke reden mij in zijn land had doen komen.

[pagina 91]
[p. 91]

Deze boodschapper gaf mij den raad om in een naburig dorp, dat hij mij aanwees, te overnachten; zeggende dat hij mij den volgenden morgen zou onderrigten, hoe ik mij verder te gedragen had. Deze ontvangst was wel niet zeer aanmoedigend; doch daar er niets aan te veranderen viel, ging ik naar het dorp. Niemand wilde mij hier echter in zijne hut opnemen. De inwoners beschouwden mij met verbazing en vrees, en ik zag mij genoodzaakt, den geheelen dag zonder voedsel in de schaduw van een boom te blijven zitten. De nacht voorspelde nog minder goeds; want de wind stak op, en het scheen hevig te zullen gaan regenen. Ook kwamen er zoo veel wilde dieren in den omtrek, dat ik reeds plan maakte om op een boom te klimmen en tusschen de takken te slapen. Maar bij het ondergaan der zon, toen ik mij juist gereed maakte om den nacht op die wijze door te brengen en mijn paard losmaakte, om het vrij te laten grazen, bleef eene Negerin, die van den veldarbeid huiswaarts keerde, voor mij staan, bezag mij, en bemerkende dat ik moede en neèrslagtig was, vroeg zij, wat mij deerde. Ik gaf haar te kennen dat ik honger had en onder dak wenschte te komen; waarop zij met blijken van medelijden het zadel en den toom van mijn paard opnam, en mij wenkte haar te volgen. Nadat ik in hare hut gekomen was, stak zij eene lamp aan, spreidde eene mat op den grond, en zeide dat ik daar den nacht kon doorbrengen. Ook ging zij heen om mij eenig eten te bezorgen, en keerde weldra terug met een' grooten visch, die dadelijk op het vuur half gaar gebraden werd en mij daarop ten maaltijd strekte. Na alzoo de pligten jegens een armen vreemdeling vervuld te hebben, ging mijne weldoenster (mij een gerusten slaap wenschende,) naar hare vrouwelijke bloedverwanten, die mij al dien tijd met verbazing hadden aangestaard, ten einde te zien hoe veel katoen zij intusschen gesponnen hadden, waarna zij met dezen haren arbeid nog een goed gedeelte van den nacht aanhielden.

[pagina 92]
[p. 92]

Zij verligtten zich het werk door een voor de vuist gemaakt lied, waarvan ik het onderwerp was. Het werd door eene der jongere vrouwen voorgedragen, terwijl de anderen als koor invielen. De wijs er van was zacht en weemoedig, en de woorden luidden aldus: “De wind blies en de regen viel. De arme Blanke kwam zwak en moede, en zat onder onzen boom. Hij heeft geene moeder, die hem melk brengt, noch eene gade om zijn koren te malen;” - waarop het koor inviel: “Dat wij den Blanke beklagen; geene moeder brengt hem melk; geene gade maalt zijn koren.”

Zoo iets moge den lezer beuzelachtig schijnen, mij trof het in hooge mate. Ik werd door deze onverwachte goedhartigheid diep geroerd, en de slaap vlood van mijne oogen. Des morgens bood ik aan mijne meewarige gastvrouw twee van de vier koperen knoopen aan, die nog aan mijn vest zaten; want dit was alles wat ik haar kon schenken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken