Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bloemen mijner lente (1839)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bloemen mijner lente
Afbeelding van Bloemen mijner lenteToon afbeelding van titelpagina van Bloemen mijner lente

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

ebook (3.69 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bloemen mijner lente

(1839)–Karel Lodewijk Ledeganck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina i]
[p. i]

Voorwoord.

De Letterkunde is by my niets anders dan eene verpoozing van ernstiger bezigheden; en niets anders moet of mag zy zyn voor al die iegens Maetschappy en Gezin dadelyke pligten te vervullen heeft.

Sedert dat de regtswetenschap voor my eene hoofdzaek is geworden, zyn er soms jaren verloopen zonder dat ik aen de geliefde kunst heb kunnen denken, en zelfs in dit oogenblik vergt een werk van ernstigen aerd al myne aendacht. Indien heden eenige myner Kunstvoortbrengselen het licht zien, is zulks niet omdat ik ze hooger schat dan zy 't verdienen; 't is omdat er zich onder dezelve twee bevinden (ik behoef ze niet aen te wyzen) welke myn hart dierbaer zyn, en die het my zoet ware aen de vergetelheid te kunnen onttrekken. Daerby leven wy in een tydstip waerin onze nationaliteit deerlyk wordt miskend; waerin, by een groot deel onzer landgenooten, tot zelfs het bestaen der moedertael wordt betwist. Het is dus misschien niet zonder verdienste, in zulk een tydstip iets bytedragen tot bestryding van vreemden invloed, en tot verdediging van het grootste kenmerk onzer volks-zelfstandigheid, de Tael.

Om de ongelukkige vooringenomenheid iegens onze schoone Moedertael tegen te gaen, had ik, reeds voor eenigen tyd, het voornemen daertoe een meer gepast

[pagina ij]
[p. ij]

werk te leveren, namelyk eene dichterlyke, doch zoo veel mogelyk naeuwkeurige, vertaling van een aental uitgekozene stukken der grootste dichters onzer eeuw, De Lamartine, lord Byron en Schiller. Zulk eene vertaling, met den oorspronglyken tekst op zyde, zoude tot vergelyking aenporren, en alzoo den kring der Vlaemschlezenden van lieverlede uitbreiden. Daer ik alsnu van dit voornemen moet afzien, bepael ik my tot mededeeling in dezen bundel van drie stukjes, als proeven, uit eerstgemelden dichter. Zy zyn getyteld: De Wysheid, Lofzang van het Kind by zyne ontwaking, en De Kluizenaer. Men gelieve ze te vergelyken met die welke in zyne Méditations en Harmonies voorkomen onder den tytel van: La Sagesse, Hymne de l'Enfant à son reveil, en Le Solitaire. Daer zyn er onder myne kunstgenooten, wier talent voor dusdanig een werk meer geschikt is dan het myne; en deze zouden, door zulk eenen arbeid, wezenlyk nut stichten, en de blaem van minderheid tegen de Tael opgeworpen, werkdadiglyk en waerdiglyk wreken.

Over de stukken in dezen bundel voorkomende heb ik weinig te zeggen. Het ware overbodig te doen opmerken dat ik, by het vervaerdigen van het prysvers: Zegeprael van 's Lands onafhanglykheid, de verschillende omwentelingen die opvolgelyk deze onafhanglykheid hebben bevorderd, in het oog gehad heb, en niet uitsluitelyk de laetste. Sommigen heeft dit gebelgd, en volgens hen, had myn vers een smaeddicht tegen de voormalige Regering moeten zyn; anderen, in tegendeel, hebben my dit vers als eene misdaed aengerekend. Aen beiden antwoord ik, met Frankryks grooten lierdichter:

 
‘Non, sous quelque drapeau que le barde se range!
 
La muse sert sa gloire et non ses passions;
 
Non, je n'ai pas coupé les ailes de cet ange,
 
Pour l'atteler, hurlant, au char des factions!’
[pagina iij]
[p. iij]

Het Vaderland moet ieder boven alles beminnen, maer die het door partyzucht meent te dienen, is een verdwaelde, en in myne oogen ware het eene schennis de poëzy tot staetkunde te verlagen. Overigens, indien gemeld prysvers eenige uitlegging noodig heeft, diene daertoe het vers getyteld: De Vrede.

Voor den Boudewyn heb ik de volgende schryvers geraedpleegd: J.J. de Smet, Histoire de la Belgique, welke Le Beau, Histoire du Bas-Empire, aenhaelt; A.J. Panckoucke, Abrégé Chronologique de l'Histoire de Flandre; Dewez, Histoire générale de la Belgique; Baron, Mosaïque Belge. Zoo veel de dichterlyke behandeling het toeliet, heb ik my gehouden aen de meest waerschynelyke historische oorkonden. Trouwens, de geschiedschryvers zyn het tegenwoordig genoegzaem eens, om in den Kluizenaer van Glançon geenzins Boudewyn van Constantinopel te erkennen, waer wel een' gelukzoeker, Bertrand de Rays genaemd, die het werktuig en het slagtoffer der eer- en wraekzucht van sommige Vlaemsche en Henegouwsche edelen was. Wat het tooneel der gebeurtenis aengaet, elke lezer weet dat Bulgarië, destyds magtig koningryk, thans een gewest van het Turksch gebied uitmaekt, nog beroemd om zyne baden en de menigte van adelaren in deszelfs gebergten. Ternovo, de oude hoofdstad, is tot een dorp vervallen.

Men wil dat Balzac, in eene zyner vertellingen, iets gelykend aen den conscrit in de Weduwe en de Wees, hebbe aengeteekend. Ik had geene gelegenheid zulks nategaen. Genoeg zy het te weten dat het onderwerp dezer romance niet geheel en al een verdichtsel is. Fritz en Mathilde en de Hut in 't Woud zyn vruchten der verbeelding.

Met betrekking tot de spelling, heb ik gemeend te

[pagina iv]
[p. iv]

moeten volherden in het stelsel hetwelk ik in de commissie ter beoordeeling over den uitslag der prysvraeg, door het Staetsbestuer nopens het stuk uitgeschreven, heb helpen verdedigen.

Een schryver heeft de Vlaemsche Dichtkunst in drie scholen verdeeld. Weinig bekreun ik er my aen onder deze of gene te worden gerangschikt. Zeker is het dat ik even wars ben van styve en drooge taelgeleerdheid in poëzy, als van opgeblazen en tegen de wetten der kunst aendruischend bombast, het moge rhetoricael of romantisch zyn. Oorspronglykheid was steeds myne betrachting, het gevoel steeds myne bron. Waer ik vertaelde was zulks opzettelyk. Liever dan anderen van verre natezingen,

 
‘I had rather be a kitten
 
And cry mew!’

zoo als Shakespeare ergens zegt.

Ik herhael het: twee myner voortbrengselen zyn myn hart dierbaer, en om hunnent wille alleen zien de overige het licht. Gevoelige zielen zullen oordeelen of de myne in deze twee is overgegaen. Kenners zullen beslissen waer eigenlyk de andere verdienden te worden geplaetst - aen den haerd of op de pers.

 

de dichter.

 

Somergem, 30 Lentemaend 1839.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken